‘Liefde Tot Israël Nader Bekeken’
In 2011 heeft drs. P.H. op ’t Hof in dit blad een artikelenserie geschreven over en tegen het antisemitische boek De protocollen van de Wijzen van Sion 1 , een geschrift dat opgesteld is door de Russische geheime dienst ten tijde van de tsaren in de negentiende eeuw. Antisemitisme is al tweeduizend jaar oud. Het is ten zeerste afkeurenswaardig, net als alle vormen van racisme. Antisemitisme is het ene uiterste, het andere is Israëlverheerlijking. Dit is in pakweg de laatste twintig jaar zichtbaar geworden.
In de laatste decennia hebben veel mensen, ook uit onze eigen kring, een of meer bezoeken gebracht aan het land Israël. Het lijkt bijna noodzaak, wil men de Bijbel goed begrijpen, om in Israël geweest te zijn. Ons respect voor achtenswaardige en zeer geleerde predikanten als bijvoorbeeld Matthew Henry (1662- 1714), Thomas Boston (1676-1732) en Alexander Comrie (1706-1774) moet alleen maar toenemen. Ze zijn nooit in Israël geweest, maar volgens mij kunnen maar weinig uitleggers van de Bijbel hen evenaren. In dit artikel wil ik wat dieper ingaan op de hedendaagse Israëlvisies. Dit doe ik aan de hand van het boek van dr. S. Paas sr. (1942) uit Veenendaal, Liefde voor Israël nader bekeken. Voor het Evangelie zijn alle volken gelijk (2015). 2
Begrippen
In het boek van Paas komen een aantal begrippen voor die niet iedere lezer van dit blad zal kennen of helder zal kunnen omschrijven, maar wel van belang zijn voor een goed begrip van zijn boek en voor het lezen van dit artikel. Daarom willen we eerst enkele van die begrippen hier kort toelichten.
De term ‘chiliasme’, ook wel ‘millennialisme’ genoemd, is vrij bekend. Een chiliast gelooft dat er vóór of na de wederkomst van Christus een duizendjarig vrederijk en/of een paradijs op aarde gevestigd zal worden en dat gedurende die tijd de satan gebonden zal zijn. Dit is met name gebaseerd op een letterlijke opvatting van wat we beschreven vinden in de eerste zes verzen van Openbaring 20. We lezen daar onder andere dat satan duizend jaar gebonden en daarna nog een kleine tijd ontbonden zal worden.
Ten aanzien van het ‘chiliasme’ of ‘millennialisme’ moeten we onderscheid maken tussen het pre-, posten amillennialisme. Het premillennialisme gelooft dat er sprake zal zijn van een duizendjarig vrederijk na Christus’ wederkomst op de aarde, het postmillennialisme daarentegen leert dat er eerst een duizendjarig vrederijk komt en dat daarna Christus zal verschijnen op de wolken des hemels om te oordelen de levenden en de doden. Het amillennialisme beschouwt de duizend jaren waarover in Openbaring 20 gesproken wordt, als een symbolische periode die niet letterlijk zal bestaan.
De kanttekenaren merken bij Openbaring 20 op dat het “wat zwaar” is om te verstaan en door de uitleggers verschillend verklaard wordt. Zij wijzen erop dat er ook uitleggers zijn in wier ogen de periode van duizend jaren al geschiedenis is. Een deel van hen laat de duizend jaren beginnen met de verwoesting van Jeruzalem (70 na Chr.), toen het Evangelie reeds onder diverse heidense volken verspreid was. Anderen rekenen de duizend jaren van de tijden van Constantijn de Grote, de eerste Romeinse keizer die het Christendom aanhing en de Christenvervolgingen deed ophouden (313), tot ongeveer het jaar 1300, toen de antichrist de “staat der Christenen” meer en meer deed vervallen en de mohammedanen “meest zijn gaande gemaakt” om de Christenvolken ten onder te brengen en in Azië, Afrika en Europa vele Christenkerken hebben uitgeroeid. Daarnaast zijn er verklaarders (À Brakel, Essenius en Van der Groe) die denken dat het duizendjarig rijk nog geheel in de toekomst ligt.
Paas hanteert in zijn boek ook de begrippen ‘antijudaïsme’ en ‘antisemitisme’. Hij maakt tussen deze twee begrippen een heel duidelijk onderscheid. Het anti-judaïsme richt zich tegen de Joodse leer en wijst die op theologische gronden af, wat op zich niets te maken heeft met de haat tegen de Jood als persoon. Het antisemitisme, wat door Paas terecht volledig wordt afgewezen, is de haat tegen de Joden als volk alsook tegen hun cultuur. Dit leidt vaak tot een discriminerende en racistische behandeling van de Joden. In de loop van de tijd is dit zelfs diverse malen uitgemond in georganiseerde moordpartijen onder de Joden, zoals tijdens de pogroms en de Holocaust.
In het boek van Paas komt daarnaast de term ‘Christenzionisme’ voor. Zionisme is de Joodse nationale beweging die er vanaf het einde van de negentiende eeuw naar streefde om de Joden weer een eigen staat in een eigen land te verschaffen. Door die beweging zijn sinds 1881 zeer veel Joden naar het land Kanaän geëmigreerd, wat in 1948 tegen alle verdrukking in geresulteerd heeft in de staat Israël, die dit jaar 70 jaar bestaat. De term ‘Christenzionisme’ kan slaan op het hartelijk steunen door Christenen van de staat Israël, omdat vele landen en bewegingen het bestaansrecht van de staat Israël ontkennen en Israël uitermate vijandig gezind zijn, onder wie veel Palestijnen. Die steun is positief te noemen. De term kan ook slaan op het bevorderen door Christenen dat alle Joden die verspreid in de wereld wonen, naar Israël migreren. Dit kan ook doorslaan en een radicale of extreme invulling krijgen. Daarop doelt Paas met name. Christenzionisten hebben zich dan ten doel gesteld om in het licht van hun eindtijdverwachtingen het volledige Oudtestamentische grondgebied van Israël weer onder het bewind van de staat Israël te brengen. Zij zijn van mening dat daarvoor in de Schrift nog onvervulde landbeloften liggen. Vaak gaat dit vergezeld met de mening dat de kerk naar het ceremoniële Jodendom moet terugkeren. Een dergelijke radicale invulling treffen we onder bepaalde evangelische of zogenaamde Messiasbelijdende groepen aan. Christenzionisten of in ieder geval een deel van hen, verwachten de wederkomst van Christus als alle Joden in Israël wonen.
Genuanceerde afstand
Paas neemt in zijn boek nadrukkelijk afstand van extreme Israëlverwachtingen. Hij staat zelfs kritisch tegenover gematigde Israëlverwachtingen. Aanhangers van de laatste categorie doen een beroep op het gedachtegoed van de puriteinen en dat van de nadere reformatoren. Diverse Engelse en Nederlandse oudvaders hebben hierover geschreven en gepreekt. Bijvoorbeeld ds. Wilhelmus á Brakel in zijn Redelijke Godsdienst, ds. Thomas Boston in zijn in 1716 gehouden preek De bekering van Israël, ds. Joachim Mobachius (1699-1790) in zijn werk De langh gewenschte en vast aenstaende bekering van het volk der Jooden (…) vertoond, in eene kortbondige verklaring (…) van Jeremias XXXI (1746) en ds. Theodorus van der Groe (1705-1784) in bijvoorbeeld zijn biddagpreek over Romeinen 11:26.
In een eerder boek, getiteld Israëlvisies in beweging (2014), heeft Paas sommige reformatorische Christenen voor hun gevoel in de hoek geplaatst van ‘Israëlgedrevenen’ die het geheel van kerk, geloof en theologie op de schop willen nemen. 3 Hij beseft dat dit voor hen pijnlijk was, maar wijst tegelijk op de genuanceerdheid van zijn kritiek, die hij nader uiteenzet in het boek Liefde voor Israël. Paas beroept zich voor zijn visie onder meer op Maarten Luther (1483-1546) en dr. H.F. Kohlbrügge (1803-1875). 4
In Liefde voor Israël besteedt hij veel aandacht aan Luther, die via Martin Bucer met Calvijn was verbonden. Paas citeert in dat verband prof. dr. W. van ’t Spijker: “Calvijn heeft van Luther de impulsen ontvangen die hem in zijn theologie volstrekt bonden aan het heil in Christus alleen (…) De volstrekt christologische inzet bindt hem aan Luther.” 5
Een deel van het boek van Paas bestaat uit bewerkingen van eerder uitgesproken lezingen of geschreven artikelen. Deze kunnen afzonderlijk gelezen worden. Voorop staat dat hij sympathie heeft voor Israël en de Joodse naaste. Hij wil een eerlijk beeld geven en waarschuwen tegen extreme toekomstvisies inzake Israël.
‘Wake Up!’
Paas constateert dat nieuwe vormen van radicale prechiliastische Israëlverwachtingen vandaag populair zijn, wat onder meer blijkt uit het aantal herdrukken dat het boek Wake Up! Gods profetische kalender in tijdslijnen en feesten gekregen heeft (6 herdrukken in 2014!). Het is een uitgave van de Stichting Het Zoeklicht.
Op grond van hun uitleg van de zeven Oudtestamentische feesten menen de auteurs Gods agenda voor de toekomst te weten, onder andere ten aanzien van Israël, de wederkomst van Christus en het duizendjarige vrederijk. De auteurs zeggen ook dat de sterrenwereld aanwijzingen geeft voor de eindtijd en dat er in de Hebreeuwse grondtekst van de Bijbel verborgen grondpatronen en boodschappen zitten met toekomstberekeningen die de kerk al eeuwen verzwegen heeft. Volgens Wake Up! is er sinds keizer Constantijn een proces van verderf in de kerk gekomen, doordat de Joodse invloed werd teruggedrongen. Dit gaf plaats aan opvattingen uit het Griekse heidendom. De kerk moet dus terug naar haar Joodse wortels. Als op die opvatting kritiek wordt geoefend, vereenzelvigt Wake Up! dat met antisemitisme. Het boek illustreert dat we heden ten dage een judaïstische stroming in het Christendom zien die de identiteit van Israël verheft boven de Bijbels-Christelijke identiteit. Messiasbelijdende Joden noemen zichzelf bijvoorbeeld geen Christen, omdat het Joods-zijn hun naar hun mening een aparte status geeft onder degenen die Jezus volgen. Paas neemt hiervan en van het boek Wake-up! terecht afstand.
‘Liefde tot Israël’
Het eerste hoofdstuk van het boek van Paas handelt over de liefde tot Israël. Daarna volgen er drie hoofdstukken over Luther. Vervolgens gaat Paas uitgebreid in op ‘Judaïsme en Jodenhaat’ om vervolgens over te stappen op ‘Gods genadeverbond’ en de visies die er op Israël zijn. De prangende vraag is: “Zijn de Joden, dat wil zeggen, het nabijbelse Israël, het uitverkoren volk van God?” Als het antwoord “ja” zou zijn, impliceert dit volgens Paas dat God twee uitverkoren volken heeft: namelijk Zijn Kerk (met een hoofdletter) en het Joodse volk. Paas wijst dit af, maar wijst daarmee niet iedere liefde tot het volk en de natie van Israël af. Geenszins. We zouden hem onrecht doen als we dit zouden stellen. Wel is het een feit dat Paas geen onvervulde beloften specifiek voor het Joodse volk meer ziet liggen in de Bijbel. De ondertitel van zijn boek wijst hier al op: ‘Voor het Evangelie zijn alle volken gelijk’. We komen hierop nog terug.
Paas merkt op dat zendelingen wel speciale liefde voor een bepaald volk hadden of hebben. Maarten Luther bijvoorbeeld koesterde grote liefde voor het Duitse volk en dan met name voor de boeren en mijnwerkers. Hudson Taylor had dit voor de Chinezen, Livingstone voor de Afrikaanse slaven etc. Bij allen kon gezegd worden dat de liefde van Christus hen dreef. Zeker mag men liefde hebben tot het eigen volk of tot een ander volk. Zo kan men ook liefde tot Israël hebben. Maar dit moet niet ontaarden. En juist dat ziet Paas gebeuren ten aanzien van de ‘Israël-liefde’, hij ziet uitwassen optreden, waartegen hij terecht waarschuwt.
Verder zij opgemerkt dat in de ogen van Paas Romeinen 11:28 onterecht uitgelegd wordt als zouden de Joden op grond van etnische afstamming het uitverkoren volk van God zijn. Paas: “Met deze gedachtegang kan ik niet meegaan. Want die moet wel leiden tot een religieus geladen, uitzonderlijke genegenheid en bewondering of verwachting voor het nabijbelse Israël, terwijl de uitspraken van Christus en de apostelen daartoe geen aanleiding geven.” 6 Volgens Paas heeft alleen de Heere Jezus recht op zulke gevoelens. “In Hem is de plaats van Israël in Gods bijzondere openbaring vervuld. Als dat niet zo was, zou de Bijbel na het boek Openbaring nog een vervolg nodig hebben. Dan moesten het Credo en álle belijdenisgeschriften van de kerk nog worden uitgebreid met een Israëlparagraaf.” Allerlei toekomstverwachtingen en exegeses van landbeloftes voor Israël druisen volgens Paas in tegen de universele aard van het genadeverbond (Joh. 3:16) en tegen het - door Luther en andere reformatoren verdedigde - Christocentrisch verstaan van de inhoud van de hele Bijbel. 7
Loofhuttenfeest voor Christenen?
Tegenwoordig zijn er Christenen die het Oudtestamentische Loofhuttenfeest vieren. Als men bedoelt het Joodse feest te imiteren, moet de kerk daar niet aan meedoen, vindt Paas terecht. Het gaat immers om Jezus Christus en Dien gekruisigd. Hij heeft alle Oudtestamentische ceremoniën en beloftes vervuld. Daarom mag een Christen niet teruggaan naar die Joodse feesten en gebruiken en die niet idealiseren. Waarom zou je een ‘schaduwdienst’ weer actueel maken, terwijl de Zon der Gerechtigheid Zelf al gekomen is? Ook Paulus waarschuwde hiertegen in Kolossenzen 2:16, 20 en 23. Op het Oudtestamentische Loofhuttenfeest werd water naar de tempel gedragen en op het altaar gestort. Dit was een symbool van de Geest voor het lessen van de dorst naar God. 8 In Johannes 7 lezen we dat de Heere Jezus Zelf aanwezig was op het Loofhuttenfeest te Jeruzalem. Juist daar sprak Hij de bekende woorden: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke (vers 37b). Hij is de Enige Weg tot Behoud. “De uitzonderlijkheid van de heilsbelofte zit in de liefde en de genade van de schenkende God, niet in de uitzonderlijke situaties van ontvangende groepen mensen”, zo schrijft Paas. 9 Op zich, in de goede zin uitgelegd, een terechte constatering, want wij allen hebben God op het hoogst misdaan.
Maarten Luther
Zoals al opgemerkt, gaan drie hoofdstukken in het boek van Paas over Luther, getiteld: ‘Luther en Christus’, ‘Luther en de Judaïsten’ en ‘Luther: een afweging’.
In het eerste hoofdstuk komt naar voren dat voor Luther Christus het middelpunt is van de cirkel als het gaat over de uitleg van de Bijbel van Genesis tot Openbaring. Hij is de sleutel en de norm voor de uitleg van zowel het Oude als het Nieuwe Testament. De centrale leer in de gehele Schrift is de rechtvaardiging door het geloof in Christus. Daarom is de gehele Schrift Christocentrisch.
Met Christus’ opstanding is het Oude Testament tot vervulling gekomen. Na de Pinksterdag omvat Christus’ Kerk Jood en heiden. Met die overgang naar de nieuwe bedeling heeft dus een verbreding of uitbreiding (geen vervanging of afschrijving!) van de Oudtestamentische Kerk plaatsgevonden, met Christus aan het Hoofd en in het middelpunt. “De Oudtestamentische herstelprofetieën vinden daarom” in de nieuwe bedeling “niet hun vervulling in een toekomstig herstel van Israël als volk, land en godsdienst. Ze hebben betrekking op het heil in Christus en op Zijn Koninkrijk, dat is en dat komt”, aldus Paas. 10
In het tweede hoofdstuk, ‘Luther en de Judaïsten’, merkt Paas op dat na de Tweede Wereldoorlog Luther in het beklaagdenbankje is beland vanwege zijn felle anti-Joodse polemiek. Radicale Christenzionisten hebben Luther daarom afgeschreven.
Orthodoxe Christenen met een - vaak aan de Nadere Reformatie en het Puritanisme ontleende - positieve Israël verwachting (hiermee bedoelt hij onze reformatorische gezindte) schrijven Luther niet af, maar zijn of worden wel meer dan eens “door de tendentieuze informatie” over Luthers “negativiteit ten aanzien van de Joden” in verwarring gebracht. Maar Luther heeft wel degelijk een verlangen gekend naar de bekering van de Joden. Dit komt weliswaar in zijn vroege geschriften (voor 1523) beduidend meer tot uitdrukking dan in latere geschriften van hem, maar dit verlangen heeft hij wel behouden. In de vroege periode van zijn optreden heeft hij zich proberen te ontworstelen aan de middeleeuwse gewelddadige Jodenhaat. Hij wilde dat de Joden niet onvriendelijk behandeld zouden worden omdat er nog toekomstige Christenen onder hen waren. Want wie van de Joden zou Christen willen worden als zij ervaren dat Christenen onchristelijk met hun medemensen omgaan.
Na 1523 werd Luthers toon tegen de Joden scherper en vanaf 1543 ging hij in de aanval met harde, voor ons besef vaak onaanvaardbare anti-Joodse uitdrukkingen. In dat jaar verschijnt zijn felst anti-Joods geschrift: Over de Joden en hun leugens. Luther stoorde zich in het bijzonder aan wat hij noemde de lasterlijke en spottende leugens die de Joden verspreidden over Jezus en Maria. Hij wilde daarom onder andere dat de Joodse publieke godsdienst door de overheid verboden werd. Maar individuele Christenen moesten in dezen, zo vond hij, niet het recht in eigen hand nemen.
Paas bespreekt in het hoofdstuk ‘Luther: een afweging’ de vraag of Christenen zich moeten schamen voor de anti-Joodse uitlatingen van Luther? Het anti- Joodse sentiment bij de reformator brengt ons in verlegenheid. Diverse uitlatingen van Luther tegen de Joden gaan inderdaad te ver. Dat kunnen we niet ontkennen.
Volgens Paas kunnen we er verder niet om heen dat Luthers negativiteit ten opzichte van de Joden mede gevoed werd vanuit zijn Christocentrische Schriftuitleg. Tegen die achtergrond moest hij het judaïsme als een tweede weg tot behoud en daarmee als een valse godsdienst veroordelen. Temeer daar die valse godsdienst een bedreiging vormde voor de ware godsdienst. Luther wilde de Joden daarvan bevrijden. Zijn negatieve uitlatingen waren dus tegen hun religie gericht, niet tegen de Joden als persoon of als etnische groep. Hij was geen antisemiet of racist. 11 Zijn veroordelingen van de Joden hadden niets te maken met de racistische ideologie van de nazi’s en hun moordcampagnes. Met het volste recht wijst Paas hierop. Zie ook het artikel ‘Luther (1483-1546), geen antisemiet!’ elders in dit blad.
Oorsprongen van het antisemitisme
De beweging van de Gnostiek in de Oudheid had grote afkeer van het Jodendom. Er was zelfs een gnostisch geschrift dat de Joden ‘zonen van de duivel’ noemde. 12 Een bekende ketterse antisemiet was Marcion. Hij schafte het Oude Testament af, omdat hij de God van de schepping vereenzelvigde met het boze-lichamelijke.
De nationaalsocialistische predikant dr. W. Th. Boissevain (1880-1945) probeerde Marcion met Luther en Kohlbrügge te verbinden. Maar dat is onmogelijk. Luther en Kohlbrügge handhaafden beiden de totale Schrift, terwijl Marcion hele stukken uit de canon knipte. 13 De Gnostiek maakte het Oude Testament verdacht in de Vroege Kerk en was zo een oorsprong van het antisemitisme.
Ook het mohammedanisme is antisemitisch in de kiem. Mohammed vermoordde een aantal Joden in Medina. In de koran noemde hij de Joden “apen en zwijnen” en ook de Hadith, bestaande uit mohammedaanse overleveringen, spreekt onverkwikkelijk over de Joden.
In de negentiende eeuw kwam de Jodenhaat, inclusief afkeer van de Joodse religie en cultuur, vooral voort uit het ontwaken van nationalistische sentimenten en nieuwe rassentheorieën. Schuldgevoel en schaamte als gevolg van de Holocaust zorgden voor een vermindering van het antisemitisme, maar de herinnering aan deze verschrikking is heden verflauwd.
Mede door invloed van het mohammedaanse radicalisme lijkt in het Westen het antisemitisme weer sterker te worden, dat wil zeggen het haten of discrimineren van de Joodse medemens. Ook nu moet deze tendens worden onderscheiden van een terechte Bijbelse veroordeling van de Joodse godsdienst, die Christus als Messias verwerpt. Dat principiële onderscheid wordt vaak niet gemaakt. Daarnaast geldt dat ook onder Christenen helaas bedekt en openlijk antisemitisme voorkwam en nog voorkomt. Maar daar rekent Paas terecht mee af: “Daarom is Christen-zijn en antisemiet-zijn een onverzoenlijke tegenstelling.” 14
Genadeverbond
Paas gaat ook in op het genadeverbond. Sommigen plaatsen daarin Israël naast Christus. Volgens Paas is dat niet juist. “De eeuwigheidslijn in het genadeverbond is niet Jezus Christus én het volk Israël, maar Jezus Christus én Zijn Koninkrijk. Zij die in het geloof de vrucht ontvangen van de universele heilsbelofte in Christus, vormen geen bijzondere etnische groep. Zij zijn de Gemeente van Jezus Christus, het ware Israël, bestaande uit zowel in Jezus gelovende Joden als in Jezus gelovende niet-Joden.” 15
Paas verweert zich tegen het verwijt dat hij een aanhanger van de ‘vervangingstheologie’ zou zijn. Die theologie zegt dat de Kerk in plaats van Israël gekomen is. Volgens Paas is dat echter om vier redenen onmogelijk. Ten eerste is de Kerk of Gemeente des Heeren er van alle tijden, ook voordat Israël in het Oude Testament een natie was; er is nu in de nieuwe bedeling geen sprake van een nieuwe Kerk. Ten tweede is de Kerk altijd een rest geweest van een groter geheel, een klein kuddeke, nochtans een schare die niemand tellen kan. Ten derde ligt het genadeverbond vast in Christus. Het Oude Testament en het handelen met Israël was een schaduw hiervan. En ten vierde is de voortgaande lijn, die loopt via de verbondsdrager Israël, in Christus verbreed (niet vervangen!) geworden naar alle volken.
‘Geheel Israël’
In de discussie over een in de toekomst te verwachten massale bekering van de Joden tot het Christendom spelen de hoofdstukken 9 tot en met 11 van de brief van Paulus aan de Romeinen een belangrijke rol. Met name de verzen 25 en 26 van Romeinen 11 zijn hierbij van belang: Want ik wil niet, broeders, dat u deze verborgenheid onbekend zij (opdat gij niet wijs zijt bij uzelven), dat de verharding voor een deel over Israël gekomen is, totdat de volheid der heidenen zal ingegaan zijn. En alzo zal geheel Israël zalig worden; gelijk geschreven is: De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. Bij het woord ‘Israël’ merken de kanttekenaren op: “Dat is, het Israëlitische volk; de Joden.” En bij de voor een deel over Israël gekomen verharding geven zij als toelichting: “Dat is, niet van alle Joden, maar van enige, hoewel zeer vele. Want daar is nog altijd enig overblijfsel behouden geweest, en daarna zullen zij zich met grote menigte bekeren.” Verder schrijven zij ter verklaring van de woorden geheel Israël: “Dat is, niet enige weinigen, maar een zeer grote menigte, en gelijk als de ganse Joodse natie”. De visie van de kanttekenaren inzake de woorden geheel Israël stemt overeen met die van prof. Gisbertus Voetius (1589-1676) en prof. Johannes Hoornbeeck (1617-1666). Beiden hebben onder geheel Israël het concrete Joodse volk verstaan. Zij hebben een toekomstige volksbekering van het Jodendom tot het Christendom verwacht, niet hoofd voor hoofd, maar voor het grootste deel. Ook vele coccejanen dachten er zo over. 16
Paas daarentegen kiest in Liefde voor Israël (2015) en ook in de later onder zijn redactie gepubliceerde bundel Het Israëlisme en de plaats van Christus. Christocentrische interpretatie van Bijbelse profetie (2017) voor een andere exegese van de woorden geheel Israël. Met ‘Israël’ wordt hier volgens hem (en ook volgens Calvijn) de Kerk des Heeren onder het Nieuwe Verbond bedoeld, bestaande uit de gelovige Joden en de gelovige heidenen van alle tijden en alle plaatsen. 17 Die zullen allen zalig worden. Naar de mening van Paas staan er dan ook in de Bijbel geen onvervulde beloften meer voor het Joodse volk; die acht Paas in Christus vervuld.
Drs. C. Sonnevelt heeft in zijn boek Gods weg met Israël de argumenten voor en tegen de beide genoemde interpretaties van de woorden geheel Israël helder op een rij gezet. 18 Na een afweging komt hij tot de conclusie dat de exegese van onder meer Voetius, Hoornbeeck en de kanttekenaren de beste papieren heeft. Onder andere voert hij daarvoor aan dat de naam ‘Israël’ in de hoofdstukken 9 tot en met 11 van de Romeinenbrief elfmaal voorkomt en altijd in de betekenis van het Joodse volk. Daarom is het niet aannemelijk dat in Romeinen 11:26 met ‘Israël’ iets anders dan het Joodse volk wordt bedoeld.
Ten slotte
Het boek van Paas eindigt met een uitgebreide bibliografie van primaire en secundaire literatuur. Een daaropvolgend register completeert het geheel. Zijn boek is vlot geschreven en op veel punten verhelde-rend. Het biedt het nodige tegenwicht tegen extreme Israëlvisies. Wel moet in alle eerlijkheid gesteld en voor ogen gehouden worden dat zijn interpretatie van de woorden geheel Israël anders is dan die van de meeste gereformeerde theologen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Verder lijkt tussen de regels door in zijn boek naar voren te komen dat Paas de bewuste 21 woorden van artikel 36 NGB niet onderschrijft. Helder doet Paas uit de doeken dat anti-judaïsme geen antisemitisme inhoudt en dat Luther geen antisemiet was. Het is van belang om een en ander goed in het oog te blijven houden. Daarom alleen al is het zeker nuttig om zijn boek te lezen.
Tot slot zij nog opgemerkt dat we ervoor moeten waken dat we ons niet zo intensief met de toekomstverwachting voor Israël bezighouden dat we ondertussen de redding van onze eigen ziel vergeten. Voor Jood en heiden is er geen heil buiten Christus, de Zoon van de God van Israël (1 Tim. 2:5). Hij is de Triomfator en Hij zal de overwinning behalen! Hij is de Weg, de Waarheid en het Leven! “Solo Christo”, schrijft Paas. 19 Christus alleen is tot een Hoofd des hoeks geworden (Hand. 4:11): En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden (Hand. 4:12). Armen van geest wil Hij met goederen vervullen, maar rijken zendt Hij ledig weg (Luk. 1:53). Mochten we bevonden worden te zijn een bedelaar aan de genadetroon gelijk een Lázarus (Luk. 16:22)!
Noten:
1) P.H. op ’t Hof, ‘De protocollen van de Wijzen van Sion’ in: In het spoor, julinummer 2011, p. 141-150 en oktobernummer 2011, p. 144-155
2) S. Paas, Liefde voor Israël nader bekeken. Voor het Evangelie zijn alle volken gelijk, Kampen, Brevier 2015, 207 pagina’s (hierna: Liefde voor Israël)
3) Liefde voor Israël, p. 8
4) Liefde voor Israël, p. 11-12
5) Liefde voor Israël, p. 8
6) Liefde voor Israël, p. 19
7) Liefde voor Israël, p. 24
8) Liefde voor Israël, p. 27
9) Liefde voor Israël, p. 30
10) Liefde voor Israël, p. 41
11) Vgl. Liefde voor Israël, p. 94 e.v.
12) Liefde voor Israël, p. 126
13) Zie over Boissevain: H. Tijssen, De dominee van de NSB. Boissevain en zijn gang van de Nederlandse Hervormde Kerk naar het Nationaal Socialisme, Kampen 2009.
14) Liefde voor Israël, p. 145
15) Liefde voor Israël, p. 167
16) Zie: M. van Campen, Gans Israël. Voetiaanse en coccejaanse visies op de Joden gedurende de zeventiende en achttiende eeuw, dl. 2, Zoetermeer 2006, p. 267, 565- 567
17) S. Paas (red.), Het Israëlisme en de plaats van Christus. Christocentrische interpretatie van Bijbelse profetie, Soest 2017, p. 25-27
18) C. Sonnevelt, Gods weg met Israël, Houten 2004, p. 143- 149
19) Liefde voor Israël, p. 198
Fotoverantwoording:
a) Beeld LinkedIn
b) By Aisano [CC BY-SA 3.0] via Wikimedia Commons
c) By F.Eveleens [CC BY 3.0] via Wikimedia Commons
Het duizendjarig rijk: verleden of toekomst?
“Met alle achting die we voor À Brakel hebben, menen wij dat de duizend jaar bijna of geheel achter ons liggen. Ook de kanttekenaren gaan daarvan uit, zij het (…) dat zij deze periode al langer geleden als afgesloten zien. (…) Nu wordt op allerlei wijze in onze tijd echter zichtbaar dat die ‘chiliol’ [duizend jaren; red.] voorbij zijn! De mens stelt zichzelf als maatstaf en in het middelpunt. Binnen en buiten ons vaderland lijken alle ‘dijken’ door te breken op ethisch gebied. Elke buitenmenselijke norm lijkt overboord geworpen te zijn en de democratische meerderheid zal wel bepalen wat gerechtigheid, medemenselijkheid, vrede en geluk zijn.
Als ooit Psalm 2 actueel werd, is het in onze tijd: De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten beraadslagen tezamen, tegen den HEERE en tegen Zijn Gezalfde, zeggende: Laat ons Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen (vers 2-3). Daarachter zit satan die zijn laatste en grootste aanval beraamt… Een ontzaglijk moeilijke tijd breekt aan voor allen die iets kennen van de eerste opstanding, de levendmaking. Maar eveneens een zware tijd voor hen die dat missen en toch naar Gods Woord wensen te leven. De Heere geve een haasten en spoeden om geborgen te worden in Christus Jezus.”
-Ds. B. Labee, ‘Rubriek Vraag en antwoord. Duizendjarig rijk -2- ’, in: De Saambinder, 1 november 2018, p. 20-
Marcion en zijn bijbel
Marcion van Sinope (ca.85-ca.160) was stichter van de naar hem genoemde marcionistische kerkgemeenschap. Hij maakte verschil tussen de God van het Oude Testament en de God en Vader van Jezus Christus in het Nieuwe Testament. In het Oude Testament zou er sprake zijn van een wraakzuchtige God, Die hij vereenzelvigde met het kwaad. In de nieuwe bedeling daarentegen van een God vol van genade en naastenliefde. Daarom en omdat de God van het Oude Testament de Joden exclusief bevoordeelde, wees hij het Oude Testament af en schrapte hij uit het Nieuwe Testament alle verwijzingen naar het Oude Testament, waardoor hij alleen een gedeelte van Lukas en de brieven van Paulus (exclusief Hebreeën) overhield. Feitelijk verwierp hij alles in de Bijbel dat pro-Joods was. In 144 werd Marcion vanwege zijn standpunten geëxcommuniceerd. Rond 207 beschreef Tertullianus Marcion in zijn Adversus Marcionem (tegen Marcion) als een ernstige bedreiging van de Christelijke leer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 2018
In het spoor | 68 Pagina's