Gods alarm als Gaza verwoest wordt
‘Want Gaza zal verlaten wezen.’ (Zef. 2:4a)
In het licht van de recente gebeurtenissen krijgen bovenstaande woorden een bijzondere klank. Nu mogen we Bijbel woorden natuurlijk nooit zomaar op de klank af uitleggen. Daarom vragen we ons af: Wanneer klonken deze woorden? Wat bedoelde de profeet Zefanja, geleid door de Heilige Geest, ermee? En welke boodschap ligt erin voor ons?
Zefanja wordt wel ‘de lantaarndrager onder de profeten’ genoemd. Hij profeteert in de beginjaren van koning Josia. Het is dan zo’n zestig jaar voor de verwoesting van Jeruzalem. In Juda en Jeruzalem werkt de goddeloze regering van koning Amon nog na. Daarom moet Zefanja de lantaarn van Gods Woord opheffen en het licht ervan ontdekkend laten vallen over de zonden van zijn tijd. Dat gebeurt heel duidelijk in hoofdstuk 1, waar allerlei zonden worden aangewezen: afgoderij, dubbelhartigheid, wereldgelijkvormigheid, onverschilligheid. Indringend kondigt Zefanja daarbij Gods oordeel aan. De Heere zal komen en ‘Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken’.
Vervolgens laat Zefanja ook profetisch lantaarnlicht vallen over het wereldgebeuren van zijn tijd. Zo moet hij in Zefanja 2:4-7 Gods oordeel over de ‘landstreek der zee’ aankondigen. Daarmee wordt het gebied bedoeld waar nu de Gazastrook ligt én de streek daarboven. In Zefanja’s tijd woonden daar de Filistijnen. Hun macht was geconcentreerd in vijf steden. Vier van die steden noemt Zefanja, als hij de verwoesting van het gebied voorzegt: ‘Want Gaza zal verlaten wezen en Askelon zal ter verwoesting wezen; Asdod zal men in de middag verdrijven en Ekron zal uitgeworteld worden’ (Zefanja 2:4).
Aan deze aangrijpende voorzegging van de verwoesting van Gaza en omstreken verbindt Zefanja een ernstige boodschap voor het volk van Juda in zijn dagen. Het oordeel zal namelijk spoedig ook op hén aankomen. ‘De grote dag des HEEREN is nabij, hij is nabij en zeer haastende’ (Zefanja 1:14). In de schaduw van die dreiging roept de Heere het volk – en dat is genade! – dringend tot bekering. Met twee woorden: ‘doorzoek’ en ‘zoek’.
De eerste oproep is ‘doorzoek‘. Want aan het begin van Zefanja 2 lezen we: ‘Doorzoekt uzelven nauw, ja, doorzoekt nauw’. Het Hebreeuwse woord dat hier vertaald is met ‘nauw doorzoeken’ betekent op andere plaatsen in het Oude Testament: verzamelen wat brandbaar is. Ten diepste zegt Zefanja dus: Zoek in uw leven naar alles wat brandbaar is voor de toorn van God. Naar alles wat in Zijn oordeel niet kan bestaan. Zoek ernaar in uw gedachten. In uw woorden. In uw daden. In uw levenspatronen. In uw hart. Verzamel het. Verberg geen kwaad wat in u wordt gevonden. Maar belijd het na ernstig overleg voor Gods aangezicht. Nu is daar nog gelegenheid voor. Want de dag van Gods brandende toorn is ‘nog niet’ (Zefanja 2:2) gekomen.
Daarbij moet Zefanja zich richten tot een ‘volk dat met geen lust bevangen wordt’. Die uitdrukking betekent onder meer: een volk dat er helemaal geen zin in heeft om zichzelf te doorzoeken en de Heere te zoeken. Zulke mensen wil de Heere nog roepen tot bekering. Hij heeft hen niet over voor de ondergang!
De tweede oproep is: ‘zoek!’ Met dat woord richt Zefanja zich – zo blijkt uit vers 3 – heel bijzonder tot de zachtmoedigen van het volk. We zouden ook mogen lezen: de ootmoedigen. Degenen die verootmoedigd zijn, juist doordat ze gingen ontdekken hoeveel brandbaars er in hun hart en leven te vinden is. Zefanja roept hen op om de HEERE te zoeken. Om gerechtigheid te zoeken. En om zachtmoedigheid (of: ootmoedigheid) te zoeken. Laat een schuldig volk dat zich het oordeel waardig moest keuren, de Heere zoeken in het gebed. Bij Hem is alles te vinden wat zij zo nodig hebben. Gerechtigheid die hun schuld bedekt. En ootmoed om dieper en dieper te buigen voor de Heere.
Zefanja bracht deze prediking in de jonge jaren van koning Josia. Wie het verslag dat in 2 Kronieken 34 gegeven wordt van de regeringsperiode van deze koning, vergelijkt met Zefanja 2, ontdekt een prachtige lijn. Want over de zestienjarige Josia staat daar: ‘Toen hij nog een jongeling was, begon hij de God van zijn vader David te zoeken’. Dat klinkt als een echo, ja als vrucht op de prediking van Zefanja.
Zefanja’s oproep kwam tot Juda toen. Maar ook tot ons nu. We horen en zien in onze tijd veel aangrijpende gebeurtenissen. Er is Bijbels gezien veel reden om te bidden voor Israël – en voor allen die bij de oorlog in de Gazastrook betrokken zijn. Maar laten we tegelijk niet voorbijgaan aan Zefanja’s boodschap voor ons: ‘doorzoek’ en ‘zoek’. En laten er ook in onze tijd Josia’s mogen zijn, die - misschien wel zestien jaar, als ze dit lezen - de Heere beginnen te zoeken! Hij wil Zich, zelfs onder de donkere wolken van het naderend oordeel, nog laten vinden. En wie Hem vindt, vindt het leven!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's