Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Er moet echt iets veranderen aan die wantrouwige overheid’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Er moet echt iets veranderen aan die wantrouwige overheid’

18 minuten leestijd

De overheid moet doen wat zij zegt. En de Tweede Kamer moet af van de regelreflex: bij een nieuw probleem niet meteen een nieuwe regel toevoegen aan de wet. We zijn in gesprek met de heer mr. Reinier van Zutphen, de nationale ombudsman. Over vertrouwen, vrijheid en verantwoordelijkheid.

Het valt mij op dat u niet alleen hier in den haag op het kantoor van de nationale ombudsman werkt, maar u gaat ook actief het land in. Persoonlijk contact met mensen doet ertoe, ook in 2021?

‘Ja, want zonder dat contact kun je je werk als ombudsman niet goed doen. Je moet met de mensen op straat praten. Je leert ook veel door de mensen te spreken die bij de gemeente achter het loket zitten. We gaan ook regelmatig bij de mensen thuis op bezoek om hun verhaal persoonlijk aan te horen, zoals bijvoorbeeld in het Groninger aardgasgebied.

Dan heeft de coronacrisis veel impact op uw werk.

‘Inderdaad. Anderhalf jaar lang kon dat allemaal niet. Ik ben heel blij dat we nu weer op straat kunnen zijn, zoals vorige maand in Apeldoorn. Eind september zijn we in de provincie Flevoland: Lelystad, Dronten, Urk, Emmeloord. Ook de

Veteranenombudsman en de Kinderombudsman gaan dan mee. We zorgen voor aankondigingen in lokale kranten, via sociale media. En ik verzorg ook wekelijks een column in De Telegraaf.

Al enige tijd merken we dat het vertrouwen van burgers in de overheid terugloopt. Welk belang hecht u aan een betrouwbare overheid?

In de eerste plaats zou ik de twee begrippen ‘betrouwbaar’ en ‘vertrouwen’ willen onderscheiden. Er is natuurlijk een verband tussen die twee. Maar ze zijn verschillend.

Eerst over vertrouwen. Dan denk ik aan de burger die erop rekent dat de overheid een aantal dingen voor hem of haar doet, waarover die burger niet na hoeft te denken. Het kan om relatief eenvoudige of vanzelfsprekende zaken gaan: straten zijn geasfalteerd, vuilnis wordt opgehaald en de straatverlichting werkt. Maar ook als ik werkloos word, dan kan ik rekenen op de overheid. Dat zijn allemaal zaken die wij als Nederlanders bijna normaal vinden. Je vertrouwt erop dat ze er zijn. En dat maakt ook dat onze samenleving functioneert.

Het vertrouwen ebt of valt ineens weg als mensen verstoken zijn van die basale ondersteuning door de overheid. Lees bijvoorbeeld ons rapport over de kinderopvangtoeslag, Geen powerplay, maar fairplay. Daaruit blijkt duidelijk dat burgers serieus in de knel komen wanneer de overheid geen eerlijk spel meer speelt. Ze rekenen op een eerlijke, betrouwbare overheid. Want dan kunnen ze zich bezighouden met de opvoeding van hun kinderen, met hun werk, hobby, opleiding, familiebezoek, noem maar op.

Wanneer je met iemand anders een berg gaat beklimmen en je hangt aan het touw, dan vertrouw je erop dat die ander je opvangt als het misgaat. De overheid heeft ook de rol van een vangnet. Mensen vertrouwen erop dat de gemeente of gemeenschap bijspringt en hen helpt als ze onverhoopt met tegenslag te maken krijgen. Zo kijk ik naar vertrouwen.

En nu betrouwbaarheid…

Dat is dat iemand ook doet wat ‘ie zegt. Op dit punt zit een samenhang met vertrouwen. Wanneer de overheid zegt dat de burger een toeslag krijgt in een bepaalde situatie, dan is het onjuist als die burger die toeslag ineens moet terugbetalen, terwijl de situatie zelf niet is gewijzigd. Wanneer je je rijbewijs wilt verlengen en daarvoor een keuring door een arts moet ondergaan, dan mag je verwachten dat het CBR een kundige arts beschikbaar heeft en dat die ook op tijd komt, zodat je niet maanden zonder rijbewijs hoeft te zitten. Tegen dit soort zaken lopen wij haast iedere dag aan.

Bij betrouwbaarheid hoort ook dat de overheid zorgdraagt voor ‘het gemene goed’. Daarmee doel ik op wat wij met elkaar van belang vinden. Wie in een noodsituatie terechtkomt en dan merkt dat de overheid er niet voor hem of haar is, maar zelfs tegenwerkt of niet thuis geeft, die ervaart dan onbetrouwbaarheid van de kant van de overheid.

De toeslagenaffaire laat heel schrijnend zien hoe ernstig het kan zijn. Er werd fout op fout, vooroordeel op vooroordeel gestapeld. Maar het gebeurt ook dat iemand die door het wegvallen van inkomen ineens met een onbetaalbare schuld zit, aan het loket komt en dan te horen krijgt: u bent hier niet welkom. Of een inburgeraar die graag wil meedoen in de samenleving, maar dat lukt dan niet omdat niemand van de gemeente de weg wijst. In dit soort situaties ervaren burgers heel sterk onbetrouwbaarheid van de overheid.

En dan is het terecht dat burgers hierover gaan klagen.

Jawel. Maar in mijn oren klinkt klagen zo negatief.

Nou, een klacht biedt toch ook een kans?

Ja, genoeg slogans: een klacht is een cadeautje. Je moet het zien als een gratis tip, en zo. Wij spreken liever over een signaal dat er iets niet goed gaat in de relatie tussen burger en overheid. Het gaat om mensen die aan ons laten weten dat zij teleurgesteld zijn in de manier waarop de overheid met hen omgaat. Daar moet iets mee gebeuren, vind ik als ombudsman. Daarom ga ik na of het beter had gekund. Of we het probleem kunnen helpen oplossen. En ook stel ik de vraag: wat kan hiervan worden geleerd? Hier bevinden we ons in het hart van het werkterrein van de nationale ombudsman.

Waardoor raakt de burger teleurgesteld? komt het door de opstelling van de ambtenaar, de manier waarop omgegaan wordt met de regels? Of ligt het vooral aan de ingewikkelde, ondoorzichtige regelgeving?

Wat mij betreft allebei: zowel de ingewikkelde regels als de manier waarop die worden gehandhaafd. Maar ook dat er geen rekening gehouden wordt met mensen die de regelingen en aanvraagformulieren niet zo goed begrijpen. Het besef dat iedereen mee moet kunnen doen, is nog niet echt bij iedere ambtenaar doorgedrongen. We hebben dit punt aangekaart in ons jaarverslag. Als iedereen mee moet kunnen doen, betekent dat wel dat de overheid zich daarop instelt en ervoor zorgt dat dit ook lukt. Maar helaas gaat dit nogal eens mis. In de toeslagenaffaire kwam hier nog bij dat de overheid zich wel zéér wantrouwend opstelde ten opzich-te van de burger. Iedere ontvanger van kinderopvangtoeslag werd gezien als potentiële fraudeur. Dat beeld is nog steeds niet weg. Daarom blijf ik het herhalen dat er echt iets moet veranderen aan die wantrouwige houding van de overheid. Ik kom nog even terug op het punt van de regelgeving. Als politici tegen een situatie aanlopen, zeggen ze nogal snel: die wet deugt niet. En dan wordt er een extra bepaling aan toegevoegd. Omdat er ergens in het land een gevalletje is geweest dat ze niet lekker zit, willen we dat graag ondervangen met regel 2, paragraaf a, lid 4, sub f.

Waarvoor zijn al die wetten nodig, zo vraagt de burger zich af.

Mijn stellige overtuiging is dat de regels die we in dit land maken bedoeld zijn om het maatschappelijk verkeer tussen mensen mogelijk te maken. Bijna net als verkeersregels. Bijvoorbeeld: rechts heeft voorrang. Daar houden we ons aan anders gebeuren er ongelukken. Dus als je met de UWV, de SVB of het bijstandsloket van de gemeente te maken hebt, behoren er regels te zijn waardoor mensen snel en vrij gemakkelijk kunnen weten waar ze aan toe zijn. Het is niet zo dat burgers alleen maar iets van de overheid mogen verwachten, terwijl andersom de overheid niets zou mogen vragen van die burgers. Dat zou onredelijk zijn. Maar de regels moeten wel begrijpelijk en helder zijn. Als ombudsman reken ik het tot mijn kerntaken om hier veel werk van te maken.

Soms klopt een beslissing van de overheid precies volgens de regels, maar vloekt die met de redelijkheid, omdat er onvoldoende rekening wordt gehouden met bijzondere omstandigheden.

Ja, dan kom je terecht in een situatie waarin de verantwoordelijke ambtenaar tot de slotsom moet komen dat het toch niet de bedoeling kan zijn van de wetgever of van de politiek dat een burger dit overkomt. Hoe los je dat dan op? Kan dat alleen langs de juridische weg? Wij vinden vooral dat je met verstand en wijsheid die regels moet toepassen in de uitvoering. Wanneer je denkt: hier komt iets uit wat niet klopt met de bedoeling van de wet, dan moet je voorkomen dat het alsnog fout gaat.

Dit betekent dat ambtenaren ruimte van handelen nodig hebben. Die krijgen ze niet altijd?

Absoluut. Bij de presentatie van ons laatste jaarverslag hebben we bepleit dat er meer professionele ruimte voor ambtenaren moet zijn. Ga er als overheid vanuit dat mensen die een beroep doen op de overheid eerlijke en oprechte motieven hebben. En dat er aan de andere kant hele verstandige en capabele ambtenaren zijn. Geef hen dan ook de ruimte om het echte antwoord te geven op de vragen van burgers. We noemen dat professionele ruimte, om niet in de buurt te komen van juridische begrippen als discretionaire bevoegdheid, mandaat of precedentwerking. Volgens mij zit een burger die bij de overheid aanklopt niet te wachten op juridisch ingekapselde redenaties. Hij wil een eerlijk antwoord. Als het niet kan, dan moet je dat ook gewoon eerlijk zeggen. Kom niet aan met dat je een hardheidsclausule mist, want dat snapt die burger eenvoudigweg niet. Dan bekruipt hem het gevoel dat je je verschuilt achter ingewikkelde taal.

In 2014 ontwikkelde het WI-SGP een eenvoudig model dat de relatie weergeeft tussen vertrouwen, vrijheid, verantwoordelijkheid en rechtvaardigheid. Wat valt u op?

De herkenbaarheid. Het zijn woorden die wij ook veel gebruiken. Over vertrouwen hebben we het hiervoor al gehad. Vrijheid, dat willen we natuurlijk graag, ruimte creëren voor alle Nederlanders. Daar streven we naar met goede wetten, verdragen en mensenrechten. Het niet-discrimineren is ook belangrijk, verschillende overtuigingen toestaan, respect voor elkaar opbrengen, dat hoort er allemaal bij. Dit komt samen in de drie basale principes die ik vroeger leerde bij het vak Romeins recht: ieder het zijne geven, behoorlijk handelen, niemand kwaad doen. Op deze manier kun je vrijheid garanderen, maar je stelt daar ook duidelijke grenzen aan. Vrijheid is namelijk geen absoluut begrip. Behalve dan in je hoofd: ‘Gedanken sind frei’. Jullie duiden dat aan met het woord gewetensvrijheid. Die is belangrijk, omdat je in ons land mag vinden wat je vindt. En je mag er ook voor uitkomen, zonder dat anderen daardoor jou aan de kant schuiven, uitsluiten. Die ruimte is er tot het moment dat anderen er last van hebben en schade door ondervinden. Dat zien we bijvoorbeeld in de discussie over de coronapas, vaccinatie en testen. Hoe ver mag de overheid ingrijpen onder deze omstandigheden? Daar is een flink debat over. En ik vind dat je als overheid wel hele goede argumenten moet hebben om die vrijheid in te perken. De grondwet en de verdragen eisen niet voor niets om dat gemotiveerd en proportioneel te doen, dus niet verder te gaan dan nodig is. Dit voorkomt dat de overheid oppermachtig wordt. De kern van de rechtsstaat is immers dat de overheid zelf ook onderworpen is aan de wet.

Ons model bepleit een balans in rechten en plichten, in vrijheid en verantwoordelijkheid, in profijt van voorzieningen tegenover het betalen van belasting

Zo zie ik dat ook. Het is daarom belangrijk dat we aan de mensen die in Nederland wonen, werken en onderwijs volgen, duidelijk maken hoe we ons hier ten opzichte van elkaar gedragen, wat we van elkaar verwachten. De overheid geeft helder aan wat zij wel voor je kan doen en wat niet. Ook wat zij van burgers verwacht. Bijvoorbeeld een basale verantwoordelijkheid voor het functioneren van je gezin. Dat je ook iets doet voor de school waar je kinderen naar toe gaan. En dat je een bijdrage levert aan de samenleving, bijvoorbeeld door te werken als je dat kunt.

In de acte van verlatinghe uit 1581 verwijten de staten dat koning filips ii niet goed zorgt voor zijn onderdanen, hun rechten met voeten treedt en te zware lasten oplegt. Zo’n slechte herder kan niet langer hun koning zijn. Impliciet citeren de staten hier jeremia 23.

Dit is een interessant voorbeeld wat je aanhaalt! In de Bijbel staat ook: ‘Geef de keizer wat van de keizer is.’ Dat lijkt mij een spannende tegenstelling met de uitspraak van de Staten uit 1581. En die spanning herken ik, want die speelt eigenlijk wel iedere dag op ons werkterrein. Wat mag je wel van de overheid verwachten en wat niet? Wat en hoeveel moet je als burger bijdragen? En wanneer mag een overheid terecht optreden tegen jou, omdat je te ver bent gegaan? Dat zijn spannende vragen. Een argument is altijd wel gevonden. Dus je kunt niet zomaar zeggen: die overheid zit mij dwars, weg ermee. Wat wij als ombudsman doen, is de zaak op zijn merites beoordelen. Daarvoor gaan we na wat de klacht precies is, we doen feitenonderzoek (wat is er gebeurd op welk moment) en we stellen de vraag: heeft de overheid zich behoorlijk gedragen? Op basis van al deze bevindingen trekken we een eindconclusie.

Die inherente spanning tussen burger en overheid, wanneer krijgt die relatie een deuk, wanneer mag ik die relatie beëindigen? – dat laatste gaat wel heel ver, zeg ik erbij. We zullen niet snel opschrijven dat een burger tegen de overheid mag zeggen: ‘Je kunt me de bout hachelen.’ Maar het gebeurt bij ons wel een paar honderd keer per jaar dat wij opschrijven dat de overheid zich niet aan de spelregels heeft gehouden en zich tegenover een burger onbehoorlijk heeft gedragen. Wij willen dan ten eerste dat de betreffende overheidsinstantie dit erkent en ten tweede dat het probleem wordt aangepakt.

De begrippen vertrouwen, verantwoordelijkheid en vrijheid zijn relationeel van aard. Als vrijheid niet meer inhoudt dan individuele keuzevrijheid, doen we anderen tekort.

Dat klopt, in je eentje kun je niet vrij zijn. Vrijheid vier je samen. Soms zien wij in ons werk zo’n ontsporing. Dan klagen mensen onterecht. Vaak omdat ze niet inzien dat samenleven ook echt sámen is. Je kunt niet in je eentje bepalen hoe het hier in dit land moet toegaan. Als er in een straat bomen staan die wat uit hun voegen aan het groeien zijn en een deel van de straatbewoners wil die bomen rooien, terwijl een andere groep ze wil laten staan, kom je er niet uit. Het is van tweeën een. Die bomen blijven staan of worden gekapt. Nooit is iedereen altijd overal over tevreden.

Meer regels, minder vrijheid – herkent u dat verband?

We moeten inderdaad oppassen voor de regelreflex, want dan roept iedere regel een nieuwe op. Meer regels, dat is niet de oplossingsrichting. Helaas wordt die wel vaak gekozen. Dat is niet goed, omdat dit burgers nog dieper in de problemen kan brengen. Vandaar mijn pleidooi: maak regels en wetten die helder zijn, die mensen ook kunnen uitvoeren, die mensen ook ruimte laten en niet ertoe leiden dat mensen bij een probleem vrijwel meteen naar de rechter gaan.

Ik ben heel lang handelsrechter geweest. Verreweg de meeste zaken gingen over de ‘onrechtmatige daad’, dat wil zeggen dat de overheid iets had gedaan wat rechtens onjuist is. Het gaat hier om één artikel, te weten nummer 662 in het Burgerlijk Wetboek. Daar kon ik als rechter een heel jaar mee vooruit. Ik wil maar zeggen: voor een goed functioneren van de samenleving heb je niet per se heel veel regels nodig. Als je als wetgever maar goede handvatten geeft en richting wijst. Dat is het allerbelangrijkste. Natuurlijk, in de fiscaliteit moet je precies zijn en ook de wegenverkeerswet vergt nauwkeurigheid in de bepalingen. De essentie van regels is dat ze samenleven mogelijk maken.

Hoe beoordeelt uw de rol van de volksvertegenwoordiging? Is de tweede kamer vooral lam of juist een leeuw.

Soms een lam, soms een leeuw. Ik ben een parlementaire ombudsman, door de Tweede Kamer aangesteld. De argumenten, oordelen en rapporten over de overheid die het instituut Nationale Ombudsman schrijft, worden dan ook aan de Tweede Kamer aangeboden. En ik hoop natuurlijk dat de Kamerleden er iets mee doen. Dat gebeurt lang niet altijd. Dus ik moet er zelf voor zorgen dat Kamerleden meer alertheid tonen. Daarvoor ga ik regelmatig bij de commissies van de Kamer langs. Vorige week sprak ik op uitnodiging van de Kamer nogmaals over mijn woonwagenrapport uit 2017. Met de commissie Economische Zaken bespreek ik het dossier ‘schade door gaswinning in Groningen.’ Ik heb veel gesproken met Kamerleden over de toeslagenaffaire. Mijn streven is om met name het burgerperspectief in te brengen. Hoe ervaren burgers het optreden van de overheid in een bepaalde kwestie? De Kamer moet bij het ontwikkelen of aanpassen van weten regelgeving nadrukkelijk het perspectief van de burger in het oog houden. Daar geloof ik echt in. Op dit punt kan het behoorlijk wat beter en doe ik ook een oproep aan de Kamerleden om hier gevolg aan te geven.

Merkt u dat kamerleden uw werk oppakken?

Ongetwijfeld lezen Van der Staaij en zijn collega’s heel veel. Nou, als je dan toch aan het lezen bent, zou ik zeggen: pak mijn rapporten er ook even bij. Volgens mij gebeurt dat ook, want in besprekingen of debatten klinkt regelmatig een verwijzing naar een van onze rapporten. Steeds vaker zie ik dat er naar aanleiding van een publicatie van ons ook Kamervragen worden gesteld. Ik schreef over de kopzorgen van Caribische studenten, Kamervragen; ik schreef over de moeilijkheden van zzp’ers rondom de TONK, Kamervragen; ik schreef over de tolken in Afghanistan. Daarop kwam er een brief van de Minister die naar de Kamer gaat. Deze aandacht helpt zeker om Kamerleden nieuwsgierig te maken naar mijn onderzoeken.

Sinds de laatstgehouden verkiezingen heb ik veel Kamercommissies bezocht en de vraag gesteld: wat vinden jullie belangrijk, over welke onderwerpen verwacht je een onderzoek van de Ombudsman? Op die manier kan ik bijdragen aan de scherpte van de Kamer op een aantal thema’s. Iedere keer maar weer extra regels maken, daar moet de Kamer echt mee stoppen. Dat zou enorm helpen. En beter letten op de onmogelijkheden die vaak door incidentele wetten en regels gaan ontstaan. IND, UWV en SVB krijgen het soms heel moeilijk omdat de regels waar de Kamer over besluit voor hen praktisch onuitvoerbaar zijn. Dit red je niet met een uitvoeringstoets, een administratieve lastentoets, een doenvermogentoets et cetera. De Kamer moet eerst bij zichzelf te rade gaan: is deze wet echt nodig of kan het misschien ook anders?

Een actueel probleem betreft de jeugdzorg GGZ. Ik hoor dat raadsleden er niet goed raad mee weten.

Als het gaat over jeugdzorg, ben ik samen met de Kinderombudsman al een tijdje bezig om de problemen in kaart te krijgen. Daarvoor trekken we ook samen op met andere betrokkenen, zoals de NZA, de Raad voor Volksgezondheid en Zorg en de Inspectie Jeugdgezondheidzorg in de coalitie Samen Verder. Het beeld dat ik krijg, is dat de lichtere gevallen wel zorg krijgen, maar dat de moeilijker gevallen niet of onvoldoende geholpen worden. De gemeenten staan eigenlijk met de rug tegen de muur.

Ik herken het gevoel van raadsleden dat ze eigenlijk niet weten hoe ze dit probleem moeten aanpakken. Een knelpunt betreft de financiën, doordat er schotten staan tussen de verschillende instanties. Zij gaan onderling touwtrekken over de vraag wie waarvoor verantwoordelijk is en wie de zorg moet betalen. Wij vinden dat eerst het probleem van de jongere die hulp nodig heeft, moet worden opgelost. Daarna valt te bezien hoe de betaling ervan wordt geregeld. Een ander punt is dat per casus preciezer bepaald wordt welke deskundigheid nodig is. De Kinderombudsman constateert dat er bij nogal wat casussen teveel disciplines worden betrokken. Dat maakt het werken erg complex voor alle betrokkenen.

Moet er misschien weer een stelselwijziging komen?

De problemen in de jeugdzorg zijn echt groot. Die los je niet op door een nieuw systeem in te voeren. Dat kost veel tijd en waarschijnlijk loop je een paar jaar later weer keihard tegen dezelfde problemen aan. Onze denkrichting is: stel de vraag welk mechanisme nu al deze problemen veroorzaakt? Volgens mij speelt hier ook een tekort aan professionele ruimte voor degenen die jongeren en hun gezinnen moeten ondersteunen. Maar ik waak voor snelle conclusies, want het is echt heel complex. Iedere dag komen er nare verhalen boven tafel van jongeren of hun ouders. Die onderstrepen de urgentie: hoogste tijd dát er iets gebeurt. Er moet een soort van doorbraak worden gecreëerd. Samen met anderen kloppen we op deuren en zijn we aan het duwen en trekken om hier beweging in te krijgen. We moeten af van het hokjesen potjesdenken. Daar ligt de sleutel voor de oplossing. Illustratief is het verschil tussen 18-min en 18-plus. Voor iedere jongere is de 18 e verjaardag een feestje waard, maar voor jongeren die in jeugdzorg zijn, is het een regelrechte ramp. Als gevolg van hokjes- en potjesdenken houdt de hulp dan ineens op en moet je over naar de volwassen GGZ. Hiervoor is een oplossing denkbaar, maar dan heb je wel goede mensen nodig die durven door te pakken.

Is de decentralisatie naar de gemeente wel een goede greep geweest?

Ik ben ook de ombudsman van 252 gemeenten. Daar heerst verlegenheid over dit dossier. De decentralisatie naar de gemeente in 2015 is een prima gedachte. Maar vervolgens zien we dat gemeenten een heleboel zaken gaan onderbrengen in regionale samenwerkingsverbanden of privaatrechtelijk weg-contracteren. Daardoor komt het allemaal wel erg ver van de burger af te staan. Wat er ook gebeurt en hoe je het ook organiseert, het gemeentebestuur moet wel verantwoordelijkheid nemen voor z’n eigen burgers. We horen wethouders iets te vaak zeggen: ik zit alleen maar in het algemeen bestuur met nog twaalf collega’s, ik ga er niet over, u moet niet bij mij zijn. Daarom moeten raadsleden hun wethouders kritisch bevragen: waar gaat het geld precies heen? Leg het vuur de wethouder maar na aan de schenen, je moet immers weten wat er gebeurt. Anders kun je als raadslid je niet verantwoorden tegenover de burgers van je gemeente.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2021

Zicht | 120 Pagina's

‘Er moet echt iets veranderen aan die wantrouwige overheid’

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2021

Zicht | 120 Pagina's