De heilige oorlog (63)
Sieraad voor as
De Prins heeft Mensziel ingenomen. Het is voor de inwoners echter nog onduidelijk wat Zijn bedoeling is. Ze vrezen het ergste, vooral ook als op bevel van de Prins de burgemeester, de secretaris en de heer Vastewil naar Zijn tent worden gebracht. Ze komen in totale verslagenheid tot Hem.
Geen weerwoord meer
De Prins beklimt Zijn troon en laat de heren Verstand, Geweten en Vastewil komen. De mannen naderen bevend, met schaamte vervuld. Ze werpen zich voor de Prins op de grond. De Prins zegt tegen kapitein Boanérges: ’Zeg de gevangenen dat ze gaan staan’. Trillend staan ze op. De Prins vraagt: ’Zijn jullie de mannen die tot nu toe dienaren van Koning El-Schaddaï waren?’ Ze antwoorden: ’Ja, Heer, ja.’ De Prins vraagt verder: ’Hebt u uzelf laten bederven en verontreinigen door die afschuwelijke Diábolus?’ ’We hebben hem niet alleen toegelaten, Heer,’ zeggen de gevangenen, ’maar we hebben hem uit eigen beweging gekozen.’ Daarna vraagt de Prins: ’Zou u tevreden geweest zijn met die slavernij onder deze tiran zolang u leefde?’ ’Ja, Heer, ja,’ klinkt het weer, ’want dat leven was aangenaam voor ons vlees en we waren vreemdelingen geworden van het ware leven.’ De Prins gaat een stap verder: ’Wen sten jullie werkelijk dat Ik niet de overwinning zou behalen toen Ik tegen Mensziel optrok?’ ’Ja, Heer, ja,’ antwoorden de gevangenen. Daarna zegt de Prins: ’En welke straf denken jullie van Mij te krijgen voor deze en alle andere ontzaglijke zonden?’ De mannen erkennen: ’Zowel de dood als het verderf, Heer, want we hebben niets minder verdiend.’ De Prins vraagt of ze iets tot hun verdediging kunnen zeggen, waardoor ze aan de verdiende straf kunnen ontkomen. ’We kunnen niets zeggen, Heer. U bent rechtvaardig als U ons straft, want wij hebben gezondigd.’ ’En waarvoor zijn die touwen om uw nek?’, vraagt de Prins. ’Deze touwen zullen ons, als genade in Uw ogen niet aangenaam is, trekken tot de plaats van executie,’ antwoorden de gevangenen. Vervolgens vraagt de Prins of alle inwoners van Mensziel dezelfde bekentenis afleggen als zij. ’Alle inwoners, Heer,’ antwoorden ze, ’maar voor de dienaren van de tiran kunnen we geen genade vragen.’
Overwinningsliederen
De Prins beveelt dat er een heraut moet komen om in het kamp van de Prins rond te bazuinen dat Hij, de Zoon van El-Schaddaï, in Naam en tot eer van Zijn Vader een algehele overwinning op Mensziel heeft behaald. De gevangenen moeten de heraut volgen en ’Amen’ roepen. Zo gezegd, zo gedaan. Op hetzelfde moment klinkt er vanuit de hoogte welluidende muziek. De kapiteins juichen en de soldaten zingen overwinningsliederen voor de Prins. De vlaggen wapperen in de wind. Overal is grote blijdschap, uitgezonderd in de harten van de inwoners van Mensziel, die nog steeds in onzekerheid leven.
Vergeving
Dan roept de Prins de gevangenen op om weer voor Hem te staan. Als ze bevend gehoorzamen, zegt Hij: ’Ik heb de macht en het gebod van Mijn Vader om de zonden, overtredingen en ongerechtigheden die u, met geheel Mensziel, al die tijd tegen Mijn Vader en Mij hebt gedaan, te vergeven, en dat doe Ik dan ook.’ Nadat Hij dit gezegd heeft, geeft Hij een certificaat, verzegeld met zeven zegels, waarop staat dat ze algeheel pardon ontvangen. Hij draagt de burgemeester en de heren Vastewil en Geweten op om deze proclamatie de volgende dag bij zonsopgang bekend te maken door de gehele stad Mensziel. Bovendien zorgt de Prins ervoor dat de gevangenen ontdaan worden van hun rouwkleren. Hij geeft ze sieraad voor as, vreugdeolie voor treurigheid, het gewaad des lofs voor een benauwden geest (Jes. 61:3). Daarna geeft Hij aan ieder van hen drie juwelen van goud en edelstenen, neemt de touwen weg en doet gouden kettingen om hun nek en ringen in hun oren.
Achter de dood het leven
Ook in dit deel van De Heilige Oorlog toont Bunyan dat hij een Schriftuurlijke en bevindelijke gezant van God is geweest. De vergeving van zonden kan dáár plaatsvinden, waar de zondaar het ’amen’ heeft leren zeggen op het rechtvaardig oordeel Gods. Op die plaats kan hij zichzelf niet brengen, maar wordt hij gebracht door het werk van de Zaligmaker en Zijn Geest. Wat een wonder: het oordeel verdiend, maar vergeving en de bewijzen daarvan ontvangen
Geen ontkomen meer mogelijk
Bunyan laat door middel van een vragende Zoon van God en een antwoordende zoon van Adam zien dat de zondaar geen kant meer op kan. Hij moet erkennen dat hij het oordeel zich waardig heeft gemaakt. Maar Bunyan laat ook zien, dat de ziel het ook wíl erkennen! De ziel kan en wil geen verzachtende omstandigheden meer aanvoeren. Het is waar: hij ís goed voortgekomen uit Gods hand, hij hééft vrijwillig gekozen voor gehoorzaamheid aan satan, hij wílde niet verlost worden uit diens macht. En daarom kán en wíl hij zich niet verdedigen. Hij hééft de dood en het verderf verdiend. God ís recht als Hij met het oordeel doortrekt. Zondag 3 en 4 van de Heidelbergse Catechismus zijn beleving: God heeft de mens goed en naar Zijn evenbeeld geschapen, de mens is verdorven geworden en daardoor geheel onbekwaam tot enig goed en geneigd tot alle kwaad, Gods verschrikkelijke toorn en de eis van Zijn gerechtigheid om de zonde met de hoogste straffen aan ziel en lichaam te straffen zijn rechtvaardig. De deur naar ontkoming zit van de zijde van de mens muurvast dicht. En van Gods zijde is het ook onmogelijk om barmhartigheid buiten Zijn Zoon om te schenken.
Blijdschap om de overwinning
Een schuldgevoelende, schulderkennende en schuldovernemende zondaar: daar is blijdschap over bij de engelen, bij Gods knechten en Zijn volk. Terwijl de zondaar zich op dat ogenblik het oordeel waardig keurt, is er blijdschap. Immers, dit is de weg die de Heere gaat met degenen die Hij van eeuwigheid heeft verkoren. Hier zijn gebrokenen van hart – die kan Hij verbinden. Hier zijn gevangenen – over hen kan Hij de vrijheid uitroepen. Hier zijn gebondenen – die kan Hij opening van de gevangenis schenken. Over hen kan Hij het jaar van het welbehagen Gods uitroepen, deze treurigen kan Hij troosten. Dat is de blijde boodschap die Hij, gezalfd met de Geest des Heeren HEEREN, verkondigt (zie Jes. 61:1 en 2).
Vergeving geschonken
Nu kan Hij aan de ziel schenken wat Hij in een weg van lijden en sterven verdiend heeft: vergeving van alle zonden. Zijn Vader heeft Hem daartoe verordineerd en bekwaam gemaakt. En Hij laat het niet alleen bij woorden. Hij geeft ook de tekenen. Hij drukt het als het ware met zegels in het hart. Een zegel geeft zekerheid. Het is het deel van al degenen die Hij in Zijn Kerk inlijft: Evenwel het vaste fundament Gods staat, hebbende dit zegel: De Heere kent degenen die Zijne zijn (1 Tim. 2:19a). Daaronder zijn er die wel gedragen zijn in de moederschoot, maar het levenslicht nooit hebben aanschouwd. Daaronder zijn er, die er nooit enig uitwendig besef van hebben gehad vanwege een handicap. Daar onder zijn kinderen, jongeren en ouderen, die ieder met de hun geschonken mate van het geloof, daar geen vreemdeling van zijn of zijn gebleven. Dan mag ervaren worden wat Bunyan letterlijk aangehaald heeft uit het derde vers van Jes. 61. Dan ontvangen ze de rijkdom van Hem, waarvan Paulus gezegd heeft: Want gij weet de genade van onzen Heere Jezus Christus, dat Hij om uwentwil is arm geworden, daar Hij rijk was, opdat gij door Zijn armoede zoudt rijk worden (2 Kor. 8:9).
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 december 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 23 december 2020
De Wachter Sions | 12 Pagina's