Hendrik van Zutphen en de Reformatie in Bremen
Snelle overgang of geleidelijke verandering? (2)
In de vorige aflevering hebben we gezien dat de Bremer burgemeester Daniel von Büren rond 1500 enerzijds zonder gewetensbezwaren deelnam aan het kerkelijke en religieuze leven van zijn tijd, maar anderzijds kritiek had op de kerk. Dat blijkt uit de twee documenten waarin hij belangrijke gebeurtenissen en zaken, waarbij hij als burgemeester betrokken was, noteerde: het 'Denkbuch' en het 'Ratsdenkelbuch'. In dit artikel zien we welke kritiek hij op de kerk van zijn dagen had.
Kritiek Op Verkwisting Van Aflaatgeld
Von Büren uitte deze kritiek in het verslag van het bezoek dat kardinaal Raimund Peraudi in 1503 aan Bremen bracht in het kader van een campagne voor een ‘volle aflaat’. Wie zo’n aflaat bezat werd door de paus vrijgesproken van alle tijdelijke straffen voor de zonden. Het specifieke type aflaat dat Peraudi aan de man probeerde te brengen was een biechtbrief, een soort ‘tegoedbon’ die je in geval van dodelijk gevaar of op je sterfbed kon ‘inwisselen’. In 1502 had Von Büren een biechtbrief voor zichzelf en zijn vrouw gekocht van een medewerker van Peraudi.
In het Denkbuch beschreef Von Büren heel gedetailleerd het bezoek van Peraudi in het jaar daarop. Het stadsbestuur greep het bezoek van de aflaatprediker namelijk aan om te onderhandelen over wereldlijke en religieuze zaken.
In het Ratsdenkelbuch, vermoedelijk geschreven in of na 1512, staat na het verslag van het bezoek van de aflaatgezant een kort overzicht van alle zogenaamde aflaten die sinds het jaar 1300, dat door de paus tot 'gouden jaar' was verklaard, in ‘jubileumjaren’ werden verkocht. Von Büren merkt op dat er sinds 1343 steeds vaker een gouden jaar was, waarin aflaten mochten worden verkocht, en dat de opbrengsten van de verkoop – sinds 1468 bestemd voor de kruistocht tegen de Turken – werden misbruikt:
Ach, wat een grote sommen geld komen er elk jaar vanuit de Duitse landen naar Rome, meer dan uit andere landen. Bovendien komt er niet veel retour. Ik geloof dat het Duitse land door de keizers van Rome in de tijd van de heidenen niet zo zwaar werd belast met jaarlijkse schatting en belasting als nu en gedurende de laatste tweehonderd jaar. En dat op stiekeme en sluwe wijze. Zoals iedereen kan zien en vaststellen in de bepalingen van de keizers en de pausen, vooral nadat het keizerschap aan de Duitsers toegevallen is. [Ratsdenkelbuch, 119]
Von Büren klaagt over de geheime uitbuiting van de Duitse gebieden door Rome vanaf 1300. Aangezien dit citaat afkomstig is uit het Ratsdenkelbuch, een stadsdocument in plaats van een persoonlijk document, kunnen we concluderen dat Von Büren niet de enige was binnen het stadsbestuur die deze mening was toegedaan. Het bovenstaande citaat is in studies over de Bremer reformatie vaak aangehaald als een aanwijzing dat de laatmiddeleeuwse kerk in verval was. We moeten echter niet vergeten dat Von Bürens kritische opmerkingen waarschijnlijk op zijn vroegst in 1512 werden opgeschreven. Aangezien hij zelf in 1502 een biechtbrief had gekocht, lijkt het waarschijnlijk dat Von Büren ergens tussen 1503 en 1512 kritischer begon te kijken naar aflaten, of op zijn minst naar het misbruik ervan, namelijk dat de opbrengsten ervan niet werden gebruikt voor het bepaalde doel.
Uit zowel het Denkbuch als het Ratsdenkelbuch blijkt dat het stadsbestuur zich bedreigd voelde in zijn gezag en rechten en zich zorgen maakte of de opbrengsten van de in Bremen verkochte aflaten wel in de stad zouden blijven. Von Bürens kritiek lijkt niet zozeer voort te komen uit vijandigheid jegens de kerk of de geestelijken als wel uit ‘een nauwe kerkelijke betrokkenheid, toegenomen hervormings ijver en versterkte cura religionis, met andere woorden, een sterk verantwoordelijkheidsgevoel voor het behoud van de religie’ (B. Hamm).
Kritiek Op Geestelijken
Naast kritiek op het misbruik van aflaten klinkt er in een verslag in het Denkbuch van maart 1522 protest van de raad aan het domkapittel door, namelijk over geestelijken die verordeningen overtraden en de lasten van de stad niet meedroegen. De raad protesteerde tegen het feit dat sommige geestelijken in Bremen Hamburgs bier verkochten en dat zij niet hielpen om de lasten van de stad te dragen, zoals het betalen van belastingen en bouwheffingen voor openbare gebouwen. Vrijstelling van deze lasten was één van de privileges van de geestelijkheid. De klacht over de verkoop van bier werd ingediend naar aanleiding van het feit dat enkele burgers en raadsdienaren een vat Hamburgs bier hadden ontdekt in het huis van een kanunnik van het Sint-Stefanuskapittel en het op het marktplein hadden leeggedronken! Het feit dat een geestelijke de verordeningen aan zijn laars lapte, was een schandaal in de ogen van de burgers.
De raad had niet alleen kritiek op de geestelijkheid in de stad, maar ook op de 'hoogste man' van de kerk van Bremen, de aartsbisschop, die ook wereldlijk heer van het aartsbisdom Bremen was. De aartsbisschop had op zijn beurt een hekel aan het emancipatiestreven van de stad, dat al sinds de twaalfde eeuw zichtbaar was. Deze gespannen relatie verslechterde toen Christoph van Brunswijk-Wolfenbüttel in 1517 aartsbisschop werd en de stad Bremen en de andere gebieden die bij het aartsbisdom behoorden gedwongen werden om zijn voortdurende schulden mee te dragen.
De Preken Van Hendrik Van Zutphen
Het conflict tussen het stadsbestuur van Bremen en de aartsbisschop verscherpte zich in de herfst van 1522 naar aanleiding van de preken van Hendrik van Zutphen. Deze had eerder in Wittenberg gestudeerd en was in 1522 vanuit Antwerpen daarnaar op weg toen hij in Bremen werd uitgenodigd om te preken. Op de inhoud van de preken gaat het Denkbuch niet in, wel op de historische context en op de opstelling van de raad ten aanzien van broeder Hendriks preken.
In het genoemde jaar besloot aartsbisschop Christoph namelijk om het grondgebied van Wursten binnen te vallen zonder de steun van de gebieden die tot zijn aartsbisdom behoorden. Twee jaar later, tijdens onderhandelingen met het domkapittel van Bremen, bestempelde Von Büren in zijn Denkbuch deze invasie als totaal onchristelijk, omdat Wursten was aangevallen ondanks de verdragen die het met de aartsbisschop had gesloten. Dit was iets, schreef hij, wat zelfs de Turken en de Russen niet deden. De combinatie van de prediking van Van Zutphen en Christophs militair geweld schaadde zijn reputatie, maar versterkte dat van de raad van Bremen. Zoals M. Nistal schreef, ‘belemmerde Christophs groeiende afhankelijkheid van de gebieden die tot zijn aartsbisdom behoorden, uiteindelijk op doorslaggevende wijze zijn afweer tegen de verspreiding van het zich uitbreidende protestantisme.’ Bovendien verschafte de boodschap van broeder Hendrik de stad Bremen en het stadsbestuur een politiek wapen tegen de aartsbisschop:
De van de grondgedachten van de Reformatie afgeleide eis dat de geestelijkheid de wereldlijke overheid onderdanig moest zijn, was de drijvende kracht achter een burgerbevolking die uit was op emancipatie. De eisen van de Reformatie kon men goed gebruiken als politiek instrument tegen de aartsbisschop als landsheer. [Nistal, ‘Zwischen Anspruch und Wirklichkeit. Herzog Christoph von Braunschweig-Wolfenbüttel und die Anfänge der Reformation in den Stiften Bremen und Verden,’ in H-E. Dannenberg en H. Otte (red.), Die Reformation im Elbe-Weser-Raum: Voraussetzungen, Verlauf, Veränderungen, Stade 2017, 46]
Aanvankelijk reageerde de raad voorzichtig en tactisch op de kwestie Hendrik van Zutphen. Eerst probeerde hij de zaak te bagatelliseren door tegenover de aartsbisschop te doen alsof men er niets van wist. Von Büren en een andere burgemeester deden alsof ze niet wisten dat broeder Hendrik een volgeling van Luther was en dat ze niet hadden gehoord dat de laatste in de ban was gedaan.
* Zie voor een uitgebreidere versie inclusief voetnoten van deze artikelenserie: Jan van de Kamp, ‘Rapid Transition or Gradual Transformation? A New Perspective on the Reformation in Bremen’, Archiv für Reformationsgeschichte 114 (2023), 290-305.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juni 2024
Zicht op de kerk | 32 Pagina's