Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Opdat hij zou bevelen

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het mag een wonder heten dat we onder de laaghangende oordelen nog onze eigen scholen mogen hebben, waar onze kinderen nog het zuivere onderwijs naar Gods Woord en Getuigenis ontvangen. We hebben gezegd: onder de laaghangende oordelen! Want we leven in een tijd van verloedering, van verwereldlijking, van verlating en van vervreemding van de God van ons voorgeslacht. We zien dat er plannen gemaakt worden - en in die tijd groeien onze kinderen op - dat er straks mensen van hetzelfde geslacht ook in het huwelijk kunnen treden. We zien dat ook de meerderheid van de bevolking er voor is dat het bordeelverbod afgeschaft zal worden. Zo zal er meer te noemen zijn en daarom is het temeer een wonder dat we nog onze eigen scholen mogen hebben.

Het uitgangspunt: uit God tot God

Door alle tijden en eeuwen heen is er strijd gevoerd tegen degenen die overeenkomstig Gods Woord en Getuigenis willen leven en dat niet alleen voor wat de leer van Gods Woord betreft, maar ook het leven, de levensopenbaring op grond van Gods Woord en Getuigenis. Wat de leer van Gods Woord betreft, is het ons bekend - en u als onderwijskracht heeft het onze kinderen voor te houden - dat zij bekeerd moeten worden en dat ze uit genade gezaligd moeten worden zonder enige verdienste van onze zijde.

We hebben het al gezegd: Tegen die leer komt alles op.' Deze week hebben we nog de mening gelezen van iemand die een boek recenseerde. Een boek dat pas uitgegeven is door een roomse bisschop. En dan schrijft die recensent dat hij niet uit de weg kan met het standpunt van: uit God beginnen en in de mens eindigen. Daar is hij niet voor. Maar ook niet wat de roomse bisschop voorstond: vanuit de mens beginnen en in God eindigen. En hij wist niet verder hoe het dan wel moest. Hij was als het ware in een dilemma gekomen dat hij niet wist wat nu de zuivere gang was. Maar wat is nu de zuivere gang en het uitgangspunt wat Gods Woord ons leert? Niet het uitgangspunt: God - mens, of mens - God. Maar het uitgangspunt dat we in Gods Woord lezen is: uit God beginnen en in God eindigen. Daarvan zegt de apostel in Rom. 11

vers 36: 'Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.' En daarom, onderwijskrachten en allen die aan onze scholen verbonden en werkzaam zijn: het is nodig dat wij weten wat ons uitgangspunt behoort te zijn.

Dat wij onze eigen scholen mogen hebben, is een teer bezit. We bedoelen daarmee dat wij ook verantwoordelijk zijn om onze identiteit te mogen behouden. Dat is hèt uitgangspunt: vanuit God beginnen, bij God vandaan en in God eindigen, zodat dit ook onze kinderen naar de eis zijns wegs voorgehouden zal blijven worden.

U gaat de gehele dag met kinderen om: kinderen, die geschapen zijn voor e nimmer eindigende eeuwigheid, die een ziel omdragen die onsterfelijk is. Da mag ik u en mezelf de vraag stellen: wat is ons uitgangspunt? Ik neem aan dat u het met de mening van die roomse bisschop niet eens bent om te zeggen: vanuit de mens beginnen en in God eindigen; of zoals de auteur van het gerecenseerde boek het zegt: vanuit God beginnen en in de mens eindigen.

Wij staan het standpunt overeenkomstig Gods Woord voor: vanuit God beginnen en in God eindigen. Maar hoe beleven we ons standpunt? Hoe leven wij dat voor? Als ouders, als onderwijskrachten, als ambtsdragers die ook in ons midden zijn. Dan kunnen we op een aandoenlijke wijze de daden des Heeren die Hij in het verleden heeft verricht, vertellen en voorlezen. Maar mogen we het doen vanuit het uitgangspunt dat we in het onderwijs dat God ons geschonken heeft, de kinderen voorhouden dat ze door God bekeerd moeten worden? Dat we dus vanuit een geheiligde wetenschap het de kinderen overbrengen dat we zelf niets tot onze zaligheid kunnen doen. maar dat het alleen vrije genade is als de Heere ons wil bearbeiden? Ik zeg niet dat we het niet op een aandoenlijke wijze de kinderen mogen voorhouden, maar wat is ons uitgangspunt daarbij? Is het dat God verhoogd moet worden en dat de mens in God moet eindigen en dat het ook de kinderen zal worden voorgehouden, wat de Heere van ons eist?

De Reformatie: uit God tot God

Het is vandaag 31 oktober 1997. U weet dat we dan stilstaan bij het feit dat Luther de 95 stellingen aan de Slotkapel heeft bevestigd. We mogen dat herdenken. Als we spreken over herdenken, is dat niet alleen een terugdenken, maar een gedenken zoals de apostel dat vermaant aan de gelovige Hebreeën (Hebr.l3:7). De apostel zegt: edenk! Er zijn vanavond veel herdenkingsbijeenkomsten. Maar wat betekent nu herdenken? Terugdenken, gedenken. 'Gedenkt', zegt de apostel, 'uw voorgangers, die u het Woord Gods gesproken hebben', en hij laat er direct op volgen: en volgt hun geloof na.'

Niet alleen behoren we te gedenken dat de Heere ons de Reformatie gegeven heeft - niet alleen terugdenken wanneer dit heeft plaatsgevonden en in welke omstandigheden de kerk toen verkeerde - maar we moeten er ook naar leven, naar de uitkomst van hun wandel zien.

Het is ongeveer 480 jaar geleden, dat Luther de Reformatie tot uiting gebracht heeft. Maar onderwijskrachten, het is nodig ook te weten dat Luther dit deed vanuit de beleving van zijn hart en niet om alleen een uitwendige reformatie tot stand te brengen. De Heere had hem ook onderwezen dat alleen een zondaar, een goddeloze zondaar, een vijand, gerechtvaardigd kan worden zonder de werken des mensen, met uitsluiting van alles wat van de mens is, uit vrije genade naar het welbehagen des Vaders om het bloed en de gerechtigheid van Christus.

Luther heeft dan ook veel vruchten op zijn arbeid gehad. We kunnen wel zeggen dat er geen gebeurtenis in de 20 eeuwen Christendom heeft plaatsgehad, waardoor de Heere zo het licht op de kandelaar opnieuw deed schijnen, dan tijdens deze gebeurtenis in de 16e eeuw, de Reformatie. De kern van

Gods Woord werd als het ware weer gehaald uit de kluisters van menseninzetting, Godsverlating en Christusontering. Luther heeft ook veel voor de jeugd gedaan. Het boekje wat hij geschreven heeft voor de jeugd, noemde hij als eerste de Catechismus. Dat boekje is in 1525 uitgegeven. Hij heeft later, in 1529, de twee bekende Catechismussen uitgegeven; eerst de Grote Catechismus en even daarna de Kleine Catechismus in vraag en antwoord. Luther heeft het voorbeeld mogen geven aan de kerk en hij heeft vrucht op zijn arbeid gezien, maar de strijd bleef niet uit. We lezen in de verklaring over de Galatenbrief dat de doorgang van het Evangelie of de voortgang van het Evangelie belemmerd kan worden door enige fanatici, zoals de Wederdopers of de Anabaptisten en de Perfectionisten, die voorstonden dat men hier tot volmaaktheid kan komen. Luther zegt daarbij: 'Ik heb jaren nodig gehad om een kerk te mogen vormen, maar in een korte tijd worden deze grondzuilen en fundamenten ondergraven door mensen die geen kennis hebben van Gods Woord of slechts enkele hoofdstukken uit hun hoofd kennen, maar meer ook niet.'Daarom is het nodig de voorrechten te beseffen die we nog mogen hebben, nu we 480 jaar later nog het zuivere Woord mogen hebben. Zij het met alle gebrek, maar we mogen de kinderen voorhouden dat zij door God tot God bekeerd moeten worden, zonder enige verdienste van onze zijde.

Door God gekend

er-Zo-even heb ik u een gedeelte uit Gods Woord voorgelezen, namelijk Ge 18. Er staat cjeschrpven in vers 17: 'F.n dp Heere zeide: Zal Ik voor Abraham

verbergen, wat Ik doe? ' De Heere heeft aan Abraham bekendgemaakt dat Sara, nadat het haar opgehouden had te gaan naar de wijze der vrouwen, een kind zou krijgen en dat uit deze Izak Christus zou geboren worden. En dan wordt er zo opgemerkt: 'Zal Ik voor Abraham verbergen wat Ik doe? ' De Heere noemt dan twee redenen op waarom Hij voor Abraham niets zal verbergen.

De eerste reden is deze. vers 18: 'Dewijl Abraham gewisselijk tot een groot en machtig volk worden zal en alle volkeren der aarde in hem gezegend zullen worden.' Dus de Heere heeft Zijn raadsbesluit, het kabinet, willen openleggen en Abraham bekend willen maken, terwijl hij nog geen Izak had. Hoewel de Heere in dit hoofdstuk Abraham opnieuw beloofd heeft een zoon te zullen schenken. Dan zegt Hij hier: 'Ik zal voor Abraham niets verbergen, maar Abraham zal gewisselijk tot een groot en machtig volk worden en alle volkeren der aarde zullen in hem gezegend worden.' Wat betekent dat nu? De Heere geeft hier bekendheid aan een verborgenheid. De Heere legt hier de verborgenheid open - Hij maakt bekend - dat Christus uit Abraham voortge bracht zal worden en alle volken der aarde in hem gezegend zullen worden.

Maar dan wordt een tweede reden genoemd, vers 19: 'Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen en zij de weg des Heeren zouden houden om te doen gerechtigheid en gericht. Dus al is het dat de Heere te kennen geeft dat Hij Zich zal verheerlijken in Abrahams geslacht, nochtans geeft de Heere in de tweede reden te kennen dat Hij Zich verbindt aan de middelen en dat Abraham zich verbonden moet achten aan middelen en dat hij onderwijs heeft te geven aan de kinderen alsook aan zijn knechten.

We weten dat Abraham 318 knechten had. We kunnen dat lezen in Genesis 14 vers 14. Abraham gaf niet alleen onderwijs hoe zijn knechten zijn vee moesten verzorgen, hoe zijn knechten zijn bezittingen moesten bewaren en verdedigen, maar ook gaf hij onderwijs aangaande Gods Woord en Getuigenis.

En nu wil ik even terug komen op het uitgangspunt: anuit God beginnen en in God eindigen. Hier kunnen we het lezen - en het is gegrond op Gods Woord: Want Ik heb hem gekend.' De Heere legt het kabinet open: k heb hem gekend. Wanneer kende de Heere Abraham? Alreeds van eeuwigheid. Want we lezen in Romeinen 8 vers 29 en 30: ant die Hij tevoren gek heeft, die heeft Hij ook tevoren verordineerd. (...) En die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen; en die Hij geroepen heeft, d heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.' We lezen in Johannes 10 vers 14. dat Christus als de Goede Herder gezegd heeft: Ik ken de Mijnen en word van de Mijnen gekend.' En de apostel schrijft aan zijn geestelijke zoon Timotheüs (2 Tim.2:19):

'Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen, die Zijne zijn.' En hier staat: 'Want Ik heb hem gekend.'

Door God bevolen

En dan komt er een woord wat ons veel te zeggen heeft. Er staat hier niet: Omdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen. Dus: Ik heb hem gekend om reden dat hij onderwijs geeft aan zijn kinderen en aan zijn knechten. Nee, Ik heb hem gekend - en als vrucht daarvan - opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen. Omdat Ik hem gekend heb van eeuwigheid, omdat Ik hem heb liefgehad van eeuwigheid, zal de vrucht daarvan zijn, dat de nood van zowel zijn kinderen als van zijn knechten op zijn hart gebonden zal worden en dat hij het onderwijs ook zal geven aan zijn kinderen en aan zijn knechten. Ik heb hem gekend.

Abraham had vanzelf niet een school zoals wij die mogen hebben. In Canada zouden ze zeggen: homeschooling, want daar geven sommige ouders zelf onderwijs. Maar ik wil even op iets anders wijzen. Abraham zag de noodza lijkheid van huisgodsdienst. En de nadere reformatoren en ook de reformatoren hebben de noodzakelijkheid gezien van huisgodsdienstoefeningen.

De noodzakelijkheid van huisgodsdienstoefening

Fruytier verhaalt in zijn boekje Het grote voorrecht uan christenkind Luther met Melanchton en andere vooraanstaande mannen in een huis moedeloos bij elkaar waren. Ze waren moedeloos vanwege het feit dat Karei de Vijfde de protestanten vervolgde.

En ze konden niet veel tegen elkaar zeggen. Toen ging Philippus Melanchton even naar buiten om zich te kunnen verzetten, om even op adem te komen. Hij kwam toen bij een huis en hij hoorde mensen spreken in dat huis. Toen hij naderbij kwam, hoorde hij hoe kinderen de Catechismus opzegden voor hun moeder. Melanchton werd zo goedsmoeds dat hij weer terugging. Luther zag direct wat aan z'n gezicht. 'Melanchton', zegt hij, 'waarom bent u goedsmoeds? ' Hij zegt: 'Laat ons goedsmoeds zijn, want er worden nog jonge officieren geoefend en die zullen de zaak van Christus behartigen en zullen voor Christus strijden.' Zo mochten Me-

lanchton en Luther als het ware de noodzakelijkheid van het godsdienstonderwijs zien. Dat het huisgodsdienstonderwijs gegeven wordt.

Als ouders de kinderen sturen naar de eerste groep van het basisonderwijs is het eigenlijk zo dat dit basisonderwijs dan het voortgezet onderwijs behoort te zijn. Het godsdienstonderwijs behoort dus eigenlijk thuis te beginnen. En het voortgezet godsdienstonderwijs moet dan beginnen bij de eerste groep van de basisschool.

Niet alleen de reformatoren zagen de noodzakelijkheid daarvan, maar ook de nadere reformatoren zagen zoals Koelman, Wittewrongel, Teellinck en ik denk in het bijzonder ook aan Saldenus.

Deze schrijft in zijn De weg des vens dat ieder huisgezin tegelijkertijd z'n eigen kerk behoort te zijn, waarin de ouders de kinderen opvoeden, hen wijzen op de noodzakelijkheid van de bekering, met hen spreken nadat zij een hoofdstuk uit Gods Woord gelezen hebben, hen de betekenis uitleggen en ook met hen psalmen zingen. Maar Saldenus moest in zijn tijd al zeggen dat er een diep verval plaatsvond en dat er zo weinig huisgodsdienstoefening gehouden werd.

De reformatoren en de nadere reformatoren stonden dit niet zomaar voor, maar zij stonden dit voor omdat dit terug te vinden was in Gods Woord. In het Nieuwe Testament lezen we in 1 Korinthe 16 vers 19 dat de apostel groetenis overbrengt aan Aquila en Priscilla met de gemeente die te hunnen huize was. Dus dan was het huisgezin als een kleine gemeente.

We lezen het ook in het Oude Testament, in Exodus 12 vers 3 lezen we: 'Een lam voor een huis.'

Elk huisgezin is dan een zelfstandigheid. Israël was verdeeld in 12 stammen en elke stam was verdeeld in gezinnen en al die gezinnen gezamenlijk vormden het volk, de natie Israël.

Elk gezin is de pilaar, de hoeksteen van het maatschappelijke leven. Als h gezin niet leeft overeenkomstig Gods Woord en Getuigenis vindt dat z'n weerslag, zowel op school, in de kerk, als ook in het maatschappelijk leven.

Ziet u de noodzakelijkheid van het huisgodsdienstonderwijs dat gegeven dient te worden? Wat zijn we allen ver van de plaats als het niet gegeven wordt. Daarom hebben kerk, school en huisgezin een drie-eenheid te vormen. Ze horen bij elkaar, ze moeten elkaar aanvullen en dat in het belang van de overdracht van normen en van waarden.

Maar het betekent ook dat elk gezin afgezonderd behoort te leven en te leven naar Gods Woord en Getuigenis. Elk gezin behoort Gods Woord te onderzoeken en ook te weten wat de leer is van Gods Woord en wat de oudvaders ons. gegrond op Gods Woord, hebben nagelaten.

Onderwijs geven vanuit geschonken kennis

Het is nodig dat we persoonlijk kennis hebben van de Heere Zelf, want van Abraham staat er dat de Heere zegt: 'Want Ik heb hem gekend.' Abraham leefde in een plaats waar de afgoden gediend werden. De Heere heeft Abraham geroepen om z'n afgoden vaarwel te zeggen. Abraham kon dus niet meer verder leven in een wereld van godsdienst en bijgeloof. In Hebreeën 11 vers 8 lezen we: 'Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou.' Welnu, door het geloof is Abraham geroepen.

Ik wil daarmee zeggen dat we wel onderwijs kunnen geven op school, thuis of waar dan ook, maar het is zo noodzakelijk dat we het vanuit de beleving vandaan, vanuit het geschonken onderwijs dat de Heere Zijn Kerk schenkt, kunnen spreken.

Niet vanuit de hoogte, maar vanwege het feit dat de mens een van God afgevallen zondaar is. Abraham kon vertellen hoe hij eertijds zonder God leefde. Abraham kon vertellen dat hij zonder God in de wereld was, geen hoop hebbende. Maar de Heere heeft hem geroepen, de Heere heeft hem afgezonderd en Abraham kreeg met God te doen.

Zo moeten we allen een keer met God te doen krijgen. Krijgen we dit hier aan deze kant van het graf niet, dan zal het straks wezen als we voor God moeten verschijnen; onbekeerd te moeten sterven, zal buiten Christus onmogelijk zijn. Daarom is het noodzakelijk om net als Abraham geroepen te worden uit de staat waarin we zijn; inwendig, krachtdadig geroepen te worden door de werking des Heiligen Geestes. Dan zal het zijn dat zonde zonde gaat worden en schuld schuld. En dan zal het zijn dat we van onze kant gaan uitroepen dat we verloren zijn, want de Heere kan met ons geen gemeenschap hebben. Hij is rechtvaardig en Hij is heilig.

Mag ik die vraag, die persoonlijke vraag eens aan mezelf en aan u stellen: in g hoeverre hebben we kennis van zaken? Mogen we vanuit de beleving van ons hart - vanuit het geschonken onderwijs dat de Heere ons gegeven heeft - me de kinderen omgaan en ze wijzen op wat de mens is, wie we zelf zijn, en dat we bekeerd moeten worden. We kunnen de kinderen dan ook vertellen hoe

de Heere ons tot een onderwerp van genade gemaakt heeft en dat we zondaar voor God geworden zijn? Dat we door genade aan de zijde Gods mochten vallen en een verloren, verdoemelijk mens voor God mochten worden. Dat we mochten invallen voor de Heere en Hem in Zijn rechtvaardigheid erkennen. Dat we onze staat mochten overnemen en erkennen: 'Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig.'

Onderwijs uit God tot God

Moet dat onze kinderen ook voorgehouden worden? Ons uitgangspunt moet zijn: vanuit God beginnen en in God eindigen. En men heeft dan vanzelf - want ik lees dat de kinderen onderwijs moeten krijgen naar de eis zijns wegs - te weten op welke wijze dat men het doet, maar altijd met dat uitgangspunt in het oog: vanuit God beginnen en in God eindigen. Dus niet vanuit de mens beginnen, alsof een mens zichzelf bekeren kan, alsof een mens zelf het geloof moet aannemen, alsof een mens zelf Christus moet aannemen en daartoe in staat is, maar: vanuit God beginnen en in God eindigen.

En dat dient dus op een eenvoudige wijze te gebeuren naar de eis zijns wegs, zoals Salomo zegt. Spreuken 22 vers 6: 'Leer de jongen de eerste beginselen naar de eis zijns wegs.' Maar altijd door dat uitgangspunt in het oog hebben: vanuit God beginnen en in God eindigen.

Een eeuwig wonder ervaren

Welnu, dan zou het zo'n wonder in ons leven zijn, als voor ons geldt wat hier staat: 'Zal Ik voor Abraham verbergen wat ik doe? ' En wat heeft de Heere toen bekend gemaakt? Wat hield Hij niet verborgen? Wel, Zijn raadsbesluit, Zijn kabinet bleef niet gesloten. Als een mens werkelijk een verloren mens voor God mag worden en hij leert zich door genade geheel overgeven en zijn staat overnemen, dan zal het zo'n eeuwig wonder zijn als de Heere dan Zijn kabinet gaat ontsluiten en gaat bekendmaken wat Hij aan Abraham bekendgemaakt heeft, nl. dat Christus uit zijn zaad zou voortkomen.

We kunnen weten dat al degenen die begrepen zijn in het wezen van het genadeverbond, de Heere ook zal trekken, dat Hij onwederstandelijk in hun harten zal werken. Maar het zal zo anders worden als we het ondervindelijk mogen beleven. Want dan gaat de Heere het kabinet ontsluiten en gaat Hij die gezegende Middelaar aan ons openbaren. Die blank en rood is en de banier draagt boven tienduizenden. Dan is Hij de beminnelijke Vorst. Zijn schoonheid hoog te loven, gaat al het schoon der mensen ver te boven.

Zij nu gaan juist leren dat uitgangspunt: vanuit God beginnen en in God eindigen. Dan zegt de apostel in Romeinen 11 vers 33 en 34: 'O diepte des rijkdoms, beide der wijsheid en der kennisse Gods! Hoe ondoorzoekelijk zijn Zijn oordelen, en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft den zin des Heeren qekend? ' En dan zeqt hij. als hij zo de Heere qaat Drijzen. in heilige triomf en

verwondering (vers 36): 'Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid.' Ik hoop dat dit in ons leven ons niet vreemd zal blijven.

Door God gezegend onderwijs

Zo heeft Abraham onderwijs mogen geven aan zijn kinderen en aan zijn 318 knechten. Is dat onderwijs gezegend geworden? Van enkelen is het bekend. Ik denk aan een Izak, die uit hem is voortgekomen. De Heere heeft het onderwijs aan hem willen zegenen. Ik denk aan een van die 318 knechten, Eliëzer, waarin de Heere ook heeft willen werken.

Zo staat u elke dag voor de klas om het onderwijs te geven in de hoop dat de Heere het wil zegenen. En zoals Hij hier gezegd heeft: 'Zal ik voor Abraham verbergen wat ik doe? '-en dan heeft Hij gewezen op het uitgangspunt dat ik al zo dikwijls heb aangehaald - zo zal het ook zijn dat de Heere zeker de Zijnen zal trekken. En Hij zal ze bearbeiden, opdat Hij verhoogd en verheerlijkt zal worden. Daarom is het nodig om te weten dat de Heere voor Zijn Eigen werk instaat. Dan doen wij niet mee. Ik kan wel begrijpen - wij zijn ook ambtsdrager - dat u uitziet naar de vruchten. Niet alleen dat straks de kinderen opgenomen kunnen worden in het maatschappelijke leven, maar ook dat er nog

vruchten van bekering gezien mogen worden. Want elke dag vertelt u uit Gods Woord en wijst u op de noodzakelijkheid van waarachtige bekering.

Moge het zijn dat de Heere nog in de harten van jonge kinderen wil werken, beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen.

Toch is er strijd aan verbonden geweest in het leven en in het huisgezin van Abraham.

Want er was niet alleen een Izak en een Eliëzer, de knecht, maar er was ook een Ismaël. En wat voor onrust heeft dat veroorzaakt in het huisgezin van Abraham. Zo was er strijd in zijn huisgezin.

En dan kan er strijd zijn, ook wat het schoolleven betreft, want satan zit niet stil en hij zal proberen wat we nog mogen hebben om dat weg te nemen, maar de Heere houdt ge-

staag Zijn Woord en Hij gaat door met Zijn vergaderend werk en Hij zal Zichzelf verheerlijken.

Kan het ook heden ten dage nog geschieden dat de Heere nog mensen, kinderen. komt te trekken? In hetzelfde hoofdstuk - in het gedeelte vóór wat ik u heb voorgelezen - staat geschreven dat de Heere tegen Abraham zei dat Sara een zoon zou krijgen. En Sara heeft gelachen. En dan lezen we dat de Heere gezegd heeft: 'Sara u hebt gelachen.' En ze ontkende het. En toen heeft de jn Heere gezegd: 'Neen, maar gij hebt gelachen.' En daar heeft Hij deze w den aan toegevoegd: 'Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn? '

Bij de Heere zijn alle dingen mogelijk. Daar moeten we altijd maar rekening mee houden. Wij hebben te zaaien; wij kunnen niet maaien; we kunnen ook de vrucht niet voortbrengen. Maar de Heere Zelf mocht Zijn Woord nog willen zegenen ook in het midden van onze scholen. Want de Heere heeft Zelf gezegd:

'Zijn trouw rust zelfs op 't late nageslacht.' 'Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht, Tot in het laatste nageslacht.'

Mochten we dat nog eens vernemen, ook in deze tijd. Want dan zal de vrucht niet uitblijven. 'Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn', dat dode zondaren levend kunnen worden? 'Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn', dat vijanden met God verzoend mogen worden? Alle dingen zijn bij de Heere wonderlijk, en wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God.

Maar we moeten dit eraan toevoegen: we zeiden wel zojuist: 'Wat bij de mensen onmogelijk is, dat is mogelijk bij God', maar onthoudt dit: we zullen een af tijd in ons leven moeten kennen, dat wat onmogelijk is bij de mens, van Go kant ook onmogelijk gaat worden, omdat God van Zijn recht niet kan afstaan. En wat zou het dan een eeuwig wonder zijn, als de Heere bij Hem vandaan een mogelijkheid ontsluit. Namelijk, omdat Hij naar Zijn welbehagen Zijn Zoon gezonden heeft. Die de zaligheid voor Zijn Kerk bereid heeft, en die zaligheid schenkt Hij om niet aan hen weg.

Ik hoop van ganser harte dat de Heere u licht, moed en krachten wil geven om uw werk op onze scholen te verrichten, en dat Hij het mocht zegenen, want: 'Zou iets voor den Heere te wonderlijk zijn? '

Openingstoespraak n.a.u. Genesis 18 vers 19 op de onderwij gaande van het Ds. G.H. Kerstenonderwijscentrum, op 3 Opheusden.

Dit artikel werd u aangeboden door: KOC Visie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

Criterium | 34 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

Criterium | 34 Pagina's