Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geloof in de toekomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geloof in de toekomst

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondag 22

Wat troost u?

Twee dingen zijn er die de gemeente van Jezus Christus troosten: de opstanding der doden en het eeuwige leven. Wie Jezus Christus niet kent, komt niet verder dan: laat mij niet schrikken. Het woord troost houdt strikt verband met Zondag l.

Wat is uw enige troost in leven en sterven beide? Met lichaam en ziel het eigendom van Jezus Christus te zijn. Over het lichaam en de ziel van Gods gekochten en verlosten gaat het hier. Opstanding der doden en eeuwig leven hebben beide te maken met de eeuwige vreugde. Maar nimmer wordt vergeten, dat het beginsel der eeuwige vreugde hier op aarde reeds in het hart gevoeld moet worden. Alleen zij die iets van de blijdschap in hun hart ervaren hebben, gaan in, in de vreugde huns Heeren.

Beslissend voor straks, wanneer al het aardse ons ontvalt is, dat we helemaal zijn aangewezen op de verlossing van Christus, om Zijn eigendom te zijn, en op wat de Geest Gods ons uit de Heiland geven

wil, tot onze eeuwige zaligheid.

Dat is juist de rijkdom van deze belijdenis, dat ze tijd en eeuwigheid ziet in hun diepste verband met onze Heere Jezus Christus door de Heilige Geest, Die ons hier klaar maakt voor straks.

Het gaat dus om de eeuwige dingen; het gaat om de vertroosting, die we hebben tegenover dood en graf, en van onszelf niets meer over houden om op te steunen.

Eens gaan de graven open

Met het geloof in de opstanding des vleses worden we in de toekomst geplaatst, verwezen naar de dag van Christus' wederkomst. Het geopende graf van Christus garandeert de zalige opstanding van allen die in Christus ontslapen zijn. (Zondag 17) Christus heeft de dood overwonnen. Wanneer de Kerk gelooft in de Verlosser, ook gelooft in de toekomst, dan betekent dit, dat zij gelooft in de overwinning van die grootste bedreiging van onze toekomst: an de dood! Aan het geloof in de opstanding der doden liggen ten grondslag dat Christus de oorzaak van de dood weggenomen heeft: l. de toorn van God over de zonde, die wij bedreven, en de persoonlijke toeëigening daarvan door het geloof in de vergeving van de zonden. Nu is er reden en ruimte voor deze laatste en afsluitende troost des geloofs: r komt een toekomst zonder weerga. En pas dan zal het woord geschieden: e dood is verslonden tot overwinning. Dan pas, als de wederopstanding des vleses plaats zal hebben gehad, zal de dood volkomen zijn teniet gedaan. Dan pas zal de gemeente mét Christus, geopenbaard worden in volle heerlijkheid (Kol. 3:4).

Zalig sterven

Aleer de opstanding der doden plaats zal hebben, zullen al Gods kinderen, tot aan de Jongste Dag, ontslapen in Christus. Wij noemen dit sterven. Scheiding van ziel en lichaam. Voor het geloof is het echter geen sterven. Wij geloven, dat de ziel van stonde aan tot Christus haar Hoofd zal opgenomen worden (antw. 57).

Dat wij ook in de dood geborgen en het eigendom des Heeren zijn.

Wat moet ik me daarbij voorstellen? Daar komt het niet zozeer op aan. Ik mag het geloven. Het is beloofd en daarom is het geloofwaardig. Anders nergens om. Tussen het ontslapen en met Christus zijn zit niets. Geen vagevuur, geen zieleslaap. Het woord der belofte is mijn bewijs. Van nu aan, zegt Openb. 14 : 13: eden in het paradijs, voegt Jezus de stervende moordenaar toe. Heere Jezus ontvang mijn geest, is Stefanus' laatste bede. We hebben een gebouw van God als het aardse huis van deze tabernakel, de tentwoning, waarin we als vreemdeling verkeren op aarde, gebroken wordt. Ontbonden en met Christus zijn, dat hoopt Paulus in het geloof.

Geen wonder dat bij zo duidelijke getuigenissen de gemeente zich de troost van de eeuwige zaligheid niet laat ontroven. In het ogenblik van sterven gaat de verloste de eeuwige rust in: de volkomen zaligheid na dit leven (antw. 58).

De laatste golfslag van de doodsjordaan werpt mij in de armen van mijn getrouwe Zaligmaker, Christus haar Hoofd.

Daarom, wanneer Gods kind sterft, dan is hij ook gestorven, de dokter die de dood constateert heeft niet gelogen, en wij zijn terecht verschrikkelijk bedroefd.

Geloven betekent niet de werkelijkheid over het hoofd zien. Kohlbrügge wist dat en zei eens: , , De dicipelen des Heeren zeiden niet toen Stefanus dood was, onze broeder Stefanus is nu toch in de hemel, laten we een vrolijke Psalm zingen. Nee, zij droegen hem ten grave en bedreven grote rouw over hem". Maar ook is waar dat de in Christus ontslapen broeder of zuster lééft. Want als er één is, die ons niet bedriegt, ook niet op dit punt, dan is het Jezus Christus. Daarom staan wij door onze tranen heen soms te zingen bij een graf. Want het leven Gods, het eeuwige leven, dat het deel is van allen die in Christus geloven, mag tot de dag der opstanding een eigen gestalte aannemen bij God.

En het geloof wat me hier overeind hield in leven en in streven, wordt verwisseld in aanschouwen. Van stonde aan wordt mijn laatste zucht omgezet in eeuwige lofzang.

Het is niet de hemel die ons trekt, maar ons Hoofd Christus, Wiens bloed mijn hoop dan wekt. Terstond zal Hij myriaden engelen zenden, om mij het feestkleed aan te trekken, en de palmtak der overwinning uit te reiken ter plekke waar God mij opwacht om alle tranen af te wissen.

Eens komt de grote dag

Zalig zijn de doden, die in de Heere sterven. Dat is één. Maar het is 't niet alleen. Maar ook dat dit mijn vlees, door de kracht van Christus opgewekt zijnde, wederom met mijn ziel verenigd, en aan het heerlijk lichaam van Christus gelijkvormig wezen zal. Dit is mijn vlees... De opstellers van ons leerboek hebben die uitdrukking vast van Job. De man gebroken en gekneusd, geschonden en met doorknaagde huid, wees zijn lichaam met zijn magere vinger aan. Dit mijn vlees, meer dan vel over been, was en is het soms niet. En al is het meer dan is het nog niets meer, dan dit mijn vlees.

Ik kan dit woord ook in overdrachtelijke betekenis duiden. Dan spreek ik over deze mijn werkelijkheid, door Paulus genoemd het lichaam der zonde en des doods.

Dat gaat het graf in. Het wordt gezaaid in zwakheid, oneer, in verderfelijkheid. Het wordt aan de ondergang prijsgegeven. Tot er niets meer van terug te vinden zal zijn. Net zo min als van die zaadkorrel die in de aarde valt en sterft. Dit geldt alle vlees, want alle vlees is als gras.

Toch heeft hier de uitdrukking , , dit mijn vlees" nog een andere dimensie. Lichaam en ziel zijn eens door God als eenheid geschapen en zullen als eenheid weer voor God staan. God verlost geen zielen, maar ménsen. Zeker, aan mijn lichaam vertoont zich buiten mijn ellende soms het schelst. Maar waaraan zal zich mijn heerlijkheid het zegenvierendste vertonen? Aan mijn lichaam. Aan lichaam en aan ziel beide. Een gereinigde ziel en een verheerlijkt lichaam, een compleet mens. Dat zal de heerlijkheid van Gods gunstgenoten zijn, Halleluja!

Dit is de overwinning op de dood, dat dit mijn vlees opgewekt zal worden, het leven (de ziel) zal terug krijgen, en aan het heerlijke lichaam van Christus gelijkvormig zal worden. Vraag me niet hoe dit kan. Ik geloof dat God, Die hemel en aarde uit het niet, tot aanzijn riep, door de kracht van Christus' opstanding mij eens herscheppen zal.

Want het is dit mijn vlees, dat uit de aarde genomen is, en dat verlost en verzoend, onsterfelijkheid en onverderfelijkheid zal aandoen. Zoals ook de aarde eenmaal zelf verheerlijkt worden zal. God laat niet varen de werken Zijner handen.

De kreupele is er niet kreupel meer. Dan bloeien de krukken als de staf van Aaron. Dan gaat de manke verrukt ten reidans, en zal het vrome volk in God verheugd, huppelen van zielevreugd.

Een blijde voorsmaak

Welnu als hier Christus ons leven is, mogen we ons midden in de droefheid verheugen in Hem, met een heerlijke en onuitsprekelijke vreugde.

We komen hier en nu toe aan de troost van het eeuwige leven. Hier en nu. Hoor maar: Dat nademaal ik nu het beginsel der eeuwige vreugde in mijn hart gevoel.

Het geloof in Christus laat me niet koud en koel. Het raakt mijn gevoel, mijn diepste verlangen, het veroorzaakt blijdschap in mijn hart. Ons leven moet Christus zijn, dan is het sterven gewin.

Beginsel is meer dan begin. Een begin kan afgebroken worden. Een goed begin is nog niet meer dan het halve werk. Een beginsel zet door. Dit betekent niet minder dan dat ons leven op aarde in principe in het teken van de vreugde mag staan.

Luther moet eens gezegd hebben: er zijn twee grote deuren, waar de duivel met zijn hooiwagen, je met de hele hel doorheen rijdt. De ene deur heet „verveling". Die deur staat open als je zegt: Vreugde in God door Christus, daar heb ik al zolang van gehoord, dat zegt me niets meer. Godsdienst wordt een sleur. Er zit voor velen geen geur of smaak aan het evangelie. De andere deur, waar Luther het over heeft heet „beter weten". Beter weten dan het Evangelie zelf. Het Evangelie zelf zegt immers, dat de vrucht des Geestes blijdschap is, en dat het Koninkrijk der hemelen vreugde én blijdschap is, door de Heilige Geest. Wie beter weet veegt dat allemaal van de tafel. Ik hoor dat er zijn die beweren - preken misschien wel - dat een kind van God nooit echt blij meer kan zijn. Zou het waar zijn? Ik kan het bijna niet geloven.

Maar als ze zeggen dat het zo is, dan zal het misschien wel waar zijn. Althans iets ervan waar zijn. Maar als het waar is, dan is het geen evangelie meer.

Het k& n niet waar zijn dat wie het leven met Christus kent, ook niet de voorsma-

ken kent van het zalig hemellevcn, zoals Psalm 16 daarvan zingt.

Wel is waar dat tegenover het eeuwige leven de eeuwige dood staat, en tegenover de zalige opstanding een opstanding tot eeuwig afgrijzen. Soberheid in het spreken hierover is noodzakelijk, maar verzwijgen van die werkelijkheid is verboden. Opdat mensen niet vervallen in bloedloze verharding en... verloren gaan. Want er is een laatste afrekening van God met Zijn vijanden (antw. 52).

God wil niet dat u verloren gaat. Hij smeekt om uw bekering. Houd het Woord, oudste broeders van verloren zonen; Kind, al het mijne is het uwe en men behoorde dan vrolijk en blij te zijn

Volzalige heerlijkheid

De belijdenis loopt uit op een lofprijzing. Zo behoort het immers. Dat ik na die leven, volkomen zaligheid bezitten zal, die geen oog heeft gezien, geen oor gehoord heeft, en in geens mensen hart opgeklommen is... Wat eeuwige zaligheid betekent, kunnen wij ons geenszins voorstellen. We hebben er geen idee van. Dan hoort de dove wat geen oor heeft gehoord, omdat we allen doof waren. Wat geen oog heeft gezien, omdat wij allen blind waren. Dan ervaart het verlamde hart, wat in geen ander mensenhart is opgekomen.

Maar om dat toch te zien, het horen en daarvan kennis te nemen met het hart, staat vast dat we hier aan de weet zijn gekomen: één ding weet ik, dat ik blind was cn nu zie. En die volkomen zaligheid zal boven elke verwachting uitgaan. Totaal anders zijn.

Het doel der wederoprichting aller dingen is niet anders dan het terugvoeren van het gevallen schepsel tot zijn oorspronkelijke bedoeling: Één heerlijk loflied tot prijs van Zijn Maker en Redder. Om dit te kunnen ervaren moeten wij eerst samen zijn.

Mijn geliefde dode en ik, blank en zwart. Dat volk het mijne en die kerk de mijne. De triomferende kerk. Want alleen samen met alle heiligen zullen wij in staat zijn om te vatten hoe groot de breedte en de lengte en hoogte en diepte is. Van wat? Van de liefde van Christus. Wat zal dat worden!

Heere , , wapen ons met geloof en hoop, opdat we niet te schande worden door enige schrik des doods: en als onze lichamelijke ogen duister worden, dat alsdan de ogen des geestes op U zien. En als gij ons het gebruik der tong ontnomen hebt, dat alsdan ons hart niet ophoude U aan te roepen" (Gebed voor kranke en aangevochten mensen).

Ik hoorde eens van een kind des Heeren, die in volle ruimte op zijn sterfbed lag. Sommige keurders merkten op: Hij heeft het niet eens over het recht Gods. Later vertelde hij het aan zijn dominee. Weet u wat hij er bij zei? Dominee, ik ga toch niet naar een bruiloft met een dagvaarding in mijn zak?

K.a.Z.

H.V.

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.hertog.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1991

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's

Geloof in de toekomst

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1991

Gereformeerd Weekblad | 8 Pagina's