Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Oude of nieuwe rijm

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oude of nieuwe rijm

Wulfert Floor over de psalmberijming van Datheen en 1773

4 minuten leestijd

In een niet uitgegeven oefening over Psalm 65 vers 1-3 (uitgesproken op 13 augustus 1852 en op 26 januari 1862) besteedde Wulfert Floor ruim aandacht aan de verschillende psalmberijmingen die in de loop der eeuwen verschenen zijn.

Over de psalmberijming van Datheen merkte hij op: ‘Van hem is die psalmberijming die wij tegenwoordig nog noemen de ‘oude rijm’, en die onder ons genoeg bekend is, en nog door sommige godzalige lieden gezongen wordt. Zijn psalmberijming is algemeen in de kerk ingevoerd en 199 jaren in gebruik geweest, namelijk van 1574 tot 1773. Evenwel maakte Philips van Marnix, heer van Sint-Aldegonde, bijna gelijktijdig met Dathenus een berijming, waarvan Petrus Dathenus zelf getuigde dat ze beter was als de zijne. Doch die van Dathenus was toen al aangenomen en werd ook gebruikt.

Nochtans ontbrak het niet aan geleerde en godzalige mannen, die iets tegen de zogenoemde oude berijming hadden. Niet omdat zij dezelve onrechtzinnig konden verklaren, maar omdat ze deerlijk kreupel in rijm is, en omdat men opmerkte dat ze maar slecht met de grondtekst overeenkwam en hier en daar wijd van het oogmerk des dichters afweek.’

Nuchtere conclusie

Daarna schetste Floor in zijn oefening de totstandkoming van de berijming van 1773. Vervolgens concludeerde hij nuchter: ‘Na dit alles zeggen wij: zijt gij met David een liefhebber van zingen? Zingt dan oude rijm of nieuwe rijm, maar veracht ze geen van beide. En veracht ook zulke mensen niet die een berijming zingen die misschien u niet bevalt. Van het jaar 1540 tot 1574 behielp men zich in de Gereformeerde Kerken hier en daar met het zingen van de rijm van W. van Nievelt, van Marot en Beza, en die van Utenhove van Gent. Maar van 1574 tot 1773, en dus 199 jaar, hebben onze getrouwe en godzalige voorouders de oude rijm buiten twijfel met veel zegen gezongen. En dus zou het van ons een stoute verwaandheid zijn om het zielenvoedsel onzer vaderen te versmaden.’

Floor sprak ten slotte ook zijn eigen voorkeur uit. ‘Ik voor mij houd de oude rijm niet volmaakt, en ook de nieuwe niet, hoewel ik de nieuwe ver boven de oude heerlijk en nuttig acht, en nochtans ook het zingen van de oude niet verachten wil.’

Lofzang in stilheid

Hij achtte de gestalte van de dichter uit Psalm 65 veel belangrijker dan een voorkeur voor oude of nieuwe rijm. ‘Zingt wat gij zingen wilt, zingt oude rijm of nieuwe rijm, als gij maar zeggen kunt, zoals de dichter hier verder zegt: ‘De lofzang is in stilheid tot U, o God, in Sion.’ Uitwendige stilheid kan nooit met het zingen van een lofzang gepaard gaan, dit weten wij vast, en dus spreekt het vanzelf dat wij dit van een inwendige stilheid moeten verstaan.

Sion, de Kerk van het Oude Testament, en ook Sion, de Kerk van het Nieuwe Testament, is het beste bekwaam om den Heere lofzangen te zingen, als er stilheid van onderwerping aan Gods wijze wil in het hart is. Of als er die inwendige zalige stilte en vrede mag zijn, die uit de verzoening en vrede met God voortkomt. En als de zonden stil liggen en er dus geen rumoer van binnen is. Dan kan Sion haar lofzangen zingen tot den Heere haar God, terwijl men op andere tijden menigmaal maar een ledig geschreeuw maakt dat in de lucht verdwijnt.’

Toepassing

Floor maakte gelijk de toepassing. ‘Keert nu hiermee eens naar binnen en vraagt eens: ken ik die stilheid van onderwerping aan den Heere? Dat zeggen: de Heere woont in Zijn heiligen tempel, zwijg voor Zijn aangezicht, gij ganse aarde, Habakuk 2 vers 20. Ken ik die stilheid van vrede in mijn hart, omdat ik door Christus met God verzoend ben? Ken ik het dierbare en zalige ervan, als het rumoer van zondige verdorvenheden van binnen mag stil zijn? Weet ik ervan, om uit die geestelijke stilheid mijn lofzangen op te heffen tot God? Of ben ik een schreeuwer, die altijd maar voortschreeuwt zonder dat mijn hart er ooit of immer bijkwam? Indien het laatste waarheid is dan helpt het weinig of wij oude rijm zingen of nieuwe, want de Heere ziet niet zozeer op de rijm noch op de wijze noch op de stem, maar op het hart! Zijn ogen zien in zingen, in bidden, in danken, en in alles, naar waarheid in het binnenste. En daarom behoren ook wij daarnaar te staan. En indien wij ongelukkigen dat op ons doodsbed nog misten, dan zou eenmaal ons veel of weinig zingen in de eeuwigheid in klagen en treuren moeten veranderen.’

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2025

Oude Paden | 64 Pagina's

Oude of nieuwe rijm

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2025

Oude Paden | 64 Pagina's