Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De contacten van Kohlbrugge met Kuyper (III)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De contacten van Kohlbrugge met Kuyper (III)

7 minuten leestijd

HHet vorige artikel eindigde ik met een passage uit een brief - gedateerd 22 december 1870 - van Kuyper die hij richtte aan Kohlbrugge. Hierin kwam ter sprake dat hij zijn raad had opgevolgd inzake het beroep naar Amsterdam. Op 3 januari 1871 reageerde Kohlbrugge op dit broederlijk schrijven: Hooggeachte Medebroeder en Waarde Vriend! Vergeeft mij dat ik U niet dadelijk geantwoord heb op Uw broederlijk schrijven. Het verheugt mij voor U, dat mijn aan U gegeven raad bij Uw beroep naar Amsterdam zulke vruchten gedragen heeft. Dat lag dan in Gods raad en wij bespraken de zaak tezamen als menschen. 1

Twee vragen

Kuyper zit ook nog met twee vragen. Hij is op zoek naar scribenten voor het weekblad De Heraut. Dit blad was in 1850 opgericht door evangelist Carl A.F. Schwartz en na diens overlijden in 1870 heeft Kuyper de redactie overgenomen, maar hij kan dit niet alleen: ik kon het alle week niet volhouden. En daarom vraagt hij Kohlbrugge of wellicht Böhl of Künzli bereid zijn om een bijdrage te leveren; zij kunnen zich vrij en accuraat genoeg in het Hollandsch bewegen om een goed en zuiver gestileerd stuk te geven.

De tweede vraag is een merkwaardige. In Amsterdam was er een vacature ontstaan en enige verontruste gemeenteleden stuurden een ongetekende brief naar het Kiescollege der Hervormde gemeente te Amsterdam.2Zij schetsten hierin de treurige toestand van de kerk: er is sprake van een overheersing van een vijandige geest die de kerk door een verderfelijke leugenleer overstroomt. De vijand heeft zijn pijlkoker gevuld om ware het mogelijk, met de vergiftigste pijlen de gemeente te doden. En zo gaat het nog even door. Om het oordeel af te wenden, moet Kohlbrugge beroepen worden. Kort en bondig geeft Kuyper een samenvatting van deze uitvoerige brief: Ten tweede. Er is hier weer een vacature. Nu is uit Gouda een ongeteekende circulaire aan het Kiescollege gezonden, waarbij als eenig middel tot afwending van Gods oordeel gezegd wordt, dat men U beroepen moet. Die circulaire is zeer dweepziek en onhandig gesteld. Er wordt in gezegd, dat tot straf voor Uwe uitzetting België ten vloek van ons is los gescheurd, en alle vloek of zegen uit U afgeleid. Daardoor is veel kwaad gesticht, en toen onlangs in een Kring van Vrienden er over gesproken werd, heb ik gezegd, U er over te zullen schrijven en Uw antwoord te zullen mededeelen. Het is voor een vertrouwde kring die U liefheeft. Gij kunt dus vrij uit schrijven. Hoe Kuyper een en ander verwoordt, wekt de indruk dat hij niet achter de inhoud van deze circulaire staat, de woorden dweepziek en onhandig spreken voor zich. Ik heb sterk het vermoeden dat Kuyper niet blij geweest zou zijn wanneer Kohlbrugge een beroep naar Amsterdam overwogen zou hebben, omdat de Elberfelder kritisch stond tegenover zijn activiteiten op kerkelijk terrein. Deze brief eindigt met een verzoek: Als gij weer eens in Holland komt, zoudt gij dan hier niet eens willen preeken?

Op de eerste vraag reageerde Kohlbrugge positief. Hij zou best graag een bijdrage willen leveren, maar hij moet hiervan afzien vanwege zijn visusklachten: Kon ik u nu maar hulp verschaffen, maar gij weet immers hoe het met mijne oogen gesteld is en ik heb dag voor dag hoogstens een uur vrij en houd de allernoodzakelijkste studie en correspondentie met hulp van vreemde oogen aan. Maar hij had wel een suggestie; hij attendeerde Kuyper op het blad de Evangelische Sonntagsbote, het blad waar destijds zijn schoonzoon Eduard Böhl redacteur van was: Hij schreef twee en half jaar lang veel in den Evangel. Sonntagsbote en was er Redacteur van. Ik heb hem vanwege zijne gezondheid de verdere Redactie als Vader moeten verbieden. Ik heb daar nog een stel van. Kan ik u daarmede dienen? Er is stof genoeg in. Ook veel van mijne hand, vooral onder den titel van Gedankenperlen.

Over de inhoud van de circulaire zegt Kohlbrugge eigenlijk niets, hij heeft begrip en waardering voor zijn Nederlandse vrienden. Aan de Boissevains schreef hij op 3 januari 1871: Aan Ds. Kuyper heb ik geantwoord als die op de circulaire niets voor noch tegen zeggen wil, omdat ik het niet op het geweten hebben wil een stofje er toe bijgedragen te hebben, om mijne EIberfelder gemeente in diepe droefheid te storten. Overigens heb ik een goed geweten, dat ik steeds getracht heb, voor mijne Hollandsche vrienden alles te wezen, wat zij tot geestelijke opbouw met recht van mij verlangen kunnen. Sedert ik de Circulaire gelezen heb, is mijn gebed tot God, dat Hij mij niet meer oplegge, dan ik in mijn ouderdom dragen kan. 3 Aan Kuyper schreef hij op dezelfde dag een vrijwel identieke brief. Positief ging Kohlbrugge in op de vraag om een keer in Amsterdam te komen preken, alleen nu nog niet: Gewillig neem ik het broederlijk aanbod aan om in Amsterdam eens voor U op te treden of ook in de beurt van een Uwer collega’s zoo ik nog eens weder in Amsterdam moge komen. Ik zie intusschen tot op heden de ondoenlijkheid daarvan in vanwege zekere zwakheid die mij het reizen niet toelaat.

Kuyper opnieuw naar Elberfeld

Op 19 mei 1871 was Kuyper voor de tweede keer in Elberfeld om Kohlbrugge opnieuw een vraag voor te leggen, maar nu van een heel andere orde. Vooraf stuurde hij hem een telegram om zijn komst aan te kondigen. ‘s Morgens ontving Kohlbrugge dit bericht en om half twaalf van diezelfde dag was Kuyper al bij hem en hij bleef tot ‘s avonds acht uur.4In zijn dagboek noteerde Kohlbrugge bij 19 mei: dr. Kuyper uit Amsterdam hier. Inmiddels was het ruim een jaar geleden dat deze theologen elkaar ontmoetten. In 1870 kwam Kuyper Kohlbrugge raad vragen over zijn beroep naar Amsterdam, ditmaal legde hij hem de vraag voor: Wat zou U ervan denken, als ik mij tot lid van de Tweede Kamer zou laten kiezen; daar kan ik toch ook Gods Woord gestand doen? Kuyper had begin van dit jaar een ontmoeting met Groen van Prinsterer gehad en deze vroeg hem of hij voor de komende verkiezingen zich kandidaat voor de Tweede Kamer wilde laten stellen. Groen zag in Kuyper de juiste persoon die op staatkundig terrein de gereformeerde beginselen voor zou staan en deze ook kon verdedigen. Kuyper stond opeens voor een lastig dilemma: Tweede Kamerlid worden of predikant blijven. Deze vraag legde hij Kohlbrugge voor en hij kreeg als antwoord: U moet het zelf weten. Ik dank er God voor, dat ik bij de theologie ben gebleven. Kuyper was niet erg content met dit antwoord. Op 24 mei schreef Kohlbrugge aan Eduard Böhl over deze kwestie: Toen Kuyper nu zag dat hij met mij niet opschoot, heeft hij mij letterlijk gekweld. Ik bleef echter heel kalm en liet mij niet kwellen. Kuyper gaf ook tijdens dit gesprek aan dat hij het zo jammer vond dat Da Costa en Kohlbrugge zo uiteen zijn gegaan: Nota bene, hij zei dat het toch jammer was, dat Da Costa en Kohlbrugge zo uiteengegaan waren. Da Costa enz. vertegenwoordigde volgens hem de piëtistische kant, ik de mystieke. Dat waren naar zijn zeggen in ons land de hoofdstromingen. Het mystieke element was weliswaar het meest gezonde en ik had dat met succes gehanteerd. Sedert ik naar Duitsland gegaan was, was de mystieke partij wat stroef geworden. Het waren allemaal soldaten zonder generaal. Uit deze reactie blijkt dat Kuyper ten diepste Kohlbrugge niet kende, hij heeft de taal die deze sprak niet verstaan. Bij de Tweede Kamerverkiezingen werd Kuyper echter niet gekozen, hij bleef predikant. Drie jaar later stelde hij zich opnieuw kandidaat bij een tussentijdse verkiezing en toen werd hij wel gekozen, waardoor er in 1874 een einde kwam aan zijn loopbaan als predikant.


Noten 1 Archief Kohlbrugge, port 18 brief 40. 2 Archief Kohlbrugge, port 18 brief 26b. 3 Archief Kohlbrugge, port 12 brief 133. 4 Archief Kohlbrugge, port 24 brief 79, gedateerd 24 mei 1871.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020

Ecclesia | 8 Pagina's

De contacten van Kohlbrugge met Kuyper (III)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 september 2020

Ecclesia | 8 Pagina's