Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Verkeer en Waterstaat

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkeer en Waterstaat

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door de heer Meuleman

Maximumsnelheid

De ongevallen, die in het verkeer nog steeds voorkomen en veel doden eisen, nopen de overheid tot een zo groot mogelijke verkeersveiligheid op onze wegen. Hierbij dient ook gelet te worden op de snelheidslimiet, welke op de wegen buiten de bebouwde kom van toepassing is, namelijk een maximumsnelheid van 100 km per uur. De vraag, of de limiet van 100 km per uur op de autosnelwegen gehandhaafd dient te worden dan wel dient te worden verhoogd tot 120 km per uur, is nog steeds niet beantwoord.

De voorlopige raad voor de verkeersveiligheid heeft een advies uitgebracht, waarbij hij adviseert, de maximumsnelheid onder bepaalde omstandigheden van 100 naar 120 km per uur te brengen. Is het juist, dat de Minister in dezen nog een afwachtende houding aanneemt? Als deze constatering juist is, willen wij hem hierin ter zijde staan. Toen de 100 km als maximumsnelheid werd ingevoerd, stonden de verkeersveiügheid en een zuinig benzineverbruik voorop. Wij adviseren de Minister, de maximumsnelheid niet van 100 naar 120 km per uur te verhogen. Laten in dezen de verkeersveiligheid en de energiebesparing het beoogde doel zijn en blijven.

Wanneer thans blijkt dat ruim de helft van de Nederlandse automobilisten 120 km per uur rijdt, terwijl 100 km per uur de toegestane maximum snelheid is, is de kans groot dat bij het toestaan van een snelheid van 120 km per uur, weer 140 km per uur gereden wordt. Bovendien lijkt het mij niet alleen een gevaarlijk instrument, een wet aan te passen, die toch al door vele automobilisten overtreden wordt; het is ook een gevaarlijk argument. Waar komt men ten slotte terecht als men deze lijn doortrekt? Is de Minister het met deze stelhng eens?

Toestand rijkswegennet

Wij vinden het teleurstellend, dat het Ministerie yan Verkeer en Waterstaat ook een aatideel moest leveren in de bezuiniging op de begroting voor 1981. Deze financiële inlevering zal zeer zeker invloed doen gelden ten aanzien van de uitvoering van nieuwe werken alsmede bij het onderhoud, dat steeds meer in omvang gaat toenemen. Kunnen na deze inlevering van de zijde van het Ministerie nog voldoende, nieuwe en noodzakelijk geachte werken aan wegen, dijken en het openbaar vervoer naar behoren worden uitgevoerd?

Is er een oplossing te verwachten voor de knelpunten op de wegen en de steeds meer voorkomende filevorming? Is in de planning voor deze aspecten ruimte gelaten en zijn hiervoor tevens financiële middelen beschikbaar?

De Minister stelt in de memorie van antwoord als antwoord op vraag 26: , , Wil het handhaven van een goede toestand van het rijkswegennet ook in de komende jaren verzekerd blijven, dan zullen de jaarlijks beschikbare bedragen moeten worden aangepast aan prijs- en kostenstijging.

Voorts zal ten gevolge van uitbreidingen van het wegennet en in verband met het intensieve gebruik hiervan, waardoor het overdag uitvoeren van onderhoud in vele situaties niet meer mogelijk is, over een groter volume moeten kunnen worden beschikt". De conclusie is dan, dat de financiën en de uitbreiding en het onderhoud van de wegen niet met elkaar parallel lopen. Hoe denkt de Minister dit in de toekomst te kunnen oplossen? Toch zeker niet door verwaarlozing van het rijkswegenijet! Hebben de uitgaven op het Ministerie van Verkeer en Waterstaat geen ernstige gevolgen voor de werkgelegenheid in de weg- en waterbouw en in het openbaar vervoer? Zal hierbij geen stagnatie optreden? Is de opbrengst van de wegenbelasting niet voldoende om voorzieningen te treffen tot opheffing van de nog steeds voorkomende knelpunten? Worden deze belastingen ook geheel voor deze sectoren gebruikt? Worden de files op de wegen niet mede veroorzaakt door het forenzenverkeer? Rijden in de spitsuren niet velen alleen in de auto? Is bij voorbeeld door middel van meer car-pooling niet een oplossing te vinden? Kan terughoudendheid bij het uitkeren van de autovergoeding geen stimulans zijn om meer gebruik te maken van het openbaar vervoer? Zal het niet eveneens de car-pooling bevorderen? Is het mogelijk hierop enige drang uit te oefenen? Aan dwang zouden wij de voorkeur nog niet geven.

Beroepsgoederenvervoer

Het beroepsgoederenvervoer over de weg zal deze week protestacties voeren tegen de aangekondigde accijnsverhoging op diesel. De verhoging van de dieselaccijns met vijf cent per liter, die op 1 mei moet ingaan, betekent voor het beroepsgoederenvervoer een jaarlijkse lastenverzwaring van 75 miljoen gulden. Vele transportbedrijven kunnen hierdoor in financiële moeilijkheden geraken. De uitstoot van arbeidsplaatsen kan in een stroomversnelling geraken. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden hiervoor een oplossing te vinden?

Met belangstelling hebben wij de verkenning van de President-Commissaris van de Shell gelezen, die is verricht op verzoek van de Staatssecretaris, en die betrekking heeft op het goederenvervoer over de weg. Met instemming hebben wij eveneens kennis genomen van het in 1979 door de Minister genomen besluit om op grond van de gunstige resultaten 45 gebieden aan te wijzen voor een buurtbus-project. Deze buurtbussen voorzien blijkbaar in een grote behoefte, vooral in de dunbevolkte gebieden. Dat is een gunstige ontwikkehng. Is verdere uitbreiding van het aantal buurtbusprojecten nodig, en zijn er nog verzoeken van provinciale overheden om uitbreiding van deze projecten?

Het vorige jaar heb ik tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat enkele opmerkingen gemaakt over de invoering van de nationale strippenkaart per 8 mei 1980 en van het Sterabonnement per 1 oktober 1980. Van welingelichte zijde mochten wij vernemen dat de voorverkoop van plaatsbewijzen voor de chauffeur minder handelingen betekent, waardoor het vervoer sneller kan plaatsvinden. Dat is een positieve zaak. De verantwoordelijkheid voor het in bezit hebben van een geldig plaatsbewijs ligt nu meer dan voorheen bij de reizigers. Helaas moet worden geconstateerd dat er nogal wordt geknoeid door zowel de bezitters van strippenkaarten als de bezitters van een abonnement. Meer controle lijkt mij bij de invoering van het nieuwe systeem gewenst. Het aantal controleurs mag echter niet worden uitgebreid in verband met de bezuinigingen. Het resultaat daarvan is echter wel dat er minder gelden binnenkomen.

Ook het aantal voorverkoopadressen blijkt nog onvoldoende te zijn, vooral in de kleine buurtschappen. De opbrengsten van het nieuwe systeem blijken tegen te vallen. Voor het totale streekvervoer zal het waarschijnlijk enkele miljoenen bedragen. Die bedrijfstak wordt nu ook geconfronteerd met de bezuinigingen. Enerzijds stijgen de kosten — onder andere door de sterk stijgende energieprijzen — terwijl anderzijds opbrengsten achterblijven. Het gevolg hiervan is dat voorzieningen moeten worden bijgesteld, hetgeen vooral grote gevolgen zal hebben voor het platteland. Het aantal passa­ giers is in 1980 met ruim 7, 5% gestegen, maar juist nu zijn de mogelijkheden voor deze bedrijfstak door de bezuinigingen kleiner geworden. Wil de Minister hier alle aandacht aan schenken, opdat het streekvervoer zijn taak naar behoren kan blijven vervullen?

Provinciale herindeling

Over de vraag naar de mogelijke beïnvloeding van het toekomstige bestuurlijke beleid ten aanzien van waterschappen door de nieuwe visie op de bestuurlijke herindeling van ons land zegt de Minister onder meer dat opsplitsing van provincies op zich het bestuurlijk beleid van waterschappen niet beïnvloed, zoals ook is neergelegd in de nota-naar een nieuw waterschapsbestel.

Het besluit om de provinciale herindeling gefaseerd plaats te doen vinden, is voor mij wel aanleiding geweest om op dit moment af te zien van een voor het gehele land geldende nieuwe regeling ter oplossing van de problemen die voortvloeien uit het feit dat waterstaatkundige eenheden zich uitstrekken over het territoir van meer dan één provincie.

Wil de Minister in afwachting van de verdere ontwikkeling van de provinciale herindeling pas op de plaats maken? Is het probleem van provinciale herindeling en van een nieuw waterschapsbestel in de huidige omstandigheden niet een onverantwoordelijke zaak? Moet hierbij geen grote voorzichtigheid worden betracht? Bovendien is het een dure aangelegenheid. Wie staat hier eigenlijk op te wachten? Zou seponeren mogelijk niet het gewenste resultaat kunnen opleveren?

Het nemen van beslissingen

Wij gaan graag akkoord met de vaste oeververbinding over de Westerschelde. Wij spreken de wens uit dat door een gunstige ontwikkeling van de rentestand, het vlot verlopen van de bestemmingsplanprocedure en het verlenen van de vereiste vergunningen deze oeververbinding omstreeks 1987 a 1988 voltooid zal kunnen zijn. Hoewel het niet van financiële risico's ontbloot is, achten wij het toch een goede zaak dat aan de onzekerheid over het al dan niet doorgaan van deze vaste oeververbinding een eind komt. Het Rijk zal de hieruit voortvloeiende financiële consequenties moeten dragen. Zij zal aan gewettigde verwachtingen moeten voldoen.

Ook het principebesluit van de Regering om de Markerwaard in te polderen vinden wij juist. Waarom er gewacht moet worden met het nemen van een definitieve beslissing tot na een maatschappelijke discussie, is ons niet geheel duidelijk. Hoelang denkt de Minister dat het nog zal duren voor en aleer er een definitieve beslissing zal zijn? Nog in deze regeringsperiode? Nu wij toch spreken over het nemen van beslissingen, willen wij de Minister vragen wanneer hij een definitieve beslissing denkt te nemen inzake het kanaal Deventer-Raalte. In een motie hebben provinciale staten van Overijssel in hun vergadering van"19 december 1980 een dringend beroep op de Minister gedaan om op zeer korte termijn een beslissing te nemen tot uitvoering van het konvooi-vaarplan. Kan een beslissing spoedig worden tegemoetgezien?

Vele jaren is door ons bij de behandeling van dit begrotingshoofdstuk aandacht gevraagd voor de problematiek van de tweede IJsselbrug bij Kampen. De werkzaamheden voor de bouw van deze brug vinden goede voortgang en naar verwacht wordt zal de brug eind 1983 gereed zijn, een jaar later dan gepland was. Wij hebben met deze vertraging geen enkele moeite. Het heeft lang geduurd, maar thans is het einde van dit knelpunt in zicht. In ieder geval is straks weer één van de vele knelpunten opgelost. Voor de laatste keer willen wij onze erkentelijkheid uitspreken aan het adres van deze Minister voor de vastberaden houding die hij heeft aangenomen bij de voorbereiding van deze brug die nu haar voltooiing nadert. Deze tuibrug die zowel plaatselijk, regionaal als landelijk van belang zal zijn, zou niet de naam , , tweede IJsselbrug" verdienen. Dit zou tot verwarring aanleiding kunnen geven. Wat ons betreft zou deze tuibrug zeer gevoeglijk Tuijnmansbrug genoemd kunnen worden. Wij willen deze suggestie graag aan de daartoe bevoegde instanties doorgeven.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1981

De Banier | 8 Pagina's

Verkeer en Waterstaat

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 mei 1981

De Banier | 8 Pagina's