De heilige oorlog (162)
Verzoening leidt tot reiniging
Prins Immanuël spreekt na de overwinning op Diábolus de inwoners van Mensziel toe. Hij spreekt over de verlossing van de stad, maar ook over wat de inwoners te wachten staat na dit leven: geen vijanden meer, maar omringd met vrienden.
In dit artikel staan we stil bij het vierde deel van de toespraak van de Prins.
Houd uw kleding altijd rein
‘Nu zal Ik u vertellen wat thans uw plicht is die u moet uitoefenen totdat Ik kom en U tot Mij neem, zoals in het Woord der waarheid is bekendgemaakt.
Ten eerste beveel Ik u dat u de kleren die Ik heb gegeven witter en reiner zult houden dan in de tijd voordat Ik u de laatste keer had verlaten. Doe dat, zeg Ik u, want dat zal u tot wijsheid zijn. Die kleren zijn van fijn linnen, maar u moet ze wit en zuiver houden. Dat zal uw heerlijkheid zijn en zeer tot Mijn eer. Als uw kleren wit zijn, dan zal de wereld u tot Mijn volk rekenen en zal Ik verblijd zijn over uw wandel. Uw gaan en staan zal zijn als een lichtglans, die zichtbaar is voor iedereen. Het zal oogverblindend zijn. Versier uzelf met kleren naar Mijn bevel, en wandel naar Mijn wet in rechte paden voor uw voeten. Dan zal uw Koning uw schoonheid zeer begeren, want Hij is uw Heere; aanbid Hem.
Zorg voor uw kleren zoals Ik u opdraag. Zoals Ik u eerder heb gezegd, heb Ik gezorgd voor een open fontein waarin u uw kleren kunt wassen. Let er daarom op dat u zich vaak wast in Mijn fontein, en loop niet in vuile kleren rond. Want dat is tot Mijn oneer en Mijn schande en tot beschaming van u. Laat daarom Mijn kleren, die Ik u gegeven heb, niet worden verontreinigd of bevlekt door het vlees. En laat geen olie op uw hoofd ontbreken.’
Leef in dankbaarheid
‘Mijn Mensziel, Ik heb u dikwijls verlost van de plannen, complotten, aanslagen en samenzweringen van Diábolus. Voor dit alles vraag Ik u niets anders dan dat u Mij geen kwaad voor goed bewijst. Ik vraag u om Mijn liefde en blijvende goedheid voor Mijn geliefde Mensziel in gedachten te houden. Ik lok u uit om te leven naar de mate van de weldaden die u geschonken zijn. In vroeger tijden werden de offeranden met touwen aan de hoornen van het altaar gebonden. Overdenk wat tot u is gesproken, o Mijn gezegend Mensziel.’
Christus leeft
‘O Mijn Mensziel, Ik heb geleefd, Ik ben dood geweest. Ik leef en zal niet meer sterven voor u. Ik leef opdat u niet zult sterven. Omdat Ik leef, zult u ook leven. Ik heb u met Mijn Vader verzoend door Mijn kruisbloed. En omdat u bent verzoend, zult u door Mij leven. Ik zal voor u bidden, Ik zal voor u strijden, Ik zal u weldoen.’
Leven in dankbaarheid en door Christus
Bunyan heeft laten zien wat de Heere weggelegd heeft voor degenen die Hem vrezen. Hij schenkt verlossing en een volzalige heerlijkheid. Dat is allemaal uit vrije genade, en daarom mag de Heere ook een leven in dankbaarheid eisen. De grond daarvoor ligt in de dood, de opstanding en het leven van Christus.
Zuivere kleding ….
De reiniging door Christus is niet alleen een inwendige reiniging, waarbij het hart gewassen en gereinigd is door Zijn bloed. Die reiniging hoort ook zichtbaar te zijn in de levenswandel en wordt omschreven als het dragen van zuivere, gewassen kleding. De vuile klederen zijn weggenomen, zoals bij Jozua de hogepriester (Zach. 3:3,4). Het is kleding die wijst op de geschonken rechtvaardigmaking van Gods kinderen: En haar is gegeven dat zij bekleed worde met rein en blinkend fijn lijnwaad; want dit fijn lijnwaad zijn de rechtvaardigmakingen der heiligen (Openb. 19:8). Met deze reine kleding wordt bedoeld een leven naar Gods wet, en daarmee zijn ze een teken van wijsheid en verstand: Zie, ik heb u geleerd de inzettingen en rechten … Behoudt ze dan en doet ze; want dat zal uw wijsheid en uw verstand zijn voor de ogen der volken (Deut. 4:5,6).
In de ogen van de Heere is deze zuivere kleding een teken van grote schoonheid. Zo zal de Koning lust hebben aan uw schoonheid (Ps. 45:12a). In dezelfde Psalm worden de inwendige en uitwendige schoonheid op bijzondere wijze aan elkaar verbonden (vs. 14,15a): Des Konings dochter is geheel verheerlijkt inwendig; haar kleding is van gouden borduursel. In gestikte klederen zal zij tot den Koning geleid worden.
… gewassen in de bloedfontein van Christus
Op Gods kinderen rust de plicht deze kleding rein te houden: Laat uw klederen te allen tijde wit zijn (Pred. 9:8a). Een leven in de zonde kan daar niet mee samengaan: … en haat ook den rok die van het vlees bevlekt is (Jud. vs. 23). Er moet gewaakt worden om die kleding niet kwijt te raken, want Christus komt als een dief: Zalig is hij die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie (Openb. 16:15). Maar de Heere kent de Zijnen, en weet dat zij die kleding in eigen kracht niet onbevlekt kunnen houden. In het leven van de heiligmaking vindt meer en meer een ontdekking van de zondige aard plaats. De les is niet: eenmaal gewassen, altijd rein. Er moet ervaren worden dat er een dagelijkse bekering en daarmee een dagelijkse reiniging nodig is. Dan wordt het een wonder dat er een fontein is die dagelijks geopend is: Te dien dage zal er een fontein geopend zijn voor het huis Davids en voor de inwoners van Jeruzalem, tegen de zonde en tegen de onreinheid (Zach. 13:1).
Een levend dankoffer …
Het leven in dankbaarheid houdt een offeren van zichzelf in. Een dankoffer werd in de tempel altijd voorafgegaan door een brandoffer. Het bloed werd gestreken aan de hoornen van het altaar. Bunyan verwijst daarmee naar Ps. 118:27: De HEERE is God, Die ons licht gegeven heeft. Bindt het feestoffer met touwen, tot aan de hoornen van het altaar. Nu vraagt de Heere geen brandoffer en slachtoffer: Zou Ik stierenvlees eten, of bokkenbloed drinken? (Ps. 50:13). Hij vraagt dankbaarheid (vs. 14): Offer Gode dank, en betaal den Allerhoogste uw
geloften. Hij vraagt om Zijn liefde en goedheid te gedenken. Die heeft Hij getoond in de hof van Gethsémané en op de kruisheuvel Golgotha. Daaruit volgt dan ook de opdracht tot het houden van het Heilig Avondmaal: Dat is Mijn lichaam, hetwelk voor u gegeven wordt; doet dat tot Mijn gedachtenis (Luk. 22:19b). Zo vloeit uit Christus’ offerande het levend dankoffer van de Zijnen.
… omdat Christus leeft
Het ware leven is zichtbaar in een leven in dankbaarheid. Dat leven is geworteld in Christus’ leven: … want Ik leef en gij zult leven (Joh. 14:19). Dat is een eeuwig leven, om dat Christus eeuwig leeft: En Die leef, en Ik ben dood geweest; en zie, Ik ben levend in alle eeuwigheid. Amen (Openb. 1:18b). En daarom kon de Heere Jezus tegen Martha zeggen: En een iegelijk die leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven in der eeuwigheid (Joh. 11:26a).
Nu zit Christus aan de rechterhand van Zijn Vader. Daar bidt hij voor de Zijnen: Die ook ter rechterhand Gods is, Die ook voor ons bidt (Rom. 8:34b). Daar strijdt Hij voor de Zijnen, zoals Hij deed toen het volk Israël in grote nood tot Hem riep toen ze geen kant meer op konden, staande voor de Rode Zee: De HEERE zal voor ulieden strijden, en gij zult stil zijn (Ex. 14:14). Daar doet Hij wel aan de Zijnen: Ik zal gewisselijk bij u weldoen (Gen. 32:12b).
Christus’ kerk, Zijn bruid, wordt hier op aarde toebereid om straks in het nieuwe Jeruzalem eeuwige zaligheid te genieten: En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit den hemel, toebereid als een bruid die voor haar man versierd is. En ik hoorde een grote stem uit den hemel, zeggende: Zie, de tabernakel Gods is bij de mensen, en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen en hun God zijn (Openb. 21:2,3). Zal dat ook ons deel zijn?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2025
De Wachter Sions | 16 Pagina's