Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De domineesfamilie Vroegindeweij (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De domineesfamilie Vroegindeweij (5)

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

J.M. Vermeulen

Jan Vroegindeweij: de hervormde gezelschapsleider

vader van Vier zonen en een dochter. Zo rijk^gBi^ zijn méér vaders. Vader van vier dominees. Dat wordt moeilijker. En alle vier in zijn spoor. Jan Vroegindeweij kon het zeggen. Nee, dominee was hij niet. Domineesbloed had hij wel. Preekbevoegdheid had hij óók niet. Toch had deze lekenpreker wel degelijk een boodschap. Dieper en rijker dan veel geletterde predikanten. Hij vrijbuiterde er jaren lustig op los, voor een uitstervende doelgroep. Met verlof van het hemelhof. En daarom gezegend. '

Jan Vroegindeweij ziet het levenslicht op 22 december 1873 in het Flakkeese Middelharnis. Vader Leen en moeder Jaantje hebben het niet breed, want acht kindermonden vullen is moeilijk. Vooral in de winter, als het werk stil ligt en vader werkeloos is, is de honger nijpend. En moet Jan niet naar school? Zeker, het mannetje is heel slim. Maar er is een wet die eist dat ieder schoolkind tegen de pokken ingeënt is. Jans vader kan inenten niet rijmen met zijn geloof in Gods voorzienigheid. Gaat die niet over alle dingen? Ook over de pokken?

Kinderarbeid?

Deze beslissing heeft grote gevolgen voor Jan. Lezen kan hij zichzelf wel leren. Maar schrijven ligt moeilijker: 'Hij kon nog wel een briefje schrijven, maar als je het kon lezen was je een knappe kerel.' Niet naar school dus. In zekere zin komt vader dat wel goed uit, want hij kan het ventje best gebruiken. Jan stapt op achtjarige leeftijd het arbeidsproces in. Met zijn vader, die sloper is, een meestoof afbreken. Twee uur lopen om op het werk te komen. En twee uur terug. En tijdens zo'n lange dag? Stenen vergruizen met mokers, zware manden gruis versjouwen. Op zijn klompen. Het leven van een dagloner is hard. Van een kind nog veel harder.

Het kaartspel aan de kant

Jan is een kereltje met veel belangstelling voor geestelijke en eeuwige dingen. De bijbelse boodschap treft hem telkens weer. God werkt in het jongenshart. Onweerstaanbaar. En onberouwelijk. Maar ook de wereld trekt en lokt. Jan wordt een tweemens. Vooral van kaarten is hij een groot liefhebber. Bijna heel Middelharnis trouwens. Jan raakt er aan verslaafd, al weet en voelt hij dat het verkeerd is. Daarom bidt hij onophoudeUjk om vergeving. De strijd loopt hoog, totdat... de Heere er radicaal een eind aan maakt. Dan kiest Jan voor een leven in geestelijke dingen. Dat kost hem vrienden, goede vrienden zelfs, maar zijn keuze vergoedt alles.

Kaaigast

Jan schraapt zijn schamele boterham bijeen als 'kaaigast'. Dat betekent dat hij op de kaai en in scheepsbuiken werkt om schepen met zand, grind en steenkool te lossen. In het ruim manden volscheppen met loodzware lading. Die op zijn schouder zetten, zich uit het diepe ruim op een laddertje omhoog hijsen en zijn mand legen op de kaai. Zes dagen aan een stuk. Aangenomen werk. En dus is Jan zestien uur per dag bezig. Enorm sterk is hij, anders is het werk niet vol te houden.

Op zaterdagmiddag is de zware week ten einde. Dan wordt het loon uitbetaald in het café. Jan ziet met lede ogen dat grote gezinnen veel geld te kort komen door de drank­ zucht van de kaaigasten. Jaren later zal hij vooraan staan bij de oprichting van de 'Blauwe Knoop' in Middelharnis. Ja, Jan is al vroeg een sociaal bewogen mens.

Boer op een lapje pachtgprond

Jan heeft inmiddels verkering met een dochter van Wouter Verhage, wat voor de nodige praatjes zorgt. Want Verhage is boer! Trouwen doe je binnen je eigen stand en niet m^et een armoedzaaier, met een kaaigast nog wel. Maar de liefde is hecht. En Jannetje houdt vol: ik trouw met Jan Vroegindeweij. Vader Leen denkt met hem mee: 'Je moet proberen boer te worden; als je drie bunder land kunt pachten, dan ben je toch ook boer...? ' En Jan redt het. Vooral als de rentmeester de motivatie van Jan hoort: hij wil trouwen met Jannetje Verhage... en daarvoor moet hij boer zijn en dus land pachten. De man kent Wout Verhage goed en helpt Jan aan de begeerde bunders.

Vier zonen en een dochter

Jannetje enjan trouwen in het jaar

igoo. Ze gaan wonen in Middelharnis, in een rijtjeshuisje aan de Waterweg, speciaal voor arbeiders gebouwd. Gelukkige jonge mensen tussen zoveel lotgenoten: kaaigasten en boerenknechts. En werklozen.

In 1901 wordt zoon Leen geboren, twee jaar later Wout. In 1907 komt Willem de wereld binnen, dan dochter Sjaan en in 1913 Arend. Zo is het gezin voltallig. Jan en Jannetje wonen dan niet meer aan de Waterweg, want ze hebben wat geld opzij kunnen leggen om een boerderijtje te kopen. Daar verdienen ze de kost voor het zevental.

Boer in oorlogstijd

Inmiddels gaat de Eerste Wereldoorlog voorbij, met alle narigheid van dien. In Flakkee is niet direct sprake van honger, maar de boeren moeten wel graan inleveren om gedistribueerd te worden. Velen doen dat niet, of ze houden een flink deel voor zichzelf. Daarom worden er her en der soldaten ingekwartierd om te bewaken dat er clandestien op de zwarte markt verkocht wordt. Jan Vroegindeweij kan best met 'zijn' soldaat opschieten en heeft de minste last niet van hem.

Een ongelooflijke leeshonger

De jongens nemen vader en moeder veel werk uit handen. Leen, de oudste, gaat over de paarden, Willem leert melken als de beste. Ook Wout en Arend hebben hun bezigheden. Ze hebben allemaal een ongelooflijke leeshonger, maar boeken zijn er niet. Op zekere dag komt een marskramer aan de deur met een bakfiets vol lectuur. De man vraagt of hij zijn fiets op de boerderij mag laten staan, omdat hij met zijn koffers de deuren langs wil sjouwen. Dat is geen probleem! De fiets blijft goed verzegeld in de schuur staan. Dan ruiken de jongens hun kans. Ze prutsen allerlei schroefjes los tot ze de kist open hebben. Dan wordt het feest. Als de man na een paar dagen terug komt, zijn de schroeven weer keurig op hun plaats. En de boeken ook.

In 1922 verhuist het gezin van de boerderij naar een huis in de Secretaris Nijghstraat.

Een evangelisatie in Middelharnis

De Vroegindeweij's leven intens mee met het wel en wee van hervormd Middelharnis. Dat valt niet mee, want er is meer wee dan wel. Die gemeente wordt namelijk van 1900 tot 1915 bediend door ds. J.G. Bruinings, die aanhanger is van de ethische richting. Velen missen de oproep tot bekering; ze horen de twee wegen niet meer. Jan Vroegindeweij verlangt naar diepgang, naar de boodschap van zonde en genade. Hij kerkt nogal eens elders, maar vindt dat geen oplossing.

Een groepje mannen steekt de hoofden bijeen en richt een evangelisatie op. Ze organiseren eigen kerkdiensten, maar wel als noodmaatregel, want in de kerk moet ruimte komen voor de bijbelse verkondiging, die men van harte begeert.

Elke week komt een dominee van elders in de evangelisatie preken. Zo'n gastpredikant logeert op zondag bij leden van de vereniging. Dat gaat goed, maar niet zo lang, want de meeste bezoekers zijn arbeiders en 'dus' is er in de crisisjaren geen geld meer.

Eerste oefening in Bergambacht

Op zekere dag spreken de vrienden met ds. Th.G.C. Rappard uit Bergambacht die in Menheerse (Middelharnis) gepreekt heeft. Hij wil in zijn eigen gemeente collecteren voor de evangelisatie, maar dan moet de voorzitter. Van der Weide, in die kerkdienst zelf maar tot de gemeente spreken ter aanbeveling. Dat zal meer indruk maken dan

zijn eigen recommandatie. De mannen vinden dat een goed plan. Maar het loopt anders.

Een week voor vertrek naar Bergambacht krijgt Vroegindeweij een gevoel dat niet Van der Weide maar hijzelf zal spreken in Bergambacht. Hij praat er met niemand over. Enkele dagen later gebeurt wat hij vermoedt. Letterlijk. Jan weet dat men in Bergambacht niet zomaar een praatje verwacht, maar een goed stichtelijk woord. Dus eigenlijk een korte preek. Hij neemt de uitnodiging (of uitdaging) aan en spreekt over Jona. De mensen zijn tevreden. En ... Jan is zijn loopbaan als oefenaar begonnen, ergens in 1906. Er gaat direct een goed gerucht uit van zijn oefeningen. En in veel plaatsen is de nood hoog.

Oefenaar in brede kring

Oefenaar. Zo noemt men een gemeentelid dat zonder opleiding kerkelijke bijeenkomsten leidt. En an Vroegindeweij hééft geen opleiding; geen enkele, zelfs geen lagere school. Ook schrijven kan hij

maar nauwelijks. Maar wat hij van God geleerd heeft, geeft hij door aan anderen. Hij is thuis in de Schriften; zijn Statenbijbel kent hij van binnen en van buiten. Hij brengt een bevindelijke prediking, die aanslaat in evangelisaties. Ook vrije groepen vragen hem geregeld als gastspreker. En Jan preekt waar men hem vraagt.

Hij bezit een oecumenische aanleg, waardoor hij vrienden krijgt in veel kerken en groeperingen. En ook daarbuiten. Vooral in gezelschapskringen. Bij thuislezers. Onder hen zijn mannen van naam als Jan Geense in Nieuw-Lekkerland en Manus van den Hoven in Giessen-Oudekerk. Mensen die niet of nauwelijks naar de kerk gaan maar op de puinhopen van de vaderlandse kerk gezelschap houden. Hij voelt sterke, geestelijke verwantschap, die overigens niet leidt tot een breuk met de Hervormde Kerk.

Er zijn zelfs gemeenten die door zijn invloed weer opleven, bijvoorbeeld Nieuw-Lekkerland. Die gemeente is tijdens de Eerste Wereldoorlog vacant geworden en de kerkgang is door allerlei oorzaken teruggelopen. Zijn prediking vindt daar een voedingsbodem, die leidt tot een opleving.

Ook neemt hij in 1928 het nieuwe evangelisatiegebouw in Krimpen aan den IJssel in gebruik. Hij preekt vrij regelmatig in deze samenkomst, die zon vijftien jaar later zal toetreden tot de gemeenten van ds. Blaak. Trouwens, een kerkverband schijnt hem wel eens gevraagd te hebben om zich bij hen aan te sluiten. Maar Jan Vroegindeweij blijft op zijn stuk staan: hervormd.

Onbevoegd

Zijn optreden in de Nederlandse Hervormde Kerk is overigens wel omstreden. Jan heeft gaven, maar is totaal onbevoegd. En heeft de kerk niet bepaald dat het voorgangerschap is voorbehouden aan academisch geschoolden? Of aan mensen met singuliere gaven? Maar altijd langs kerkordelijke weg. Jan is

echt wel kerkordelijk, maar het preken durft hij niet te laten.

Soms attendeert een classicaal bestuur een kerkenraad op de plicht om aUeen bevoegde dienaren des Woords op de preekstoel toe te laten. Vroegindeweij neemt dat kalm op en 'reist naar een andere stad' om daar te preken. Trouwens, de meeste diensten leidt hij in vrije groepen en evangelisaties. Daar speelt het probleem van de bevoegdheid niet. Maar ook in die kringen blijft hij kerkelijk denken: een evangelisatie is een noodmiddel, geen doel in zichzelf. Er is wel eens gesproken over 'kerken onder een afdak'. Jan Vroegindeweij blijft altijd naar de kerk toe werken.

Vaders voorbeeld

De jongens weten als kind al dat ze predikant willen worden. Vader is hun daarin een treffend voorbeeld. Hij wil ieder mens ervan overtuigen dat het zo nodig is de Heere Jezus te leren kennen. Daar spreekt hij ook met zijn kinderen over. En dat maakt indruk; diep en onuitwisbaar. En hij geeft het goede voorbeeld. Leer en leven zijn in overeenstemming.

Als vader op reis gaat, zaterdag, zegt hij steevast: 'Jongens, denk er om.

Een tas vol met uien, peren of appels

'Ik herinner mij nog heel goed dat de heer Vroegindeweij bij ons logeerde. Eens in de maand kwam hij in Zwolle in de evangelisatie 'Elim' preken.

Vroegindeweij was een bijzonder vriendelijke man. Hij was een gezellige prater. Over zijn kinderen vertellen, die predikant wilden worden, vond hij heerlijk. Daar raakte hij niet over uitgepraat.

Ik zie hem nog lopen als hij, vanaf het station, onze straat in kwam. Hij had een bruin tasje bij zich, een soort schooltas. In zijn andere hand droeg hij een ouderwetse boodschappentas. Die tas was gevuld met uien, peren of appels. Dit was een geschenk voor mijn ouders, vanwege hun gastvrijheid.

De gemeente vond het prettig als Vroegindeweij kwam preken. Hij trok veel mensen. Zijn preken waren begrijpelijk voor jong en oud. Zelfs is hij nog een keer beroepen bij ons.

goed naar moeder luustere en niet d'n diek op!'Ja, die dijk, dat is wat! Op zaterdagavond verzamelt zich vrijwel de hele jeugd van Menheerse 'op d'n diek'; de winkelstraat van het dorp. Meestal is het op die ontmoetingsplaats een drukte van jewelste. Maar Jan houdt zijn mannen thuis. Geen plezier maken. Morgen is het zondag!

'Geeneens natte voeten'

Deze lekepreker brengt de Bijbel dus in het dagelijkse, gewone leven van de mensen. De manier waarop hij dat doet, is gemoedelijk. Wel zoveel mogelijk 'op z'n Hollands' maar met het sappige Flakkeese dialect. En dikwijls heel plastisch, zodat een neef eens zei: 'Ome Jan zei op de preekstoel: de Israëlieten gingen door de rooie zee en ze kregen geeneens natte voeten.'

Kerkelijk Middelharnis

Als in Middelharnis de gereformeerde prediking terug is, zet Vroegindeweij zich naar vermogen in voor de hervormde gemeente. Enige tijd als ouderling en tiental­ len jaren als notabel en presidentkerkvoogd (van 1923 tot 1951). Door zijn zondagse preekdiensten is zijn ouderlingschap geconcentreerd op de weekdagen.

Ook als president-kerkvoogd heeft hij zijn handen meer dan vol. Vooral in de laatste week van 1948, als de dag voor oudejaar het kerkgebouw totaal uitbrandt. Dat is trouwens de tweede keer binnen vijftig jaar, want in 1904 is hetzelfde gebeurd. Als president-kerkvoogd zet hij alles op alles voor de wederopbouw. Totdat een dag van intense blijdschap aanbreekt als de kerk van Menheerse in oude glorie hersteld is.

Politieke loopbaan

Jan Vroegindeweij neemt met toewijding deel aan het politieke leven in zijn woonplaats. Nee, niet voor de SGP. In de eerste helft van deze eeuw is het vanzelfsprekend dat men AR stemt, vooral in Holland. Op de Veluwe geven hervormdgereformeerden meestal hun stem aan de CHU. Slechts een minderheid steunt de SGP.

Vroegindeweij zit vanaf 1911 in de raad voor de plaatselijke ARP. Veel hervormden herkennen in hem hun geestverwant; gewaardeerd vertegenwoordiger in gemeenteraad. Zij zullen hem jarenlang trouw her-

verkiezen. Vele jaren is hij ookvoorzitter van de hervormde AR Kiesvereniging 'Groen van Prinsterer'. Daarin werken hervormden en gereformeerden aanvankelijk broederlijksamen. Wel broederlijk, maar niet zo lang. Na een aantal jaren botert het niet meer tussen de bloedgroepen. De hervormden voelen zich achteruit gezet door de 'dolerenden'. En in de Gereformeerde Kerk ontstaan problemen omdat ds. G. van Velzen voor velen te 'zwaar' is. De narigheid klimt hoog. In de Maas-en Scbeldebode, een regionaal blad, worden de geschilpunten breed uitgemeten en dat zint Vroegindeweij totaal niet. Het leidt zelfs tot een aparte Hervormde ARP in Middelharnis, waarvan de populaire Jan Vroegindeweij lijsttrekker is.

In 1918 wordt hij wethouder, wat hij met een korte onderbreking blijven zal tot zijn overlijden in 1953-Bij afwezigheid van de burgemeester of bij een vacature treedt hij op als loco-burgemeester. Maar onze opsomming van de functies is nog niet uit.

Bestuurder en voorzitter

Van 1919 '^ot 1953 is Vroegindeweij lid van het dagelijks bestuur van de Centrale Veiling. Hij weet ook daar zijn plaats met ere in te nemen en heeft deskundigheid in huis om waardevolle adviezen te geven.

Ook voor woningbouw doet hij zijn best. In 1920 is hij oprichter van de woningbouwvereniging Middelharnis. Acht jaar later klimt hij op tot voorzitter.

Voorzitter is hij ook van de Coöperatieve Kolenbond 'Ons Belang'.

Het Eilanden-Nieuws noemt hem zelfs 'de geestelijke vader' van deze bond. De bond is een soort inkoopcentrale om de inwoners van goedkope brandstof te voorzien.

Vooral in de Tweede Wereldoorlog is dat een hele toer. Na vijfendertig jaar voorzitterschap, wordt hij in 1952 ere-voorzitter.

Rest alleen nog het ziekenhuis. Maar dat heeft Jan nooit kunnen bouwen. Wel is mede op initiatief van hem een vereniging 'Steun bij Ziekenverpleging' (SBZ) opgericht, die, de naam zegt het al, voorzieningen treft ter ondersteuning van zieken en verpleegden.

Een verre voorloper van het latere ziekenhuis in Dirksland.

Dag en nacht is Vroegindeweij in touw. Zondag en in de week. Altijd voor anderen. Tegen het eind van 1948 wacht wethouder Vroegindeweij een aardige verrassing. Een bijzonder eerbetoon valt hem ten deel op zijn 75^ verjaardag. Hij wordt Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Verdiend!

Vader van vier dominees

Het mag wel uitzonderlijk genoemd worden dat vier zonen uit één gezin predikant worden. En op hetzelfde aambeeld slaan: van zonde en genade. Dat is het geval bij Jan Vroegindeweij en Jannetje Verhage.

Leen wordt op 5 oktober 193*^ bevestigd tot predikant in de Hervormde Gemeente te Wilnis. Het is de eerste bevestigingsdienst binnen de familie. Die zondag is een dankbaar 'feest' voor Jan en Jannetje.

Met haar Flakkeese kap is de moeder van de jonge dienaar des Woords bepaald een bezienswaardigheid. Toch moeten ze meer afstaan aan deze gemeente dan alleen hun oudste zoon: ook dochter Sjaan. Want Leen is nog ongetrouwd en Sjaan gaat voor hem zorgen.

En als Wout en Arend gaan studeren in Utrecht, zorgt Sjaan ook voor die studenten. Zo heeft vader bedacht. En Sjaan doet het voortreffelijk.

Als Leen na enige jaren trouwt, betrekt Arend de pastorie van Loon op Zand. Ook nog zonder vrouw. Wat ligt meer voor de hand dan dat Sjaan 'op herhaling' gaat? Bijna tien jaar woont zij in de pastorie van Loon.

Manus van den Hoven

In november 1931 leidt Vroegindeweij in Giessen-Oudekerk de begrafenis van de 86-jarige Manus van den Hoven. Natuurlijk omdat Van den Hoven hem dat vanuit de geestelijke liefdeband gevraagd heeft.

Een grote in Israël is heengegaan. Dat blijkt ook uit de belangstelling. Nooit heeft de plaats zo'n grote begrafenis gezien. De dienst wordt gehouden in de timmermanswerkplaats van aannemer Bakker, die in orde gemaakt is om de mensenmassa te bergen. Na Vroegindewdj spreken A. de Redelijkheid en gezelschapsvriend Pleun Kleijn op het graf, eveneens een groot man in de genade. Eén van de vrienden stelt voor om te zingen Ps. 68:2: aar 't vrome volk in U verheugd. Van den Hoven was daar niet zo voor geweest, maar iemand had gezegd: Het kan op Manus van den Hoven wel lijden.' Plechtig klinkt dit lied uit zon duizend kelen. Een koningskind krijgt die kille novemberdag een koninklijke begrafenis. Interkerkelijk, maar buiten de kerk.

"Jan mee je vier paele'n.'

Op Flakkee houden de ouders de ambtelijke wederwaardigheden van hun zonen goed bij. Vooral hun moeder spelt de toegestuurde kerkbladen als geen ander.

De vier jongens laten hun vader - nog steeds onbevoegd - nogal eens in hun plaats preken. Maar de liefde bedekt alle dingen. Dan logeert Jan bij zijn kinderen en Heinkinderen en geniet daar geweldig van.

En zij van hem. Net als (een deel van) de gemeente van de oer-bevindelijke preek.

De zonen Vroegindeweij zijn alle vier groot van stuk. Als moeder voor het eerst de bekende foto bekijkt van vader met zijn vier zonen,

roept ze uit: 'Daar stae je dan, Jan, mee je vier paele'n.'

'Het is lang zijn vader niet...'

Kerkgangers maken makkelijk vergelijkingen tussen de prekende vader en zijn zoons. Die vallen niet altijd in het voordeel van de zoons uit. 'Het is lang zijn vader niet, ' heeft een zoon eens horen zeggen op een nogal gehorig logeeradres. Dat doet zeer. Maar vader weet hem pastoraal op te vangen: 'Ik ben daar blij om, jongen, want als jij nu al je vader zou wezen dan liep jij op je tenen en daar word je o, zo moe van, dat hou je niet lang vol. Als je hoog begint, moet je laag vallen, maar als je laag begint kom je vanzelf vooruit.'

Begeerd, bekeerd, geleerd, verkeerd...

Dan is er nog een grapje, dat circuleert over vier gebroeders Vroegindeweij. Nog steeds. Niemand weet hoe het begon. En niemand weet ook hoe het afliep of gaat aflopen. Wellicht loopt het nooit af. Zij worden onderscheiden in de begeerde, de bekeerde, de geleerde en de verkeerde... Het verschilt van verteller tot verteller op wie deze kenmerken van toepassing zijn. De broers waren niet van humor ontbloot, maar dit vonden ze echt niet leuk.

Maar voor velen is Leen de anderen op geestelijk terrein ver vooruit. Nog steeds, tientallen jaren na zijn dood, vertellen mensen, vooral buiten de hervormde kerk, over zijn diepzinnige, uiterst bevindelijke preken. Maar we gaan terug naar de oorlog.

Het laatste oorlogsjaar

In het laatste oorlogsjaar zijn vader en moeder Vroegindeweij bij Arend en Sjaan in Loon op Zand, vooral omdat ze niet terug kunnen naar Flakkee. Vader maakt van de nood een deugd en preekt in de hele omgeving. Maanden achtereen elke zondagmorgen in Besoyen, waar de dominee ziek is. Velen weet hij te bemoedigen in die troosteloze en spannende maanden. Niet alleen de mensen van de streek, maar ook heel wat geëvacueerden, die veilig onderkomen vrienden of familieleden. vinden een bi' ü

Opbouw in Middelbarnis

Vroegindeweij is 72 jaar als de oorlog voorbij is en hij de draad in het aloude raadhuis van Middelharnis weer oppakt. Hij voelt zich gezond en er is veel te doen: de wederopbouw van land en volk is begonnen. Bovendien heeft Middelharnis geen burgemeester. Zo doet hij de jaren na de oorlog weer volop mee. Gerijpt door het leven en gesterkt in het geloof, vertoont hij meer en meer de trekken van een wijze, bezonnen magistraat: jong van hart, scherp van blik en geduldig in de omgang met soms moeilijke mensen. Niet gespeend van een zekere diplomatieke slimheid. Zo weet hij op het juiste moment te zwijgen, te wachten, op te treden en te spreken. Dan komt het moment dat hij er thuis alleen voor staat.

Geen blijvende stad'

Ook het gezinnetje Vroegindeweij heeft geen bUjvende stad. Op 20 april 1952 sterft zijn vrouw; zijn trouwe levensgezellin, zijn steun in goede en kwade dagen. Aanvankelijk kan de oude voorganger haast niet verder. Toch komt het ogenblik dat hij weer uit oefenen gaat. De liefde van Christus dringt hem.

In oktober 1952 krijgt hij een ernstige galblaasontsteking. Zijn kinderen vrezen het ergste voor de bijna tachtigjarige. Maar hij krabbelt weer op. Ook maakt hij de ontzettende waters­ noodramp op I februari 1953 "og mee. Wethouder Vroegindeweij verzet bergen werk bij de organisatie van talloze noodvoorzieningen.

De laatste preekbeurt

In het laatst van juni 1953 krijgt hij last van zijn maag. Dochter Sjaan, die hem verzorgt, moet preekbeurten afschrijven. Dat valt niet mee. De beurt van 28 juni móet en zal hij vervullen: in Breukelen. Meer wankelend dan lopend gaat hij op reis. Het is zijn kerkelijk vaarwel. Zevenenveertig jaar heeft hij Christus verkondigd. Bijna een alve eeuw.

'Wat de Heere doet, is goed'

'We kunnen proberen uw leven nog wat te verlengen, maar de kwaal wegnemen kunnen we niet.' Zo luidt de uitslag van een onderzoek in het ziekenhuis te Dirksland. Een operatie is absoluut nodig. 'Nog nooit heb ik zon rustige patiënt gehad', zegt de chirurg na de ingreep, die duidelijk maakt dat de kwaal ernstiger is dan men heeft gehoopt.

Zijn zoon, ds. Willem Vroegindeweij, geeft in sobere woorden weer hoe het verder gaat na de operatie: 'Vader was erg verzwakt. Toch mocht hij twee weken later naar huis. Al gauw bleek, dat we vader nog maar kort bij ons zouden hebben. De gedachte dat hij nog eens zou kunnen preken moest hij op­ geven. Hij legde zich daarbij neer. Toch had hij nog één verlancfen. gen. Hii nij wdlde zo graag afscheid nemen van zijn vrienden. Ook dat verlangen moest hij loslaten. Zijn kinderen wilde hij graag zoveel mogelijk om zich heen hebben. Op een dag vertelden zij hem, dat hij niet meer beter zou worden.

'Het is goed, ' zei hij, 'wat de Heere doet is goed.'

De zekerheid van bet geloof

Zoon Willem vervolgt: 'Er is weleens gezegd dat vader in zijn leven weinig over zichzelf en zijn geestelijk leven sprak. Daarvan zei hij op zijn ziekbed: 'Ik ben altijd zo bang geweest dat ik mij iets zou toe-eigenen waar ik geen recht op had. Nu ben ik daar niet bang meer voor.' Ook zei hij in die dagen: 'Wat heb ik hier tegenop gezien en wat valt het me mee."

In die laatste weken van zijn leven is hem geschonken waar hij zo lang naar verlangd had, namelijk de zekerheid van het geloof. Hij wist vast en zeker verkoren en geroepen te zijn in Christus. Dat gaf hem grote blijdschap en vrede.

Toen hij zijn einde voelde naderen, bedankte hij mijn zuster voor haar liefdevolle zorg voor hem. Enkele dagen tevoren had hij nog aanwijzingen gegeven voor zijn begrafenis. Hij drukte burgemeester Rijnders op het hart niet te veel tot zijn

lof te zeggen. 'Ik ben al genoeg gehuldigd in mijn leven' zei hij.'

De pelgrim naar huis

'Ja, en toen heeft vader van ons ieder apart afscheid genomen op een wijze die wij nooit zouden vergeten. Op een gegeven ogenblik gaf hij aan dat we hem niets meer moesten vragen. Zo nu en dan zei hij nog wat of lachte hij nog eens naar ons of stak hij zijn hand op.

Zacht is vader heengegaan op dinsdagmiddag 25 augustus 1953-Zijn kinderen stonden rond zijn bed. Hij is heengegaan in de zekerheid des geloofs en in de vaste hoop van het eeuwige leven, dat hem wachtte.'

De volgende zaterdag, 29 augustus, zijn honderden mensen uit het hele land bijeen in de kerk, waar de plaatselijke predikant, ds. H. Goedhart, de rouwdienst leidt. De beloftevolle tekst voor de prediking luidt: De laatste vijand die teniet gedaan wordt is de dood' (l Kor. 15:26).

Zo eindigt het leven van predikantenvader Jan Vroegindeweij. Eén der ouden die er niet meer is. Voor kerkgangers die er bijna niet meer zijn. Voorganger met singuliere gaven. En singuliere genade. Prediker zonder papieren. Maar in dienst van Zijn hemelse Koning, Die hem het loon van een getrouwe dienstknecht geschonken heeft.

N.a.v.Rijk in door M.C.Romein-Vroegindeweij (Kampen, 1997)

Ds. W. van Gorsel

Column

Aan de jongere generatie is het, denk ik, niet meer uit te leggen, maar in mijn jeugd, meer dan een halve eeuw geleden, werd er in Zeeland nog serieus getwist over "oude of nieuwe Psalmen'. De oude waren die van Petrus Datheen uit 1566, de nieuwe was de aanduiding voor de Statenberijming van 1773-

Aan die discussie - lang vergeten! - werd ik herinnerd bij het boek Om het behoud van een kerk, van ds. M. Golverdingen. Datheen is namelijk nog een breekpunt geweest in 1907, toen ds. Kersten eenheid tot stand bracht tussen Kruisgezinden en Ledeboerianen. Ds. L. Boone (foto boven), die eerst zijn medewerking had toegezegd, haakte uiteindelijk af, onder andere omdat hij met zijn gemeenten Datheen wilde blijven zingen.

Datheen werd in de eerste helft van de vorige eeuw nog gebruikt door (Oud) Gereformeerde Gemeenten in Zeeland en incidenteel ook boven de rivieren. De hervormden zongen vooral uit 1773-In die discussie daarover speelde de theologie nauwelijks een rol, wel de traditie! Het was gevaarlijk om oudvaders voor het karretje te spannen, want men wist soms wel dat Jac. Koelman (1632-1695) heftige kritiek op Datheen had gehad, maar tegenover hem stond dan Th. van der Groe (1705-1784), die in een van zijn biddagpreken een passage wijdde aan de invoering van de Statenberijming, die hij noemt 'de gezangen des tempels die zullen huilen'. De conclusie was dan vaak geen andere dan de uitspraak van ds. Ledeboer: in 1775 heeft de Kerk goud ingeruild voor tin.

Wat was er in 1775 gebeurd? De Kerk had twee eeuwen lang gezongen uit Datheen, hoewel deze berijming van het begin af onder kritiek was gesteld. Maar het kerkvolk was er aan gehecht, omdat zij, ondanks aantoonbare gebreken, leefde in de harten en een rol had gespeeld bij de Reformatie. Maar in het midden van de 18' eeuw werd de roep om een nieuwe berijming zo sterk, dat de kerk er niet meer onderuit kon. De Staten gaven hun machtiging (vandaar de Statenberijming) en een Commissie van negen predikanten en vier politieken maakten in het Mauritshuis te 's-Gravenhage een keuze uit drie bestaande berijmingen. Na overhandiging aan stadhouder Wülem V werd de bundel per I januari 1775 verplicht gesteld.

Kennelijk was ons volk toen redelijk volgzaam, want de verwachte tegen­ stand was niet groot. Of deze nieuwe berijming, waaraan vele remonstranten en doopsgezinden hadden meegewerkt, nu zo'n verbetering was, laat ik maar in het midden.

Meer dan een halve eeuw heeft dus de gehele Kerk de berijming van 1773 gezongen. Maar ... in 1834 kwam de afscheiding. En H.J. Budding, die als predikant van Biggekerke buiten de kerk kwam te staan, greep weer terug naar Datheen. Ledeboer, Van Dijke en Bakker deden dat ook. Datheen werd voor sommigen zelfs een kenmerk van het ware.

In de 20e eeuw verloor Datheen langzamerhand terrein. Althans, in Zeeland schafte de ene Gereformeerde Gemeente na de andere de oude Psalmen af. De berijming waarin 'Opperwezen, deugd en godsvrucht', zon grote plaats innemen, heeft haar vervangen. Een verbetering? We kunnen er in ieder geval uit afleiden dat alle psalmberijmingen mensenwerk zijn. Daarom is er wel wat af te dingen op het versje waarmee ds. Ahasverus van den Berg in Barneveld zijn preek bij de invoering van de Statenberijming in l775 beëindigde :

Zingt, vrome zangers, zingt, de hemel gaat u voor, en wacht u zingend in haar koor.

Daar zuk gij Jezus zien met al Zijn lievelingen, en nooit meer oude Psalmen zingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2005

Oude Paden | 64 Pagina's

De domineesfamilie Vroegindeweij (5)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 maart 2005

Oude Paden | 64 Pagina's