Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOESPRAAK op de ontmoetingsdag te Sliedrecht op 25 april j.1.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOESPRAAK op de ontmoetingsdag te Sliedrecht op 25 april j.1.

„GODDELIJK ONDERWIJS TOT GELOOFSBEOEFENING !

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het gaat hier over het geloof, het „zaligmakend” geloof tegen over het schijngeloof, zoals een alleen het verstandelijk weten zonder meer.

Onze bedoeling is dus niet om breed te spreken over het echte geloof, maar slechts over een enkel facet eruit, namelijk de GELOOFSBEOEFENING. We willen hierover iets zeggen en wel over Goddelijk onderwijs tot geloofsbetrachting”. Hoe deze beoefening wordt:

Ten eerste: belemmerd,

ten tweede: beleefd,

ten derde: bewerkt,

Het betreft dus hier het oprechte of zaligmakende geloof.

Ja, de wereld lacht hierom en ook de uiterlijke godsdienst, die van dat zogenaamde „arme-zondaarsgeloof” niets wil weten, omdat zij vreemd is van het „arm zondaar-worden voor God”.

Maar wie daarvan iets heeft leren kennen, zal ervaren, welk een troost het bevat in de weg van de kostelijke „geloofsbeoefening”. Want schrijft de Hebreërbrief niet in hoofdstuk elf, vers 1:

„Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt en een bewijs der zaken, die men niet ziet.”

Begrijpt echter goed, dat het geloof op zichzelf niet de vaste grond der zaligheid is, want die ligt alleen in Christus. Het geloof is „het middel” om die vaste grond te vinden. We komen hierop nader terug in onze derde gedachte.

Hoe arm is de mens zonder geloof, die namelijk zijn vastheid zoekt in het aardse bezit, in al het vergankelijke. „Alle vlees is als gras, dat ’s morgens bloeit en ’s avonds in de oven geworpen wordt.”

Nu is echter het geloof één van de meest bestreden zaken in het leven van Gods kinderen. En dat is vanwege ongeloof en onkunde ! Denk maar aan de Emmausgangers, tot wie de Heere Jezus zo vermanend sprak: „O onverstandigen en tragen van hart om te geloven.”

Ook andere zaken kunnen oorzaak zijn van geloofs-belemmering.

Onbegrepen wegen, waarlangs de Heere Zijn volk vaak leidt. Denk aan Jacob, die uitriep: „Al deze dingen tegen mij.” En die dingen waren nu juist vóór hem.

Liet Johannes de Doper niet door zijn discipelen de Heere vragen: „Zijt Gij Degene,Die komen zou, of verwachten wij een andere ?”

Ook kunnen verzoekingen oorzaak van belemmering zijn tot geloven.

De Heere Jezus sprak eens tot Zijn discipelen, die al in vers 5 „Apostelen” worden genoemd:

„Wee degenen, door wie de ergernissen komen. Het ware beter....... enz.” Het Griekse woord „skandala” wijst op het zogenaamde lokaas, om b.v. dieren in de val te laten lopen.

De duivel gebruikte „de boom der kennis, des goeds en aes kwaads” om EVA te verleiden. Vandaag zijn het wel bijzonder de moderne communicatie-middelen, die duizenden bij duizenden ten val brengen !

Daarom:.......... „En hetgeen Ik u zeg, dat zeg Ik allen:.......... Waakt !” Markus 13 : 37.

Er kunnen ook „verzoekingen” liggen in het persoonlijke leven tegenover elkaar. Zo sprak Christus bij Zijn wijzen op de „ergernissen”: „Wacht uzelven. En indien uw broeder tegen u zondigt, zo bestraf hem; en indien het hem leed is, zo vergeef het hem”.

Welnu ! Ten opzichte van al die verzoekingen gevoelden de discipelen het als een zulk een zware taak, die zij hadden te volbrengen en daarom smeekten zij de Heere: „Vermeerder ons het geloof.”

Ja, dit was een bede uit ootmoed ! Zij hadden kleine gedachten van zichzelf. Velen menen een groot geloof te bezitten, maar zij zijn nooit eens echt arm in zichzelf voor God geworden.

Toch was het geloof van die discipelen dikwijls een „klein geloof”. Zo moest de Heere wel eens van hen zeggen: „Gij kleingelovigen”.

Waarin kwam dan dat „kleine geloof” bij hen uit ? In hun vraag: vermeerder ons het geloof. Zij bedoelden ermede: voeg er aan toe. Bijvoorbeeld: iemand heeft een zaadje gelegd in de aarde. Maar dat wil niet ontkiemen. En nu denkt hij, dat dit wèl zal geschieden, wanneer hij er meerdere korrels bijlegt.

Welnu, zo meenden de discipelen meer korrels geloof nodig te hebben, om hun zware taak te kunnen volbrengen.

Het antwoord van Christus „Zo gij een geloof had als een mosterdzaad, gij zoudt tegen deze moerbeziënboom zeggen: Wordt ontworteld en in de zee geplant en hij zou u gehoorzaam zijn.”, wijst er duidelijk op, dat tot het volbrengen van hun taak, de ergernissen of de verzoekingen te weerstaan, de broeder te vergeven tot zelfs zevenmaal daags, geen meerdere korrels geloof nodig zijn, doch slechts één mosterdzaadje !

Waarop komt het er dus op aan ?........ Op de betrachting of de beoefening van het geloof, tot rijke geloofs-beleving.

Ligt hierin ook niet een heilzame les voor de bekommerde harten ?

Zij staan er naar om de weldaad te mogen kennen van de zekerheid des geloofs. Maar dan op die manier. Bijvoorbeeld bij het toetreden tot het heilig Avondmaal. Zeker, dan moet men inderdaad een ware avondmaalganger zijn en dus het ware oprechte eloof bezitten. En dàt durven bekommerde arten niet met volle verzekerdheid te zeggen. Om nu vrijmoedig tot ’s Heeren tafel te gaan, willen zij eerst die volle verzekerdheid bezitten. D.w.z. weten, dat men het „eigendom is van Jezus Christus.”

En nu wachten zij op die volle zekerheid. Aan dat éne korreltje geloof, (d.w.z. zij durven niet te ontkennen, wat de Heere aan hun ziel gedaan heeft, hoewel ’t bestreden wordt), hebben zij niet genoeg. Er moeten eerst meer korrels bijkomen, om te weten dat hun geloof echt is en dat zij verzekerd zijn, het eigendom te zijn van Jezus Christus. En daarop wachten zij. In feite wacht men dan op een bijzondere openbaring uit Gods Woord.

Maar wat zegt nu het schone „Avondmaalsformulier” ?

„En opdat wij vastelijk zouden geloven, dat wij tot dit Genadeverbond behoren.” En wat staat er dan verder ? Dat de Heere eerst tot u zal zeggen: u bent Mijn eigendom ? Wel neen, we lezen dan:

„Nam de Heere Jezus in Zijn laatste Avondmaal het brood, en als Hij gedankt had, brak Hij het en zeide: Neemt, eet, dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt, doet dat tot Mijn gedachtenis.”

Ja, te mogen belijden met Petrus: „Op Uw Woord zal ik het net uitwerpen.”

O, hoe heilzaam is dan die geloofs-beoefening ! Want zij komt tot rijke geloofsBELEVING.

Dat is onze tweede opmerking over „Goddelijk onderwijs tot geloofsbetrachting”.

Hier zien we rijke geloofs-daden.

De Heere Jezus gebruikt het beeld van het „mosterdzaadje”, een van de kleinste zaden. En toch verbindt Christus hieraan de geloofsdaad van iemand, die tot een moerbeziënboom zegt: Wordt ontworteld en in de zee geplant en dat hij aanstonds zou zien, dat die boom hem gehoorzaamt.

Zo geeft de Hebreërbrief treffende voorbeelden van wat het geloof vermag. Zie hoofdstuk elf.

We willen hierbij enkele voorbeelden geven van wat zulk een klein mosterdzaadje geloof vermag.

Zie bij de Kananeesche vrouw uit Tyrus en Sidon’s landstreek. Aanvankelijk en telkens afgewezen op haar nood-geroep tot Christus „Zone Davids, ontferm U mijner” en het „Heere, help mij”, mocht ze tot de belijdenis komen: „Ja, Heere, doch”. Zij wilde ermee zeggen: ik moet bekennen, ik ben ’t niet waardig, want ik ben zulk een „hondeke”. Maar zij spreekt daarbij ook haar geloof uit in de betuiging: „Doch de hondekens eten ook van de brokskens, die daar vallen van de tafel hunner heren.” En Jezus verklaart zelfs daarbij: „O vrouw ! groot is uw geloof.” Daar ging die moerbeziënboom, ontworteld en in de zee geplant !

We willen even het volgende opmerken.

U zou kunnen vragen: die vrouw had dan toch maar een „groot” geloof ? Jezus zei dit Zelf. Dat is waar. Maar zou die vrouw òòk van zichzelf dat gezegd hebben ? We menen, dat zij dan zou hebben geantwoord: Dat durf ik niet zomaar van mijzelf te zeggen. Maar Jezus verklaarde het.

Eenzelfde geloofsbeleving vinden we bij de bloedvloeiende rouw, die, van Jezus gehoord hebbende, met haar dodelijke kwaal tot Hem de toevlucht nam met de geloofs-overtuiging in haar hart: „Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, ik zal gezond worden.” Daar ging ook bij haar de moerbeziënboom !

We zien die geloofsbeleving bij de profeet Habakuk. We horen hem in zijn boek hoofdstuk 3 : 17 uitroepen en welk een geloofstaal: „Alhoewel de vijgeboom niet bloeien zal en geen vrucht aan de wijnstok zijn zal, dat het werk des olijfbooms liegen zal en de velden geen spijs voortbrengen; dat men de kudde uit de kooi afscheuren zal en dat er geen rund in de stal wezen zal, zo zal ik nochtans in den Heere van vreugde opspringen, ik zal mij verheugen in de God mijns heils !”........... Ziet ge de moerbeziënboom gaan bij de profeet ?

En om nog één voorbeeld van die geloofsbeleving te noemen, luister dan naar de bede van de moordenaar aan het kruis: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn.” Ziet u ook bij deze kruiseling niet de moerbeziënboom in zee gaan ? O, dat zò eens zulk een rijke geloofsbeoefening mocht plaats hebben bij hen, die uitzien naar die geloofsbeleving en de rust mogen vinden bij deze beminnelijke Rustaanbrenger en Gever ! O, een geloof als een mosterdzaadje, zo klein, maar........ in beoefening of betrachting zo kostelijk en..... krachtig. Ja, ’t is waar: „Nooit kan ’t geloof te veel verwachten !”

„Vrees niet, geloof alleenlijk”. Zo sprak Jezus tot de diepbeproefde Jairus.

Hebt u, mijn hoorder (en nù, mijn waarde lezer(es) ook deel aan het beginsel van het ware geloof ? Is u niet jaloers op zulk een bezit en vraagt u er steeds wel om ? Ja, hebt u die onmisbare HEILIGE GEEST nodig gekregen, Die de BEWERKER is van het ware geloof ?

Dat was onze derde opmerking.

Onze Heidelberger wijst ook op Die Bewerker van het geloof en wel in Zondag 25, vraag 65, welke luidt: „Vanwaar komt zulk een geloof ?” En dan is het antwoord: „Van de Heilige Geest, Die het geloof in onze harten werkt door verkondiging van het heilig Evangelie, en het sterkt door het gebruik van de sacramenten.”

We dienen hier zeer wel te onderscheiden, namelijk dat het geloof zelf de zaak niet is, waarom het gaat. Het is niet de bewerker van het heil, maar middel, waarvan de Heilige Geest Zich bedient.

Het is niet onze hand, die op zichzelf ons rijk maakt, maar het is de gave zelf.

Zo is Christus de Onuitsprekelijke Gave, het heerlijke en algenoegzame VOORWERP van het geloof, als de enige grond der zaligheid ! Welnu, het is de HEILIGE GEEST, Die het geloof in het hart werkt door de verkondiging van het heilig evangelie.

O, wanneer wij Gods Woord lezen en naar Gods huis mogen opgaan en ons neerzetten onder die verkondiging, is het dan onze bede:

O, Heilige Geest ! Wilt U het Evangelie heiligen aan mijn hart ? Laat het mij werkzaam maken, tot het rechte verstaan van hetzelve; ja, dat het eens niet eeuwig tègen mij zal getuigen, maar dat het mag zijn tot een eeuwig voordeel !

HEILBEGERIGE ! Is u heilig jaloers op die persoonlijke geloofswetenschap, het eigendom te zijn geworden van Jezus Christus, Hem te bezitten als de schuldovernemende Borg ? Is het uw noodzakelijke levensvraag geworden: hoe kom ik aan die beleving ? En is mijn geloof wel het echte en niet te klein ? O, hoort het ! De Heilige Geest is ook de VERSTERKER van het geloof. Hij is de Geest der kennis, ja, de Geest der „aanneming tot kinderen”, naar Romeinen acht.

Christus is ten hemel gevaren en zit aan de rechterhand des Vaders ! Hij heeft de Heilige Geest uitgestort in Zijn kerk ! O, wel zien we helaas in onze zo donkere, geesteloze tijd Diens werking niet zo krachtig als voorheen. Omdat Hij smartelijk wordt bedroefd vanwege de ontstellende afval en de onkunde en ongelovigheid van Zijn Kerk !

Rijze het gebed van Gods kerk op, door de Heilige Geest Zelf bewerkt:

„Ontwaak, Noordenwind en kom, gij Zuidenwind, doorwaai mijn hof, dat zijn specerijen !”

Dan zullen „mosterdzaadjes” gezaaid worden en vrucht voortbrengen van geloof en bekering !

Dan zullen door de krachtige beoefening van het geloof ........ moerbeziënbomen ontworteld worden en in de zee geplant !

Ds. H. van Leeuwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1981

Bewaar het pand | 4 Pagina's

TOESPRAAK op de ontmoetingsdag te Sliedrecht op 25 april j.1.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 mei 1981

Bewaar het pand | 4 Pagina's