Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

L. H. Postma, J. P. Hasebroek. Uitgeverij Mondiss, Kampen, 1989; 214 biz., paperback; prijs ƒ35, —.

Johannes Petrus Hasebroek (181 1896), in de vorige eeuw een zeer bekend en gevierd predikant, en heden een bijkans vergeten man. Proefschriften zijn nog weleens de media waardoor opeens weer (nieuw) licht valt op zulke op de achtergrond geraakte en vergeten figuren. Dat is ook hier het geval. Op 23 mei jl. promoveerde te Utrecht, onder leiding van prof dr. Otto J. de Jong, de heer L. H. Postma, op 'Hasebroek', tot doctor in de theologie.

Lieuwe Hendrik Postma, zo lees ik op de titelpagina, werd geboren 22 september 1912 te Franeker. Een klein rekensommetje kan ons leren dat de 'jonge' doctor al in zijn 77e levensjaar is. Wie doet het hem na om op zulk een leeftijd nog te promoveren?

Dr. Postma heeft zich in het behandelen van Hasebroek een ingrijpende beperking opgelegd. De literator en dichter die Hasebroek was, laat hij liggen, en hij concentreert zich uitsluitend op de dominee, de predikant. Wij kunnen hem volgen van zijn geboorte tot zijn graf Het milieu waarin hij opgroeide was dat van Leiden in de eerste jaren na Napoleon, toen onze eerste koning, Willem I, aantrad. Als student te Leiden maakte Hasebroek, evenals zovele anderen, de veldtocht tegen de opstandige Belgen mee. Hij hield er een hoge 'onderscheiding' bij over. Als predikant diende hij de gemeenten Heilo (1836), Breda (1843), Middelburg (1849) en Amsterdam (1851), waar hij bleef tot zijn emeritaat in 1883. In 1896 overleed hij.

Al wat uit de nog overgebleven bronnen te achterhalen is, heeft dr. Postma nagespeurd. Wij krijgen een zorgvuldig portret van Hasebroek geboden, niet alleen wat zijn uiterlijke levensgang betreft maar ook aangaande de plaats die hij in het negentiende-eeuwse kerkelijke leven in ons land heeft ingenomen.

Hij preekte niet karakteristiek gereformeerd, zei Wormser, en die kon het weten, maar naar eigen overtuiging was Hasebroek rechtzinnig, en dat was hij ook wel, als wij het woord niet al te krap nemen. Postma zet hem in het Réveil. Dat lijkt mij juist, al was hij ook daarin toch weer een man met eigen inslag.

In hoeverre behoorde de ethisch-irenische richting waartoe Hasebroek behoorde, evenals zijn vriend Beets, voluit tot het Réveil?

Hasebroek was geen dogmaticus, lees ik. Kunnen wij hem een theoloog noemen? Als niet blijkt dat hij ooit een werk van de grote hervormers Luther en Calvijn gelezen heeft, Kohlbrugge hem ver en vreemd bleef (115), de Dordtse Leerregels in zijn preken niet aanwijsbaar zijn, en hij — voorzover dit proefschrift mij inlichtte — alleen maar wat populaire boeken las, dan kan de bewering dat hij tóch een theoloog was, niet krachtig overkomen. Maar waar men de supranaturalistische dominees beu was, zoals in Amsterdam in het midden van de vorige eeuw, om over de moderne predikanten maar te zwijgen, daar kon Hasebroek als een weldaad worden ervaren. Ik ben er de nieuwe doctor, eens leraar aan de 'Felua' (Ede), die zijn 'vrije tijd' zo nuttig besteed heeft, dankbaar voor dat hij ons de figuur van Hasebroek zo nabij heeft gebracht. Bij die dank voeg ik een hartelijke gelukwens.

K. Exalto

God en wereld. Basisteksten uit de procestheologie. Gekozen, vertaald en toegelicht door dr. J. van der Veken. Meinema, 's-Gravenhage; 141 bIz.; ƒ 26, 50.

Teksten over theologie en natuurwetenschap. Gekozen en ingeleid door dr. H. W. de Knijff; 111 blz.; ƒ 23, 50; id.

De serie Sleutelteksten in godsdienst en theolog stelt zich ten doel ons in directe aanraking te brengen met het werk van natuurwetenschappers, filosofen en theologen zodat wij hen uit de bron die zij zelf zijn, kunnen leren kennen. De veelheid van literatuur maakt het vaak onmogelijk voor iemand die een speciaal terrein niet beheerst, door te dringen tot de kern van de zaak of te selecteren welke lectuur het nu precies is die ons het snelst naar die kern voert. Ook theologen, als Thomas van Aquino, Johnnes Calvijn en Karl Barth, vonden een plaats in deze serie.

De waarde van deze boeken is niet alleen gelegen in de kracht die er van de selectie uitgaat, maar ook in de toegevoegde verheldering die ons telkens opmerkzaam vwl maken op het eigenlijke dat bedoeld is en waarom het gaat, en deze vindt men dan in de inleiding, en vooral in een slotstuk, en soms in noten verwerkt.

Wie proces-filosofie zegt denkt direct aan de namen van A. N. Whitehead en Ch. Hartshorne, want het proces-denken is uit Amerika geïmporteerd. Men wil niet altijd breken met het klassieke denken, maar wel de onvolkomenheid daarvan aantonen, en het verwerken in een nieuwe meer omvattende visie op God en de wereld. Begrippen als verandering, groei en wording worden niet meer, zoals in het verleden, alleen op de schepping toegepast, maar de wederkerigheid in de betrokkenheid van God op de wereld en vice versa maakt, dat deze begrippen ook op God toepasbaar zijn. In zekere zin hebben theologen als Tillich, zij het meer statisch, en vooral Teilhard du Chardin, wèl evolutionistisch maar minder systematisch, ook al in deze richting gedacht, maar het nieuwe van de proces-filosofie is, dat men zowel God als de wordingsgeschiedenis van deze wereld, en daarmee óók de natuurwetenschappen, in één greep neemt.

Nu kan men spontaan denken — en zelfs van overtuiging zijn — dat in dit denkklimaat de geest, van Hegel weer is binnengetrokken in onze tijd. Nochtans bestaat bij vele procestheologen weerstand tegen het laten opgaan van God in deze aardse werkelijkheid. Immers, wanneer God met de geschiedenis mee 'wordt', moet toch ook duidelijk worden gemaakt dat Hij deze geschiedenis te boven komt, ook al gaat Hij hem niet te boven. Daarom worstelt men ermee om God of 'iets van God' aan de werkelijkheid onttrokken te houden.

Deze worsteling is o.i. gedoemd te mislukken. Wanneer wij dit schrijven moeten we er echter tegelijkertijd bij zeggen, dat dit probleem even oud is als de theologie zelf Ook de traditie heeft altijd beleden dat God niet achter de aardse werkelijkheid schuilging maar dat Hij erin woonde en werkte, ook al heeft zij nooit gesteld dat Hij op deze wijze veranderde en Zichzelf werd. Daarom heeft ook de traditie, binnen de scholastieke denkvorm, gesproken van het onmededeelbare in God dat zich aan onze wordende werkelijkheid onttrok. Zo keert in de proces-theologie een klassieke vraagstelling binnen een geheel nieuwe context terug.

Beide boekjes in één greep nemende, wijzen wij op de oorzaken die geleid hebben tot dit proces-denken. Deze zijn natuurwetenschappelijke ontdekkingen die vooral teruggaan op Niels Bohr en Albert Einstein. Met hen is het mechanische wereld-en werkelijkheidsbeeld afgebroken. Men moest breken met de gedachte dat alles verklaarbaar was uit iets anders, en dat natuur en geschiedenis zich aan vaste en onontkoombare wetten plegen te houden. Niet dat wetmatigheid en verklaring van feiten en ontwikkelingen nu hebben afgedaan, maar het zijn voorlaatste woorden geworden: de werkelijkheid is open, weliswaar voortgestuwd door een evolutie-proces, maar dit is niet voorspelbaar meer. De causaliteit faalt.

Wanneer deze gedachten ook in de theologie gaan binnendringen — en een dergelijke ontwikkeling vergt lange tijd — gaat men ook in het theologisch denken de betrekkelijkheid in­ ie zien van de gangbaar geworden begrippen die immers vooral aan het causale denken ontleend zijn. Aan de andere zijde ontstaat van de kant van de natuurwetenschappers weer een nieuwe belangstelling voor de eigen werkelijkheid waar het geloof van getuigt, en zo verandert het klimaat. Leefden eerst de natuurweten-; schappen en de theologie langs elkaar heen, nu mikt men meer op de combinatie, zo niet de harmonie, van geloof en wetenschappelijk verworven kennis. En op een allesomvattend probleemveld als de milieuproblematiek vindt men elkaar dan meer en meer.

Ook wij denken dat het leven in twee werelden, de ene de wereld van de geloofswerkelijkheid, de andere die van de feiten, uit den boze is. Dit dualisme in onze kennis kent de bijbel niet. Anderzijds zijn wij er beducht voor dat het spanningsveld tussen gelovig weten en wetenschappelijk kennen gaat worden overbrugd door een derde factor die dan de eigenlijke wordt: een visie op de ontwikkeling van de geschapenheid die aan de natuurwetenschap ontleend is. In die visie is dan God opgenomen, maar ook de toekomst, en de weg naar het holisnie, dat zich aan het einde van deze eeuw zo sterk maakt, ligt open.

De uitgever raadt deze boekjes speciaal aan voor filosofen en theologen, maar noemt ook de mogelijkheid van andere geïnteresseerden. Ik wil het maar op de eerste twee houden. Voor hen maken deze twee boekjes niet alleen een probleemveld direct toegankelijk, maar bieden ze ook de mogelijkheid zich uit de bronnen een oordeel te vormen.

S. Meijers

Medische schaarste en het menselijk tekort, red. F. C. L. M. Jacobs en G. A. van der Wal, Hints voor een diagnose. Ambo, Baam; 195 blz.; ƒ37, 50.

De aanleiding tot het verschijnen van dit boek is de aanhoudende stijging van de kosten van de gezondheidszorg. Deze stelt ons voor keuzen. Wat hebben wij, in vergelijking tot andere j doeleinden, voor de gezondheidszorg over? En dan de interne vraag: welke vormen van gezondheidszorg hebben prioriteit boven andere?

Na het woord van inleiding door de radacteuren treffen we een zevental medisch-levensbeschouwelijke studies aan die met elkaar alle problemen bestrijken die zich bij de prioriteitstelling binnen de gezondheidszorg voordoen, ledere schrijver behandelt een bepaald aspect, en doet dit vaktechnisch. Dat geeft wel niveau aan dit boek, maar maakt het tevens erg moeilijk om uit het geheel de hoofdgedachte los te pellen. Er komt geen totaalvisie uit op, temeer omdat de schrijvers wat achtergrond en inzicht betreft onderling niet allen op dezelfde lijn zitten.

De algemene indruk die dit boek achterlaat is dat we hier een doorsnee vinden van hoe er in intellectuele kring over — niet binnen — de gezondheidszorg gedacht wordt: de verschuiving is ingezet van de kwantiteit van het leven naar de kwaliteit van het leven. Wie het leven nodeloos verlengt, schept zelf de problemen voor de gezondheidszorg.

Duidelijk wordt vooral dat er ook in het beleid van de overheid geen duidelijkheid valt aan te treffen. Woorden als recht op leven, solidariteit met hen die ziek zijn, blijken vaak een andere lading te hebben dan die ze suggereren. Een boek als dit doet sterk verlangen naar een aantal duidelijke uitgangspunten voor de gezondheidszorg, die degelijk ethisch onderbouwd zijn, en het stellen van prioriteiten doorzichtig maken.

S. Meijers

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 1989

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's