Snoeitijd
Als er plukkers zijn, moet er koffie komen.
Hij hoest en schopt zijn klompschoenen uit. In de woonkeuken is niemand. Zin om in de kamer te kijken heeft hij niet. Hij zal het zelf moeten doen, al is in keukenkastjes zoeken niet zijn sterkste kant. Er zullen toch wel thermoskannen zijn? Als het koffiezetapparaat begint te pruttelen, hoort hij de stem van Marja in de kamer. Ze is er dus nog. Hij kan niet verstaan wat ze zegt. Daarna een langgerekte zucht en wat gemompel van Lode. Marja's stem, vragend, met een lach erin. Als een moeder tegen een kind. Of nee, zo onschuldig klinkt het niet. Chiel wil niet luisteren, het maakt hem geen moer uit wat daar gebeurt! Nu hoort hij Lodes iets haperende voetstap in de richting van de deur. Nog één seconde overweegt Chiel de keuken te verlaten en opnieuw binnen te stappen. Maar dat kan niet omdat het koffiezetapparaat met een laatste pruttel besluit dat het nu genoeg is.
Lode in de deuropening. Hij strijkt door zijn haar, verbazing in zijn blik. 'Wat doe je?'
Ja, dat is de vraag aan iemand die betrapt kijkt. Chiel draait zich van hem weg, doet opnieuw lukraak een kastje open en begint bekers op het aanrecht te stapelen.
'Het volk wil koffie!' zegt hij stug. Hij zou Lode de les moeten lezen, moeten kúnnen lezen. Maar dat gaat niet. Lode zou hem aankijken en daarmee zou de tijd terugdraaien.
Hij schraapt zijn keel en beslist dan dat Lode het zelf maar moet doen. In een stap is hij bij de deur. Lode loopt naar de kast en pakt een thermoskan, heft hem op in Chiels richting.
Het moet een gebaar van verstandhouding zijn zeker. Van goede wil misschien, maar het wordt volkomen tenietgedaan door de onnozele vraag: 'Hoeveel zijn er?'
'Wie zou dat moeten weten, denk je?' en meteen slaat de deur achter Chiel dicht.
Achter de appels bedenkt hij dat hij eigelijk wel kan stoppen met sorteren. Wat heeft het voor zin? De boel gáát hier niet stuk, die ís al stuk. Laat hij zich nou niet te lang met deze teloorgang bemoeien, daar wordt het niet gemakkelijker van. En wat Lode doet, komt voor Lodes rekening, al bedriegt hij de kluit buitens- en binnenshuis. Hij is gek dat hij zich hierover opwindt; het heeft met hem niets te maken. Gold Apple Garden, Effi, Hodgies, de jongens, de jonge boompjes met onderstammen uit East Malling - dát allemaal is zijn pakkie-an, zijn verantwoordelijkheid. Niet dit zootje hier, deze uit hun krachten gegroeide bomen, dit derdeklas fruit. Het komt Chiel ineens heel logisch voor dat zijn moeder de grip op de wereld verloren heeft. Wie hier leeft, en niet meedoet, wordt gek of kinds. En mocht hij Marja onverhoopt nog tegen het lijf lopen, in strikt ?guurlijke zin, dan zal hij waarschijnlijk zijn mond niet kunnen houden. Al vraagt hij alleen maar of ze dan tenminste dat gewauwel over haar man achterwege wil laten. Hij gruwt van haar. Van Lode. Van alles hier.
De tractor komt er aan. Chiel kijkt op. Het kan toch haast niet dat er nu al weer een kar volle kisten aankomt. Als dat zo is, dan heeft Lodewijk wel drie thermoskannen nodig. 'Hoeveel zijn er?' vroeg hij! Aan hém! Catharina zou geweten hebben hoeveel plukkers er bezig zijn, ook als ze zelf niet plukte. Als je niet wist hoeveel man je had lopen, hoe kon je dan het werk inschatten? Wie heeft deze mensen ingehuurd? Wanneer, voor hoe lang en tegen welk loon? Het zou hem niet verbazen als Lode op geen van deze vragen een antwoord wist.
De tractor stopt, geen platte kar erachter. Het is Lode. Hij is blijkbaar al bij het werkvolk geweest. Met moeite klimt hij van het zadel, zijn gezicht is grauw. Niet eerder zag hij er zo slecht uit. Het lijkt alsof hij een kunstbeen achter zich aan moet slepen. Huiverend in zijn dunne regenjack - kleine spetters op zijn brillenglazen - komt hij de schuur binnen. In zijn ene hand houdt hij de thermoskan en in de andere een stapel plastic bekertjes. Net als zo-even heft hij de thermoskan naar Chiel, die twijfelt tussen knikken of bot weigeren. Lodewijk zet de kan op de werkbank naast de kist waarin Chiel de eerste soort heeft gelegd. Het bekertje uit de stapel lospeuteren kost moeite; het is zo'n beweging die Lode vandaag al helemaal slecht afgaat.
'Koude vingers en mijn linkerpoot wil voor geen meter,' zegt hij, naar Chiel opkijkend, 'en nou gaat het nog miezeren ook.' Chiel reageert niet. Hij draait zich weg om een stapel kisten opzij te schuiven. Lode moet maar tegen iemand anders zielig doen, tegen Marja of zo.
Er zit nog maar een half bekertje in de thermoskan en tijdens het schenken kan Lode zijn handen niet stilhouden. Chiel ergert zich het meest aan het hulpeloze gedoe. Hij vertrouwt het niet, acteertalent had Lode vroeger ook al. 'Ken jij iemand met multiple sclerose, Chiel?'
'Nee.'
Lode zucht eens en probeert in de thermoskan te kijken. ''t Is vandaag wel erg rot. Ik vertrouw het niet.' Als Chiel ziet hoe Lode nogmaals de kan omkeert voor de laatste druppels wordt het hem te veel. Hij grist het halfvolle bekertje onder Lodes handen vandaan en smijt het met een zwaai op de afvalberg.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 2019
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 oktober 2019
Eilanden-Nieuws | 24 Pagina's