Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd

Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat den roof in het brandoffer. Jesaja 61:8a

Geliefde lezer,

Jesaja 61 is een gedeelte uit Gods Woord waarin de komst van de Gezalfde op aarde op rijke en wonderlijke wijze wordt verklaard. Christus wordt aangekondigd als de door de Vader met de Heilige Geest gezalfde Middelaar. Hij is gezalfd tot Zijn drie ambten van Profeet, Priester en Koning. Duidelijk wordt aangewezen voor wie Hij Zijn ambtelijk werk zal doen, namelijk voor de treurigen Sions (vers 3). Een volk dat door genade heeft leren treuren over de diep ellendige, vijandige zondestaat waarin zij zichzelf gebracht hebben. Het volk van Sion dat heeft leren treuren over een smartelijk Godsgemis, over de vuilheid van de zonde en over hun Godonterend bestaan. Dat volk zal vreugdeolie ontvangen in de plaats van treurigheid (vers 3). Dat treurende volk zal een juichend volk worden, dat eeuwige vreugde zal hebben (vers 7).

En dan klinkt dat wonderlijke woord van onze tekst: Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat den roof in het brandoffer. Het woordje want wijst ons op het verband met de voorgaande verzen. In ons vers wordt een verklaring gegeven, een oorzaak aangewezen voor hetgeen in de verzen ervoor wordt geprofeteerd. Hier ligt een belangrijke sleutel voor het verstaan van Jesaja 61. En hier is ook noodzakelijk onderwijs voor onze zielen in de lijdenstijd die weer is begonnen. Onze tekst mag wel met gouden letters boven de gehele lijdenstijd geschreven worden: Want, Ik, de HEE- RE, heb het recht lief, Ik haat den roof in het brandoffer.

De HEERE heeft het recht lief. Het grondwoord dat hier voor ’het recht’ gebruikt wordt, mag vertaald worden met ’gerechtigheid’ (wat in overeenstemming is met de norm voor het recht, namelijk de wet). Maar het woord betekent ook ’rechterlijk vonnis’ (de uitspraak van de rechter nadat hij de zaak die voor de rechtbank gebracht is, onderzocht heeft). Wat betekenen dan de woorden Ik, de HEERE, heb het recht lief? Twee zaken: allereerst dat God datgene liefheeft dat in overeenstemming is met Zijn wet. Maar vervolgens: dat God ook een behagen heeft in het uitspreken en uitvoeren van het rechterlijke vonnis over datgene dat niet in overeenstemming is met Zijn wet.

Dat is nu een aanbiddelijke waarheid! En we geloven vast dat de Heere ieder van Zijn kinderen op de plaats zal brengen dat zij hiermee van harte gaan instemmen. Want, zegt Hij niet in Jer. 31:33: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven? Waar God een mens gaat vernieuwen, daar gaat Hij die liefdeswet in het hart schrijven. Dan komt het gebod in het leven, zoals Paulus gewaar werd: Zonder de wet, zo leefde ik eertijds, maar als het gebod gekomen is …. (Rom. 7:9). Dat is de oorzaak dat u gaat treuren, bitter gaat kermen over uw zonden en ongerechtigheid. Dan wordt het waarheid dat uw ongerechtigheden scheiding maken. Want de HEERE heeft het recht, de gerechtigheid lief. En u neemt uzelf waar als één en al ongerechtigheid. En dat kan niet samengaan. Dat is onmogelijk. Hoe zouden twee zulke ongelijke partijen samen kunnen wandelen? Maar u zult er ook van overtuigd worden dat de on ­ gerechtigheid gestraft moet worden. Want de HEERE heeft het recht lief, en daarom zal Hij de ongerechtigheid zeker straffen. U leert een welgevallen te krijgen aan de straf der ongerechtigheid. Maar met dat alles wordt het onmogelijk om ooit nog zalig te worden.

Is het voor u een onmogelijkheid geworden? Dan zult u moeten inleven dat het nog onmogelijker wordt, namelijk wanneer het tweede deel van onze tekst aan uw hart verklaard wordt: Ik haat den roof in het brandoffer. Waar de betaling van de schuld onontkoombaar wordt, zal uw oog er voor geopend moeten worden dat die betaling alleen kan plaatsvinden door een volkomen offer. Wat een noodzakelijke les is dit! Ik moet betalen – maar ik kan niet betalen. Want er mag geen roof, geen diefstal in het brandoffer zijn. Het offer mag geen gestolen offer zijn, en in het offer mag niets zijn dat verontreinigt, of dat onvolmaakt is. Alleen door een geschonken offer, dat ik op rechte wijze verkregen heb, dat volkomen beantwoordt aan Gods gerechtigheid, zal ik verlost kunnen worden. Wel! Daar ligt de zondaar in het stof. Daar wordt u neergeworpen, met een verbrijzeld gemoed tegen de vlakte geslagen. Daar ligt u met lege handen. Want de HEERE haat de roof in het brandoffer. Daar moeten uw indrukken, uw gevoelens, uw tranen, uw smekingen, uw schuldbelijdenissen wegvallen als roof in het brandoffer. Daar moet uw gewilligheid om God te dienen, uw gewilligheid om Hem te gehoorzamen wegvallen als roof in het brandoffer.

Maar dan klinkt tot u ook de wonderlijke bekendmaking Gods: Zie, het Lam Gods, Dat de zonde der wegneemt (Joh. 1:29). Zie, daar is het Brandoffer zonder roof! O, wat een volkomen Brandoffer is Hij. Zozeer heeft de HEERE het recht lief, en haat Hij de roof in het brandoffer, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk Die in Hem gelooft niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. Die ook Zijn eigen Zoon niet gespaard heeft, maar heeft Hem voor ons allen overgegeven, hoe zal Hij ons ook met Hem niet alle dingen schenken? (Rom. 8:32). Daar was geen roof in het Offer, want Hij zocht Zijn eer niet. Hij zocht de eer van Zijn Vader. Daar was geen roof in het Offer, want dat Offer is een volkomen Offer. Ge offerd uit volkomen liefde, geofferd in volkomen gehoorzaamheid, geofferd tot volkomen genoegdoening.

Geliefde lezer, rust dan niet voordat u weet dat het Offer uw wettig eigendom geworden is. Want de HEERE haat de roof in het brandoffer. Hij voere u in de komende lijdenstijd naar Golgotha, om op de vloekheuvel als een vervloekte, door het geloof dat Brandoffer als Gods Gave te ontvangen. Daar stemt u er van harte mee in: Ik, de HEERE, hebt het recht lief, Ik haat den roof in het brandoffer. Dan roept u uit: Ik ook, Heere! Want daarbuiten is voor mij geen zaligheid. En daarin komt U, o Drie-enige God aan Uw eer. En daarom bidden wij:

O lam aent cruys-hout wtgespannen,

Van yder een gesmaet, gevloeckt,

Des Vaders vloeck wilt van ons bannen

En met u segen ons besoeckt.

O lam gebraden inde vlamme

Van s’hoochsten Richters strenge hant

Ah! over ons u niet vergramme

Maer vrijt ons van der hellen brant

(J. Revius)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 2020

De Wachter Sions | 12 Pagina's