Opgezocht, doorzocht, getroost

In dit hoofdstuk gaat het over de zekerheid van de zaligheid. Die ligt niet in de ware gelovige, maar in het werk Gods voor de oprechte gelovige. ‘Zo is er dan nu geen verdoemenis voor degenen die in Christus Jezus zijn, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest’ (Rom. 8:1). Verdoemenis is een Oudhollands woord. Het betekent veroordeling! De zonde is en blijft in zichzelf altijd verdoemelijk. Klaagt de heilige wet in haar veroordelende kracht u/jou dagelijks aan? Wij weten dat al wat de wet zegt, dat ze dat spreekt tot degenen die onder de wet zijn. Heeft de Heere zo Zijn lieve Geest uitgezonden in uw/jouw hart? Is zo de verdoemelijkheid ons ontdekt? Dan wordt er een roepen om genade en ontferming geboren, en een smeken: ‘Wees mij zondaar/zondares genadig’. Kent u het smeken: ‘Gena, o God genâ, hoor hoe een boeteling pleit’?

Geest of vlees

Wat een onderscheid, of wij nu naar de Geest wandelen of naar het vlees! Die in het vlees zijn, kunnen Gode niet behagen. Maar zovelen er door de Geest geleid worden, die zijn kinderen Gods! Wat een onuitsprekelijk genade, door Hem verdiend en uitgestort in hun harten. Hij leidt in alle waarheid. De wet Gods is tot ontdekking en ontgronding en ontle- diging aan alles wat geen God en Jezus is. Maar de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods (zie Rom. 8:2).

De zonde is veroordeeld in Zijn vlees. Dat nam Hij vrijwillig aan, om erfgenamen van de eeuwige rampzaligheid te maken tot erfgenamen van de eeuwige zaligheid. Die Geest komt ons te hulp, in al onze zwakheden. Die ontdekt ons eraan dat wij uit en van onszelf niets zijn, niets weten en niets vermogen! Maar wat een heerlijke Leidsman en Voorbidder is Hij in onze harten. De Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen. Niemand kan uit en van zichzelf bidden! Wij zijn uit en van onszelf biddeloze bidders en danke- loze dankers.

Gebed van Salomo

Zo zendt God dus Zijn Geest uit het hemelse heiligdom, Hij Die hun volkomen Leidsman is tot hun volkomen zaligheid. Dat is de God Die hun harten doorgrondt en kent, ja, de binnenste en verborgen plaatsen doorzoekt.

Salomo bad bij de ingebruikname van de tempel: ‘Hoor Gij dan in de hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en doe, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van alle kinderen der mensen’ (1 Kon. 8:39). Hoor! Voor Hem hoeft u niets te verbergen en kunnen we niets verbergen. ‘En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen; en al de gemeenten zullen weten, dat Ik het ben, Die nieren en harten onderzoek. En Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken’ (Openb. 2:23). Zo spreekt de verhoogde Immanuël tot ons! Zo zucht Zijn Geest als de Almachtige in ons! Onuitsprekelijk is de aandrijving van de Heilige Geest in haar Goddelijke kracht, onwederstandelijk, alles overwin- nend en zuiverend tot Gods glorie! Wie zal bestaan voor deze Zijn kracht? Hij is het Die de harten doorzoekt. Dat is een uitnemende grond om in ons het geloof te bevestigen dat wij door God verhoord worden, wanneer wij door Zijn Geest bidden (Calvijn).

Enige troost

De Geest der genade en der gebeden geeft duidelijk aan als Hij in ons werkt! Zij komt met de alles overwinnende kracht van de Almachtige. Je hoort niets, maar Hij zucht in ons, tegen alles wat ons zo vleselijk doet zijn en blijven tot onze laat- ste doodsnik. Wat een enige troost door de arbeid van deze volkomen Trooster. Hij houdt er niet mee op voordat het af is! Van de dierbare Vader van onze Heere Jezus Christus geldt dat Hij, Die dat goede werk in u/jou is begonnen het ook zal voleindigen, tot op de dag van Zijn overwin- ningskracht! Van Zijn geliefde Schootzoon mag getuigd worden: ‘En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld’. Maar van de onuitsprekelijke arbeid van Zijn Geest geldt dat Hij blijft zuchten met Zijn onuitsprekelijke zuch- tingen, ondanks dat wij vleselijk zijn en verkocht zijn onder de zonde. Schuw dat onderzoek toch niet, want het is God Die werkt, beide het willen en werken naar Zijn welbehagen.

Kanttekening 74 maakt ons duidelijk wat dit is: ‘Dat is, naar Gods wil, omdat Hij weet wat God ons wil opleggen tot onze zalig- heid, hoelang Hij wil dat het duren zal, hoe Hij ons daarvan wil verlossen, en of Hij door ons leven of onze dood wil verheerlijkt zijn, enz. Dit is de vierde grond van onze troost’. De Kerk van de oude dag heeft het ons voor gezongen: ‘Ons staat een sterke Held terzij, Die God ons heeft verkoren’. De vijand ziet Hem niet! Alle tegenstanders kennen Hem niet. Maar zij kennen Hem, die Hem van de Vader ontvingen, op grond van de offe- rande en de voorbede van het Lam! Wat meer is, Die in ons zucht ‘met onuit- sprekelijke zuchtingen’. Die naar God voor de heiligen bidt, in mij, zo onrein en zo goddeloos. God doorzoekt onze harten of Zijn werk door Zijn Geest in mij/jou zucht.

Vurige verlangens

Van de Geest Gods wordt gezegd dat Hij bidt, niet omdat Hij Zichzelf vernedert om op een deemoedige toon te bidden en te zuchten, maar omdat Hij in onze harten die verlangens verwekt, waardoor het ons betaamt om bewogen te worden, en vervolgens onze harten zo beroert dat zij met vurig verlangen tot in de hemel doordringen.

Geeft de Geest getuigenis tegen uw vlees? (Calvijn). Dan geeft zij ook getui- genis aan de zaligmakende kracht van de Heilige Geest, om ons te doen zuchten met die onuitsprekelijke zuchtingen. ‘Die naar God voor de heiligen bidt’.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen