Maria en de heiligen als twistappels in dialoog met visueel rijk Rome
Protestantisme worstelt met beeldcultuur in geloofsoverdracht
Een van de meest ingrijpende verschillen tussen de Rooms-Katholieke Kerk en de kerken van de Reformatie betreft de positie van Maria en de heiligen. Gelovigen hebben volgens protestanten een directe toegang tot Christus en dus geen bemiddelaars nodig, laat staan dat zij deze mogen aanbidden. Bovendien: is het beeld wel een geschikt medium voor de Woordverkondiging?
Opvallend is de toenemende belangstelling voor Maria. Maar wie is zij eigenlijk? Maria, wie ben jij?, zo vraagt de Vlaamse hulpbisschop Koen Vanhoutte zich af in zijn boekje onder gelijknamige titel (uitg. Halewijn). Maria is niet alleen onze voorspreekster, zo stelt hij, maar zij is ook het voorbeeld als grootgelovige vrouw, iemand met een sterk godsvertrouwen. Als geen ander kent Maria de stille, biddende omgang met Gods Woord. “Ze staat er voor open, ze ontvangt en overweegt het, ze geeft antwoord met heel haar leven.”
In de woorden die Jezus aan het kruis sprak tot Zijn leerlingen: “zie uw moeder” (Joh. 19:27), beluisteren christenen volgens Vanhoutte het aanstellen van Maria tot moeder van allen die broeders en zusters willen zijn van de Heer. Paus Franciscus heeft daarom vorig jaar Pinkstermaandag uitgeroepen tot gedachtenis van “Maria, moeder van de Kerk.” Vanhoutte: “Het drukt het vertrouwen van de Kerk uit in de blijvende moederlijke zorg en voorspraak van Maria.”
Dat gaat niet met geweld gepaard. Typisch katholiek is dat de Heilige Geest zich bij Maria niet opdringt, aldus Vanhoutte. “Hij breekt niet binnen in haar hart. Hij eerbiedigt haar vrijheid en wacht op haar instemming.” Zo is de Kerk geen verzameling van krachtpatsers, maar van leerlingen die aangeraakt worden door de Geest. “Maria laat zich kennen als een gelovige gastvrouw voor de Geest, die in haar en in de eerste Kerkkring woont en werkt.”
Moeder van alle gelovigen
Maria verbindt Oude en Nieuwe Testament, kerk en Israël. Met Maria begint het nieuwe verbond, dat zich tot de gehele mensheid richt en een nieuwe mensheid schept, stelt Ursula Bleyenberg in de bundel Die Mariologie im deutschen Sprachraum, onder redactie van Manfred Hauke (Verlag Friedrich Pustet). Met paus Benedictus XVI heeft de mariologie nieuwe impulsen ontvangen. Hij belijdt de leer van de medeverlossing in Maria, zonder echter deze term te gebruiken, aldus Michael Stickelbroeck.
Het boek van Joachim Werz en Josef Kreiml, Mariahilf. Geschichte – Theologie – Frömmigkeit (Verlag Friedrich Pustet, Regensburg) geeft mooie historische overzichten van de tere moeder-kind-relatie bij Jezus en Maria, waarvan het Mariahilf-Bild van Lucas Cranach de oudere (1472-1553) een van de bekendste is. Maria en Jezus worden in het schilderij samen uitgebeeld onder een doorzichtige sluier. Beide personen omvatten het geheim, door beide wordt het zichtbaar. Een sluier wil opgelicht worden. Het gaat om een publiek geheimenis. Het geeft de innige betrekking weer tussen een God die kind werd om zijn schepsel te ontmoeten. Het beeld van een God die geen angst had voor de nederigheid, in de machteloosheid van een kind.
Maria is de eerste nieuwtestamentische gelovige en mag gezien worden als de moeder van allen die in Christus geloven, zo stelt Arnold Huijgen in zijn boek Maria. Icoon van genade (uit. KokBoekencentrum, inmiddels vijfde druk en bekroond als het beste theologische boek van het jaar). Maria bepaalt de gelovigen bij het moederlijke karakter van de kerk. De kerk is moeder in die zin dat zij haar kinderen baart, voedt en troost. Het besef van de kerk als moeder kan echter het beste gevoed worden door Woord en sacrament. Het aanroepen van Maria om hulp is historisch te begrijpen maar is niet nodig, omdat de toegang tot Christus vrij is. Maria als icoon of venster van genade eren of hoogachten mag wel; dan aanbidt je haar nog niet. “Bidden tot Maria is onnodig omdat er vrije toegang is tot Christus. Maria in gedachten houden als voorbeeld is beter. Het beste komt zij tot haar recht in haar transparantie tot op Gods genade.”
Het probleem was dat Christus steeds onbereikbaarder werd en men in de kerk een gelovige of heilige nodig had die dicht bij de mens stond. In de geschiedenis van de kerk werd Maria als meer nabij ervaren dan Christus. Zij doet een goed woordje voor de gelovigen. Er bestaat een brede consensus in de kerk dat alleen God aanbeden mag worden, maar de wegen gaan uiteen rond het vereren van heiligen in het algemeen en Maria in het bijzonder. Als Maria als zodanig in het middelpunt komt te staan, is er sprake van afgoderij.
Positie Luther
Opvallend is hoe positief Luther over Maria spreekt. Hij was een liefhebber van Maria, aldus Huijgen. Dat blijkt vooral uit zijn vertaling en uitleg van haar lofzang, het Magnificat. Hij schreef deze in 1520 en 1521, net voor de definitieve breuk met Rome. Hij maakte deze af tijdens zijn verblijf op de Wartburg, toen hij vogelvrij werd verklaard. Hij raakte wel los van Rome maar niet van Maria, aldus Huijgen. In zijn uitleg waarschuwt Luther om Maria tot abtgottin te maken, maar hij schrijft wel: “We moeten Maria aanroepen, dat God door haar wil geven en doen wat wij bidden, dus net zoals alle andere heiligen aangeroepen kunnen worden.”
Luther verkeerde volgens Huijgen in de laatmiddeleeuwse sfeer waarin heiligen om allerlei redenen aangeroepen worden. Deze wereld was voluit reëel. Maar afzonderlijke aandacht voor Maria wijst Luther af. Wie Maria is, is ze door genade. Haar voorbeeldfunctie blijkt vooral in haar nederigheid, die geen verdienstelijke deugd is maar product van Gods genade. Hiermee heeft Luther de mid-deleeuwse mariologie op de kop gezet, zo stelt Huijgen. Hij hield vast aan bepaalde Maria-feesten, zolang ze het zicht op Christus maar niet verduisterden. In de Tischreden staat opgetekend: “Het schepsel Maria kan niet genoeg geloofd worden”. In zijn werkkamer hing een Mariabeeld, waarschijnlijk van genoemde Lucas Cranach.
Ideale gelovige
Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) kreeg Maria weer een plaats binnen de kerk als ideale gelovige, voorbeeld van het geloof, niet als middelares van alle genade of mede-verlosseres. Maria is thuis in de kerk, niet erboven of ernaast. Helaas laat het concilie nog de mogelijkheid open voor een “maximaliserende mariologie” en blijven de dogma’s van Maria’s onbevlekte ontvangenis en haar tenhemelopneming voor protestanten (alsook voor oosters-orthodoxen) onverteerbaar en zijn het “kerkelijke bedrijfsongevallen”, aldus Huijgen.
Tijdens het Tweede Vaticaans Concilie is er een correctie gekomen in die zin dat de godsmoeder weliswaar een unieke plaats heeft in de heilsgeschiedenis, maar tegelijkertijd gezegd wordt dat Maria geen mede-verlosseres is, maar medemens en dit ook in het geheimenis van de verlossing. Paus Paulus VI (1963-1978) waarschuwt voor al te grote verering van Maria. Deze moet bijbels, trinitarisch en christologisch gefundeerd zijn.
Daarom zegt het concilie wel dat Maria meegewerkt heeft aan het heil, maar heeft men zorgvuldig vermeden de titels die christologische uitspraken bevatten, ongecontroleerd op Maria over te dragen. Maria vertegenwoordigt de verloste schepping, niet de Verlosser; haar functie als bemiddelaarster staat niet in een concurrerende verhouding met de uniciteit van het middelaarschap van Jezus Christus, maar is geheel afhankelijk van Hem en schept haar werkzaamheid uit haar.
In de loop van de geschiedenis blijft Maria de moeder van de verlosser die het volk te hulp roept, dat in schuld afgedwaald is. Zij blijft in die zin wel terdege mede-verlosseres. Juist in haar unieke verhouding tot God neemt zij deel aan de barmhartigheid van God. Zij is de koningin van de hemel, onze advocaat.
Paus Benedictus XVI heeft onomwonden gesteld dat Maria aan de verlossing meewerkt, vooral bij de verkondiging en onder het kruis. God houdt niet op door Maria het goede verder te verbreiden, zij is de “bemiddelaarster van de genadestroom die van het kruis uit gaat.” Haar te vereren vermindert niet het geloof in Christus, integendeel: de volle overgave aan de God Moeder is de beste weg voor een trouwere navolging van Hem. Op de vraag wat Maria voor hem persoonlijk betekent, gaf hij het antwoord: dat zij uitdrukking is van de nabijheid van God, en dat de Zoon van God een menselijke moeder heeft, zo lezen we in de bundel van Anton Strukelj, Schönheit und Heiligkeit. Papst Benedikt XVI. zum 95. Geburtstag (EOS Verlag Sankt Ottilien).
Paus Franciscus heeft tijdens de corona-epidemie de icoon Salus Populi Romani (Heil van het Romeinse volk) uit Santa Maria Maggiore naar het Sint-Pietersplein laten halen om haar voorspraak en hulp aan te roepen. In de bundel Een vreugdevolle opdracht (KokBoekencentrum) noemt hij de “Heilige Maria” “verheven icoon van de verloste mensheid en missionair voorbeeld voor de Kerk.”
Belang van beelden
De mens kan niet zonder beelden. Beelden zijn een indicatie van het belang van een persoon, aldus Huijgen. Het oog van wie naar Maria kijkt, wordt naar God getrokken. De Heidelbergse Catechismus wijst beelden als “stomme boeken” voor de leken af en benadrukt de levende verkondiging door het Woord. Maar een overreactie is ook niet ondenkbaar, wanneer elk beeld wordt afgewezen. Dat doen we ook niet met kerkhistorische figuren als Luther. Waarom niet met Maria? Als we haar maar niet vereren, kunnen we wel het werk van God in haar eren of hoogachten. Zo ziet Huijgen Maria als een icoon, of venster naar de genade.
Alfred Bronswijk stelt in zijn lijvige boek God en zijn beelden. Protestantse theologie & visuele zingeving (uitg. De Mug) dat de protestantse traditie geen oog heeft voor het beeld, dat geweken is voor de dominantie van de tekst en het woord. Het oog werd vervangen door het gehoor. “Het protestantisme leeft onder de nagalm van het beeldverbod.” De protestantse traditie is “anti-conisch”, tegenover de iconische katholieke en oosters-orthodoxe traditie.
Volgens Bronswijk waren de vroege christenen niet allergisch om visuele zingeving aan te wenden ten gunste van geloofsoverdracht en evangelisatie. Hij trekt een vergelijking met Luther: voor hem was niet het gebruik, maar het misbruik in het geding. Al had de vroege kerk feitelijk geen beelden, zij verzette zich daar ook niet tegen, maar wel tegen grensoverschrijdingen die zij als afgoderij beschouwde. Het merendeel van de jonge kerk sloeg ten aanzien van het tweede gebod een andere weg in dan het latere type jodendom, het rabbinale judaïsme, dat een exclusieve ban op beelden propageerde. De reformatoren namen volledig afstand van de eeuwenlange christelijke beeldtraditie en ontwikkelden een spirituele en beeldloze geloofsbemiddeling. De duivel heeft de beelden uitgevonden om zo van God af te leiden, stelde reformator Martin Bucer. Met name Karlstadt opende een frontale aanval op het beeld met zijn Von Abtuhung der Bylder.
De Reformatie was een “medium-omslag”: het spreken, het lezen en het schrift, inclusief de Schrift, waren de exclusieve media voor de christelijke heilsbemiddeling. Zij was een aanval op de gedachte dat het beeld sacrale krachten zou bevatten of sacramenteel zou zijn. Niet het beeld maar het woord was medium van de woordverkondiging. Volgens Bronswijk beleed Luther de omgekeerde strategie van die van Karlstadt. Niet in het beeld, maar in de aanbidding ervan lag het probleem, zoals het vertrouwen op Maria en de heiligen. De lutheranen bewandelden een middenweg tussen de calvinistische beeldenafschuw en de katholieke beeldenliefde.
Katholieke beeldcultuur
De vraag is hoever men mag gaan met het beeld. Het rijk geïllustreerde boek van Suzanna Ivanic, Katholiek. De beeldcultuur van het katholicisme (KokBoekencentrum Uitgevers) laat wel zien hoe exorbitant het beeld vertegenwoordigd is in de rooms-katholieke traditie. Katholieke kunst is niet zomaar een nevenproduct van religie, ze is religie, aldus Ivanic. Kunst kan het geloof intenser maken als een middel tot lofprijzing en aanbidding van God, of afschrikken als het gaat om de visuele uitbeelding van de hel. De kunst van het katholicisme is de kunst van het menselijk tekort, stelt Ivanic. Beelden zijn ontworpen om je te bemoedigen en je geloof te verrijken. Catholica, in al hun gloria en variatie, schenken de gelovige een besef erbij te horen.
Hier liggen wel uitdagingen. In onze beeldcultuur en visual age mogen we er niet aan voorbij zien dat we in het hier en nu steeds meer symbolisch en visueel over God spreken, naast schrift en tekst, zo stelt Bronswijk. Juist de visuele, religieuze zingeving is bij uitstek het terrein waarop geloofservaringen, geloofsexpressies en theologische reflecties elkaar ontmoeten. Beelden zijn weliswaar minder eenduidig dan teksten, maar ze ontspringen aan het emotionele hart van de geloofsgemeenschap en het individu.
Volgens Bronswijk wordt in de geloofstraditie de mening steeds meer gedeeld dat de theologie meer is dan het verbale alléén. Het beeldgesprek met Rome komt nu in een ander daglicht te staan omdat beide geloofsgemeenschappen nu het feit onder ogen moeten zien dat de christelijke beeldtaal als zodanig aan sprakeloosheid lijkt en ook de christelijke boodschap zelf steeds meer moet zoeken naar haar eigen verstaanbaarheid. Hij ziet hier een protestantse uitdaging, namelijk om de visuele vorm- en zingeving als theologisch vraagstuk te zien, niet alleen voor katholieken en oosters-orthodoxen. Het religieuze beeld is door de Reformatie in ballingschap gestuurd, aldus Bronswijk, het wordt tijd dat we Luthers positie weer in herinnering roepen: visuele middelen, met het juiste oogmerk, mogen worden gebruikt, de verkondiging van het Woord moet worden gebruikt.
Mariahilf, van Lucas Cranach de Oudere, een schilderij uit 1537, nu hangend in de Dompfarrkirche St. Jakob in Innsbruck. Maria wordt door Jezus aangezien en zij geeft deze genadevolle blik door aan de toeschouwer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2022
Protestants Nederland | 40 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 november 2022
Protestants Nederland | 40 Pagina's