Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terzijde

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terzijde

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bidden voor de paus?

Mogen wij bidden om de bekering van de paus?

Die vraag is in bespreking gekomen naar aanleiding van een verslag in het RD van een bijeenkomst, waarin dit concreet aan de orde kwam. Enkele dagen later publiceerde de krant een ingezonden brief van iemand die er ernstig bezwaar tegen maakte.

Wanneer wij onze gedachten hierover proberen te ordenen, is het eerste wat voor de aandacht komt: Waarom zouden wij eigenlijk niet mogen bidden om de bekering van de paus? Hij is toch ook een mens met een kostelijke ziel voor een eeuwigheid geschapen? Christus heeft gezegd: Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Dan kan er nooit een mens te slecht zijn, of te diep gevallen, of te hoog geklommen. Wat zou ervan uit kunnen gaan, ten goede van Gods Kerk, als zo'n man op zo'n post radikaal met die onbijbelse leer zou breken!

Het is wel te begrijpen, dat er zo over gedacht wordt. Ja, waarom zouden we daar niet om mogen bidden? We lazen in dit verband de opmerking: Geloofden we maar meer in de kracht van de werking van Gods Geest.

Toch zal het altijd maar weer nodig zijn, onze gedachten te toetsen aan Gods Woord. Mogen wij zomaar om alles bidden wat wij willen? Neen, natuurlijk niet. De inhoud van ons gebed mag alleen zijn, wat God ons geboden heeft te bidden (Zondag 45). Nooit mogen wij bidden tegen Zijn geopenbaarde wil. En ten aanzien van Zijn verborgen wil past ons altijd het ”Uw wil geschiede”.

Maar mogen wij dan niet bidden om de bekering van alle mensen? Om bijna alle mensen wel, maar niet alle. De Schrift leert ons duidelijk: Er is een zonde tot de dood; voor dezelve zonde zeg ik niet dat hij zal bidden (1 Joh. 5:16). Johannes doelt hier op de ene zonde waarvan naar het getuigenis van Gods Woord geen vergeving mogelijk is, de lastering tegen de Heilige Geest.

Christus heeft met grote ernst gesproken: Voorwaar Ik zeg u, dat al de zonden de kinderen der mensen zullen vergeven worden, en allerlei lasteringen waarmede zij zullen gelasterd hebben; maar zo wie gelasterd zal hebben tegen de Heilige Geest, die heeft geen vergeving in der eeuwigheid, maar hij is schuldig des eeuwigen oordeels. Markus 3:28 en 29.

Nu betaamt het, anders niet dan met de grootste schroom en vreze over deze ene onvergeeflijke zonde te spreken. Er kunnen wat benauwdheden zijn, dat men vreest haar bedreven te hebben, terwijl de meesten die dit vrezen, dit toch niet gedaan hebben. Terecht is wel gesteld, dat het hier om een zeer buitengewone, extraordinaire uiting van boosaardigheid gaat, die dan ook niet dikwijls voorkomt. Maar het woord van Johannes doet ons weten, dat er toch situaties kunnen zijn, waarin men kan weten, dat deze of gene schuldig is aan de zonde van lastering tegen Gods Geest. Voor de vergeving van deze zonde mogen wij niet bidden, want daarmee zouden wij tegen Gods uitgedrukte wil ingaan.

De lastering tegen de Heilige Geest doet zich kennen door een bittere bestrijding van de waarheid en de godzaligheid uit loutere boosheid. Moedwillig wordt het werk van Gods Geest tegengesproken. Niets ontziend is de tegenkanting tegen de ware Kerk en het volk van God. Er zijn er wel, die menen dat deze zonde alleen bedreven kan worden door mensen die eerst met de waarheid verenigd waren, maar afvallig geworden zijn. Zo kan het wel gaan, zie Hebr. 6:4 en 10:26, maar zo hoeft het niet altijd te zijn. Van die schriftgeleerden die door Christus bedoeld werden in Markus 3, staat niet dat zij tevoren discipelen van Hem waren geweest.

Het is duidelijk, dat wij om de bekering van het pausdom als instituut niet kunnen bidden, want wij weten uit Gods Woord, dat die bekering nimmer komen kan. Babyion zal blijven bestaan in al haar hoerdom, totdat het goddelijk gericht over haar zal worden voltrokken en de stem zal worden gehoord: Bedrijf vreugde over haar, gij hemel, en gij heilige apostelen en gij profeten, want God heeft uw oordeel aan haar geoordeeld (Openb. 18:20).

Maar nu die mannen die op die stoel hebben gezeten? Het zou toch kunnen, dat zo iemand krachtdadig in het hart gegrepen wordt, een walging krijgt van dat goddeloos bedrijf en er resoluut mee breekt? Wij houden het inderdaad voor mogelijk, dat een paus gaat walgen van zijn baan en er uitstapt. Dat schijnt in het verleden ook wel voorgekomen te zijn. Maar dat is dan vrucht van menselijke overwegingen. Want er is alle reden om vast te stellen, dat zij die zich in het pauselijk stelsel tot paus hebben laten kronen, zich daarmee schuldig hebben gemaakt aan de onvergeeflijke zonde.

Men is dan immers de verpersoonlijkte antichrist, de mens der zonde, de zoon des verderfs, die zich tegenstelt en verheft, alzo dat hij in de tempel Gods als een God zal zitten, zichzelf vertonende dat hij God is (2 Thess. 2:3 en 4).

Christus zeide: Op deze petra (de belijdenis van de Christus, de Zoon des levenden Gods) zal Ik Mijn gemeente bouwen (Matth. 16:18). Maar de paus zegt: Ik ben de rots waarop Christus Zijn kerk bouwt.

Christus zeide: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde (Matth. 28:18). Maar de paus zegt: Op aarde ben ik als stedehouder Christi bekleed met absolute macht over alle mensen; ieder is mij onvoorwaardelijke gehoorzaamheid verschuldigd.

Christus sprak eenmaal Zijn Vader aan met die dierbare naam: Heilige Vader (Joh. 17:11). Maar de paus eist dat hij zo aangesproken wordt, dat men hem hulde moet bewijzen, nedervallende moet aanbidden en zelfs de voeten moet kussen.

Christus heeft de Heilige Geest als Zijn plaatsbekleder aangewezen (Joh. 14:16). Maar de paus zegt: Ik ben de plaatsbekleder.

Christus heeft Zijn Kerk de Heilige Geest toegezegd als de Geest der waarheid, zeggende: Hij zal u in al de waarheid leiden (Joh. 16:13). Maar de paus zegt: Neen, de Heilige Geest is gebonden aan mijn dogma's, die onfeilbaar zijn en waarvan de Geest dus niet mag afwijken.

Is er dan niet overvloedig reden om aan de onvergeeflijke zonde te denken?

Voor de kardinalen kan men bidden dat zij nooit in die zonde zullen vallen om een verkiezing tot paus aan te nemen. Voor de roomsen kan men bidden dat hun de ogen geopend worden. Maar voor de verpersoonlijking van de antichrist is het gebed om bekering, niet op enige onderwerpelijke grond, maar omdat Gods Woord het zegt, afgesneden.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Terzijde

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1995

De Wachter Sions | 8 Pagina's