Het houvast van een hemelse lofprijzing
EFEZE 1:1-3
1 PAULUS, EEN APOSTEL VAN JEZUS CHRISTUS, DOOR DEN WIL VAN GOD, AAN DE HEILIGEN, DIE TE EFÉZE ZIJN, EN GELOVIGEN IN CHRISTUS JEZUS: 2 GENADE ZIJ U EN VREDE VAN GOD, ONZEN VADER, EN DEN HEERE JEZUS CHRISTUS. 3 GEZEGEND ZIJ DE GOD EN VADER VAN ONZEN HEERE JEZUS CHRISTUS, DIE ONS GEZEGEND HEEFT MET ALLE GEESTELIJKE ZEGENING IN DEN HEMEL IN CHRISTUS.
De evangelist Lukas beschrijft in zijn overbekende hoofdstuk 2 wat er gebeurde in die éne nacht bij de herders in de velden van Efratha. Opeens was daar een engel van de Heere en de heerlijkheid van de Heere omstraalde hen. Met als gevolg dat deze herders zeer bevreesd werden. Maar niet voor lang, want niet lang daarna klonk de heilsboodschap gevolgd door een hemelse lofprijzing. De engelen bejubelden daar het ‘Ere zij God in de hoogste hemelen’. Aan deze lofprijzing was die van Maria en Zacharias al voorafgegaan, en ze zal worden gevolgd door die van Simeon. Houdt het Woord hierin de gemeente van God niet voor om in het vaak zo aardeduister van deze werkelijkheid de lofprijzing gaande te houden?
Het lijkt erop dat Paulus dit laatste ook doet als hij zijn brief schrijft aan de gemeente van Efeze. En let wel: hij schrijft deze brief op volmacht van zijn Zender. Dit betekent voor ons dat we deze woorden moeten lezen als een brief van Jezus Christus Zelf! Wat hij ons schrijft is niet wat Paulus ergens van vindt, of hoe hij iets ervaart. Hij komt met het Woord van Christus. En dat alleen biedt houvast. Zijn brief zet niet in met een sombere beschrijving van de omstandigheden. Ondanks het gegeven dat hij zelf een gevangene is (3:1; 4:1; 6:20) en de stad Efeze bekend stond om de tempel van de Griekse godin Diana of Artemis alsook haar occultisme, houdt hij de gemeente deze lofprijzing voor.
En hoe adresseert hij deze gemeente? Dat doet hij op twee manieren. Ten eerste zijn het de heiligen, die wonen in de plaats Efeze, zoals vele gemeenten vandaag een plaats hebben waar ze samenkomen. Aansluitend laat hij er een ande-re adressering op volgen: de heiligen zijn ook de gelovigen ín Christus Jezus. Het is goed om even stil te staan bij beide woorden. Dat ze heiligen genoemd worden onderstreept dat ze door God zijn afgezonderd, ingelijfd in Zijn gemeente. Hij bouwt Zijn gemeente, neemt ons in beslag. Daarbij zijn het ook de gelovigen ín Christus Jezus, met andere woorden: ze hebben hun vertrouwen gesteld op Hem, ze zijn met Hem verbonden, in Hem geworteld. Geloven is jezelf iedere keer weer in de toevlucht toevertrouwen aan Christus Jezus. De groet die Paulus laat volgen is niet alledaags, maar wel nodig voor alle dag, want hij zet in met ‘genade en vrede’, een twee-eenheid. Genade is het welgevallen van God waar we geen recht op hebben. In het woord genade proeven we het liefdevol omzien van God. En het gevolg van deze onverdien-de genade is de vrede met God, want Jezus Christus is onze vrede (2:14). Met deze twee woorden worden de heiligen en gelovigen begroet, niet door Paulus, maar door God onze Vader en de Heere Jezus Christus en daarom geven ze altijd weer reden tot biddende overdenking. Past hier geen oudtestamentisch Selah, een biddende stilte, voordat de gemeente van Christus in deze wereld zich onder mag laten dompelen in de lofprijzing die op deze woorden volgt?!
Met vers 3 begint Paulus met de lofprijzing op God en deze loopt door tot en met vers 14! Deze woorden roepen bij mij de herinnering op aan Psalm 34 waar de lezer opgeroepen wordt om te smaken en te zien dat de HEERE goed is. En zo ook nu het houvast van het adres en de lofprijzing te proeven en te smaken.
Ze begint met God de Vader aan te wijzen als de bron van zegen. Het Hebreeuwse woord dat zegenen betekent, heeft ook de betekenis van prijzen en aanbidden. Met andere woorden: geprezen, aanbeden zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus.
Wat is de aanleiding voor deze hooggestemde woorden? Die ligt in alle geestelijke zegening waarmee Hij ons – met Christus in de hemelen – gezegend heeft. Dat deze zegeningen ‘geestelijk’ worden genoemd, komt omdat ze behoren bij de Geest van God! Het is déze Geest Die de gelovigen in al deze zegeningen laat delen en dat ín Christus, in geloofsverbondenheid met Hem. Onderstrepen we het woord pas (Grieks), ‘geheel, alle’?! Het is een duizelingwekkende werkelijkheid, dat de Geest de gelovige laat delen in de rijkdom van deze zegen (lees vers 3-14!). In de velden van Efratha ging de hemel open en klonk het ‘Ere zij God in de hoogste hemelen’. En ook hier gaat in het Woord de hemel open, want daar, in de hemelen, troont Christus. De herders zijn met haast gegaan en hebben het Kindeke Jezus gevonden. Hij was het Die de kruisdood stierf en deze dood door Zijn opstanding overwon. Nu weet de Kerk hier op de aarde zich op weg naar Zijn tweede komst, maar dit staat vast: door Zijn dood en opstanding en door Zijn Geest delen de gelovigen in alle zegeningen in Christus. Zo roept het Woord de Kerk en in haar de heiligen en gelovigen op, in alle strijd en aanvechting, nochtans met haast te belijden: dit Woord is mijn enige troost en houvast in leven en in sterven.
Nijkerk, N.A. Donselaar VDm
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 december 2020
Kerkblad | 24 Pagina's