Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het bruiloftskleed van de Koning

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het bruiloftskleed van de Koning

Er staan woorden in de Schrift die zeer aangrijpend zijn. Dan gaat het over ons eeuwig wel of eeuwig wee.

6 minuten leestijd

En zeide tot hem: Vriend, hoe zijt gij hier ingekomen, geen bruiloftskleed aanhebbende? En hij verstomde. Matthéüs 22:12

Dat zijn woorden die ons dwingen tot zelfonderzoek, want er moet een antwoord gegeven worden op de vraag die Elísa meegaf aan Gehazi voor de Sunamitische: ‘Is het wel met u? Is het wel met uw man? Is het wel met uw kind?’ (2 Kon. 4:26). Is het wel met u? Ligt het vlak tussen God en uw ziel? Hebt u Christus tot uw deel? Die vraag zal beantwoord moeten worden, en die vraag kan alleen bevestigend beantwoord worden als we bekleed zijn met het bruiloftskleed van Christus.

Mijn medereiziger naar de allesbeslissende eeuwigheid, is het wel met u? Hebt u dat bruiloftskleed? Hoe bent u eraan geko- men? Ieder mens wil wel een plaatsje in de bruiloftszaal. Wie wil er niet naar de hemel? We weten dat er twee wegen zijn naar de eeuwigheid en twee plaatsen in de eeuwigheid. Het is óf in de bruiloftszaal, óf eeuwig buiten de bruiloftszaal.

De bruiloft bereid

De Heere Jezus spreekt in deze gelijkenis over een koninklijke bruiloft. ‘Het Koninkrijk der hemelen is gelijk een zeker koning, die zijn zoon een bruiloft bereid had’. Het is duidelijk dat Hij over Zijn Vader spreekt Die Hem, als Gods Zoon, een bruiloft bereid heeft. Niet vanwege een huwelijk, maar vanwege een heldendaad. Chris- tus, de Zoon van de Vader, heeft een grote heldendaad verricht en daarom wordt Hem een bruiloft bereid.

Let eens op de verhouding tussen Vader en Zoon: de Vader heeft een welbehagen in hetgeen Zijn Zoon voor Hem gedaan heeft. Hij is die smadelijke en smartelijke weg gegaan om de deugden van Zijn Vader te verheerlijken. Is het geen wonder dat daar mensen bij betrokken worden? Ziedaar het Goddelijke welbe- hagen dat de nodiging uitgaat tot mensen die zich willens en wetens van God hebben losgescheurd. Wij mogen onder die nodiging leven: Kom tot de bruiloft!

Het blijkt echter dat de nodiging in de wind wordt geslagen. Het schijnt dat de geno- digden geen enkel belang hebben bij deze bruiloft. Ze hebben veel belangrijker zaken te doen. De wereld heeft bij de genodig- den een grotere plaats dan de zoon van de koning.

Is het niet zeer aangrijpend om onder de nodigingen te leven en er achteloos aan voorbij te gaan? Wat zijn we toch name- loos diep gevallen. We hebben geen oog voor dat wonderlijke Koninkrijk. We leven zelfs in een vijandig-goddeloze doodstaat, dat blijkt wel uit deze gelijkenis die in het bijzonder van toepassing is op de fari- zeeën. Het blijkt dat de mens met al zijn godsdienst een verklaarde vijand is van vrije soevereine genade. Wij zijn vijanden van God en willen buiten en zonder Chris- tus zalig worden.

Uiteindelijk is de bruiloftszaal geheel gevuld met aanzittende gasten. Er wordt geen lege plaats meer gevonden. Daar heeft de koning in deze gelijkenis zelf voor gezorgd. Hierin zien we een beeld van de eeuwige bruiloftszaal. De hemel zou leeg blijven als er geen welbehagen was.

Aangrijpende les

Dan betreedt de koning de bruiloftszaal en hij overziet de aanzittende gasten. We hebben wel te beseffen dat dit slechts een gelijkenis is; in de hemel zal niemand zonder bruiloftskleed binnengaan! Intus- sen is het aangrijpend dat de koning zich richt tot die ene aanzittende gast, want die mist het bruiloftskleed. Hij was eraan voorbijgegaan wat de knechten van de koning tegen hem gezegd hadden. Hij had de nodiging wel aangehoord, maar hij had er een geheel eigen invulling aan gegeven. Hij meende in zijn eigen kleed naar de brui- loft te kunnen; het was immers nog een heel best kleed. Hij had zijn adamskleedje een beetje opgeknapt en hier en daar wat vlekken weggepoetst en de rafels afge- knipt en de gaten gestopt. Hij had er nog best veel werk aan gehad om zijn kleed weer wat toonbaarder te maken. Zo voor het oog zag het er weer keurig uit. Hij kon het er best op wagen.

Dat is voor ons allemaal een aangrijpende les! Een mens komt niet in de hemelse bruiloftszaal in het kleed van eigengerech- tigheid. We weten dat er een Godswonder in ons leven nodig is. We moeten leren dat we met een heilig en rechtvaardig God te doen hebben. Dan komen we erachter dat we geen bestaansgrond hebben voor het heerlijke Goddelijke Wezen. ‘Goed doet geen nut ten dage der verbolgenheid; maar de gerechtigheid redt van den dood’ (Spr. 11:4).

Het is zo nodig dat we ontdekt worden aan alles wat van ons is, om in de weg van de geschonken gerechtigheid een bestaan voor God te vinden. God brengt Zijn volk in de kleedkamer. Daar moet alles van de mens eraan en dan staat de mens naakt voor God. O, en dan geen bestaansgrond te hebben, want God wil dat aan Zijn gerechtigheid genoeg geschiede.

Waar kijkt de Koning naar? Hij kijkt naar het bruiloftskleed. Naar het kleed dat door Christus geweven is op de kruisheuvel van Golgotha. De bloedgerechtigheid van Christus, daar ziet de Koning naar. Daarin heeft Hij een welgevallen. Daarin zijn al Zijn Goddelijke deugden opgeluisterd. Hoe wordt een mens met dat kleed bekleed? Dat kleed wordt door de Hei- lige Geest geschonken aan de ontdekte mens, want de schenking gaat vóór de aanneming. Is het geen wonder als een mens door het geloof gebruik mag maken van deze bloedgerechtigheid? Waar die mens meende voor eeuwig om te komen vanwege zijn goddeloze bestaan en daarin God volkomen rechtvaardig verklaarde, en dan bekleed te worden met dat kleed! Dan wordt Jesaja verstaan die het uitju- belde: ‘Ik ben zeer vrolijk in den Heere, mijn ziel verheugt zich in mijn God, want Hij heeft mij bekleed met de klederen des heils, den mantel der gerechtigheid heeft Hij mij omgedaan’ (Jes. 61:10).

De koning in deze gelijkenis spreekt de betreffende man verwijtend aan: ‘Vriend, hoe zijt gij hier ingekomen?’ Bent u achteloos voorbijgegaan aan de kleding- voorschriften van mijn koninkrijk? ‘En hij verstomde’.

Wat is het een diepaangrijpende gelijkenis. ‘Niet gekleed zijnde met een bruilofts- kleed’. Gemeend in te kunnen gaan, en dan voor eeuwig buitengesloten te worden. Een mens gaat verloren, niet omdat hij niet uitverkoren zou zijn, maar om eigen schuld. Menend dat het wel mee zal vallen. Menend ook buiten de toegerekende gerechtigheid van Christus de hemelse bruiloftszaal te kunnen binnengaan. Is het wel met ons?

Doorgrond m’, en ken mijn hart, o Heer’!

Is ’t geen ik denk niet tot Uw eer?

Beproef m’, en zie of mijn gemoed

Iets kwaads, iets onbehoorlijks voedt;

En doe mij toch met vaste schreden

Den weg ter zaligheid betreden.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 2021

De Saambinder | 24 Pagina's

Het bruiloftskleed van de Koning

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 september 2021

De Saambinder | 24 Pagina's