De inhoud van de preek
In een korte serie artikelen willen we nadenken over enkele aspecten van ‘de preek’. Het terrein is breed en de opvattingen zijn divers. Dat wil niet zeggen dat hierover op grond van de Schrift en onze belijdenis geen duidelijke lijnen te trekken zijn.
Die lijnen zijn richtingbepalend voor prediker en hoorder. De gedachte dat iedereen van de preek zo het zijne vindt, is gevaarlijk voor het gezag van de Woordbediening en dan verliezen we ook het beslag van het Woord. Daarmee bedoelen we dat de indrukken van de waarheid minder worden. Dit geldt leer en leven, dus de kennis van het Woord en de levensopenbaring overeenkomstig dit onveranderlijke Woord. Hoewel de kracht van het Woord onwederstandelijk is en blijft, bindt de Heilige Geest Zichzelf en ons aan de Woordbediening. Er kan sprake zijn van een wederstaan van het werk van de Geest in uitwendige zin. Ook Gods kinderen kunnen zo de Heilige Geest bedroeven en verachteren in de genade.
Gods zorg
Een prediker moet drie dingen bedenken: dat hij moet preken, wat en waar hij moet preken. Het gaat dus om zijn roeping tot het predikambt, de inhoud van zijn preken en de plaats waar God hem stelt om te preken. Het gaat ons nu om het tweede: wat hij moet preken.
Onvoorwaardelijk zal de prediker zich gebonden weten aan het gezaghebbende Woord van God. Hij zal, onderwezen op de school van de Heilige Geest, niets anders begeren. Een geroepen dienaar wenst niets anders te verkondigen dan wat God in het Oude en Nieuwe Testament openbaart. Hij zal tot diep in zijn innerlijk weten van het blijvende gezag van de Godsopenbaring, niet slechts in theorie, ook in de praktijk. Niet selectief, maar totaal en radicaal. In de prediking is het viervoudige fundament van het gezag van de Schrift, beleden in de Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 5, hoorbaar en voelbaar.
Het was Gods zorg voor onze zaligheid om Zijn woorden op schrift te laten stellen (Nederlandse Geloofsbelijdenis, art. 3). Dat is ook het doel van de verklaring van de woorden van God, de redding uit onze verlorenheid. We lezen in artikel 3 over ‘een bijzondere zorg, die God voor ons en onze zaligheid draagt’. Met de kerk der eeuwen getuigt artikel 5 van het Goddelijk gezag volgens het getuigenis van de Schrift zelf, van het Geestesgetuigenis in het hart en van de feiten die het bewijzen. Déze woorden vertolken de eeuwige gedachten en raad van God. Zo maakt Hij aan ons bekend Wie Hij is, hoe Hij werkt en hoe Hij verheerlijkt wordt in recht en genade.
Grondig en oprecht
In het formulier tot bevestiging van de dienaar des Woords lezen we over zijn viervoudige taak. Laten we letten op de volgorde en op het feit dat alle nadruk op de Woordbediening valt. Daarna volgt de dienst van de sacramenten, de dienst der gebeden en het pastoraat. We beperken ons nu tot de primaire taak van de prediker.
We lezen daarover, vanuit de Schrift onderbouwd: ‘Eerstelijk, dat zij des Heeren Woord, door de Schriften der profeten en apostelen geopenbaard, grondig en oprechtelijk aan hun volk zullen voordragen en het toe-eigenen, zowel in het algemeen als in het bijzonder, tot nuttigheid der toehoorders, met onderwijzen, vermanen, vertroosten en bestraffen, naar eens ieders behoefte, verkondigende de bekering tot God en de verzoening met Hem door het geloof in Jezus Christus…’ De woorden ‘grondig en oprecht’ vallen hier op. De verkondiging moet dus fundamenteel gebeuren. Er moet gegraven worden in de Schriften. De onuitputtelijke rijkdom van de Godsopenbaring moet wekelijks opgediept worden. Dat vraagt tijd, afzondering, gebed, studie en Geesteswerking! Deze primaire taak is ook de mooiste taak van elke dienaar des Woords. Hierin komt hij nooit uitgeleerd en uitgepreekt.
Het tweede wat onze vaderen eisen, is ‘oprechte’ Woordbediening. Dat wil zeggen: ongeveinsd, zuiver en eerlijk, met oprechte bedoelingen voor God en mensen, niet met bijoogmerken, zelfbedoeling of zelfverheerlijking. Het vraagt een boodschap die oprecht voor God en mensen wordt voorbereid en uitgesproken.
Onderscheiden
Vervolgens moet de preek ‘voorgedragen’ worden, dus niet: (vooral) voorgelezen. En het moet ook ‘toegeëigend’ worden. Dat wil zeggen: áán het hart gelegd, opdat de Geest het ín het hart zal leggen, want het moet het persoonlijk eigendom van de hoorders worden.
De Woordbediening heeft volgens onze vaderen een algemeen nut, namelijk onderwijs in de Schriften voor ieder die het hoort. Maar dit is ook ‘in het bijzonder’ bedoeld. De Woordbediening is separerend, heeft een onderscheiden nut, omdat er verschillende mensen luisteren: bekeerd en onbekeerd, betrokken en onverschillig, bekommerd en meer geoefend. Dat maakt ook de uiteenlopende spits van de prediking uit. Die wordt met vier werkwoorden omschreven: onderwijzen, vermanen, vertroosten en bestraffen. Een preek is dus niet uitsluitend vertroostend en niet alleen bestraffend. Een preek is onderscheiden(d), al naar gelang de behoefte en de legering van het hart, de staat voor de eeuwigheid en de stand van het leven.
Wat is uw behoefte onder de preek?
wordt vervolgd
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2023
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 januari 2023
De Saambinder | 20 Pagina's