Twee jaar na de Open Brief
Op 31 oktober 1967 verscheen de Open Brief, die nadien zó grote verbreiding heeft gevonden, dat hij elf keer herdrukt moest worden. Het was een Brief, gericht aan predikanten, ouderlingen, diakenen en gemeenteleden van de Hervormde Kerk. Over die Brief hebben de ondertekenaars twee keer een samenspreking gehad met het Breed Moderamen van de Synode, twee keer met het Directorium van Kerk en Wereld. Voorts is er talloze keren over gerefereerd voor Kerkeraden, Ringen van predikanten, Classicale Vergaderingen, ^Gemeenten. Ook in de kerkelijke pers is veel aandacht geschonken aan de Brief. En dan mag ik ook niet vergeten te vermelden de talloze brieven, die als reactie op de Open Brief ons werden toegezonden. Over de persoonlijke ervaringen der ondertekenaars, opgedaan in de omgang met collega's en kerkelijke college's, zwijg ik, omdat die wat de zaak betreft niet belangrijk zijn. Laat ik volstaan met te 186 zeggen, dat wij allemaal de nodige kwetsurerhebben opgelopen van de intolerantie der toleranten*!
Neen, waar het mij om gaat, is wat die Opei Brief nu heeft uitgewerkt. Ik wil proberen d? balans op te maken van de geestelijke, theok gische en kerkelijke situatie na de Brief.
Zoals U zich zult herinneren, ging het in de Open Brief vooral om het apostolaat, om de wereldgerichtheid van de Kerk. Natuurlijk wai het niet onze bedoeling om het werk van Zending en Evangelisatie discutabel* te stellen. En evenmin om te pleiten voor een introverte Gemeente, die in de zaligheid van eigen zieleheil, de anderen, die het Evangelie nog niet kennen, vergeet en links laat liggen. De velen, di? de Brief zó uitlegden, hebben zich wel op eea heel goedkope en oppervlakkige manier va.i ons appèl* afgemaakt. Waar wij tegen protesteerden, was de richting waarin het apostolaat zich meer en meer was gaan ontwikkelen Het was een apostolaat, dat zich vervreemdd; van het Evangelie, doordat het hoe langer hoe nadrukkelijker Christus en het Heil invoegde iA de wereld en de geschiedenis. Het Evangelie kreeg in deze fatale* ontwikkeling een historisch, een politiek, een sociaal* karakter. Ja, zó overheersend werd dit apostolaat, dat het Kerk en Gemeente, prediking en catechese, zielszorg en liturgie ging aftrekken van hun eigenlijke wezen en vervormde tot functies van de dienst aan de wereld.
Het kan niet ontkend worden, dat dit apostolaat gedragen wordt door een sterk élan*! En evenmin, dat er door dit apostolaat sprake is "an een kerkelijk „réveil"*! De Kerk leeft in ve- 'e opzichten méér dan zij vroeger leefde. Wij maken een vernieuwing van het kerkelijke leven mee als sinds tientallen jaren niet het geval is geweest. Louter pragmatisch gezien* is dit apostolaat dus een goede en verheugende zaak, die v'elen doet uitroepen: „Heeft de Kerk ooit zulk -•en dynamiek* en activiteit ontplooid als thans? '•in is dat niet het bewijs, dat de Geest onder :ins werkzaam is?"
^u is het met pragmatisch ingestelde mensen* ütijd heel moeilijk, zo niet onmogelijk, om geeselijk te praten. Zij hebben immers altijd het ;elijk van zichtbare argumenten aan hun kant. ]n die zijn voor hen zulk een overtuigende lewijsgrond, dat zij ontoegankelijk zijn voor ,eestelijke onderscheiding. Wie niet meedoet an hun dynamiek en aan hun activiteiten, eet bij hen achterlijk, conservatief*, piëtissch*! Zozeer leven zij onder de ban van do ereldse werkelijkheid en van praktische realtaten, dat daar al hun inspanningen op geacht zijn.
k geloof, dat deze pragmatische instelling van ser veel christenen één van de oorzaken is, aarom de Open Brief door velen in de Kerk iet begrepen is. Door de huidige eenzijdige erichtheid op het zichtbare, het praktische, et onmiddellijk-werkzame, die via de modere communicatie-middelen* vanuit de politiek, e wetenschap, de kunst, de techniek tot ons s'erwaait en onze geesten doordrenkt, zijn wij ewoon geraakt om ook het godsdienstige en erkelijke leven louter op zijn praktische en chtbare resultaten te beoordelen. Op wat voor (ccessen kan de medische wetenschap, kan de limtevaart, kan de economie*, kan de sociolole* en psychologie* niet bogen!? En wat heeft et geloof en de Kerk te bieden? Het is bijna v^n slogan* geworden, die ieder op zijn tijd in -> mond neemt: ,,Zoveel eeuwen christendora 1 wat heeft het de wereld beter gemaakt!?" 'Oor die pragmatische instelling menen wij het oloof van zoveel eeuwen te kunnen en mogen >roordelen. En dan zijn wij tegenover de Bij- '1 nog wel zo vriendelijk om te zeggen: „Aan iiet Evangelie ligt het niet! Dat is wel goed! Maar de oorzaak ligt in de christenen, die on- 'ianks al hun goede bedoelingen het niet heb- •)en verstaan. Zij hebben niet begrepen, dat het -r op aankomt, dat het Evangelie werkzaam zou ''ijn in de wereld en de samenleving. Het Evangelie moet praktisch effectief* zijn, of het is de moeite van het aankijken niet waard. En dat is het rijke en beloftevolle van deze tijd, dat wij hebben geleerd om het geloof onmiddellijk te betrekken op de geschiedenis". Zo leven wij met het apostolaat in de tijd van een praktisch christendom! Geheel nieuwe perspectieven*ziet men opengaan! Een nieuw geestelijk réveil breekt zich baan!
Uit dit alles blijkt wel, dat wij achter dit apostolaire réveil een heel groot vraagteken moesten stellen. Zijn wortels liggen niet in het Evangelie, maar in de tijdgeest. Het gaat in deze apostolaire geestdrift niet om geestelijke dingen, maar om wereldse dingen. Want het geestelijke in bij bels-evangelische zin is niet pragmatisch! Het laat zich niet in onmiddellijkheid verbinden met het wereldse, het zichtbare, het praktische. Dat is juist altijd en overal het kruis geweest voor het geloof, dat er een wijde en gapende kloof ligt tussen het geestelijke en het wereldse. Het geloof leeft niet uit de onmiddellijkheid, maar uit de verzoening en de bekering. Er is geen brug tussen de aardse realiteit* en de geestelijke werkelijkheid! Daarom kan het geloof, daarom kan het Evangelie niet werelds effectief worden. Pragmatisch gesproken kan het geloof niet geloofwaardig gemaakt worden! En dat is in deze tijd, waarin de mens met wetenschap en techniek, met politiek en sociologie en psychologie er in slaagt om adembenemende successen te boeken, een harde en ergerniswekkende zaak. Het is de ergernis, waar wij onder bukken moeten. Die ergernis willen ontlopen door van het Evangelie een wereldse, pragmatische, geloofwaardige, effectieve zaak te maken, is daarom een uitermate kwalijke zaak. Het is wierook offeren op het altaar van de tijdgeest. En ik geloof, dat er in deze eeuw geen grotere verleiding is voor het geloof, dan die verleiding!
Niet dat ik niet begrijpen kan, dat men in deze verleiding valt. Psychologisch* is het onmogelijk om weerstand te bieden aan het trommelvuur, dat via krant, radio en televisie tot ons komt, en dat ons onder de druk stelt van alles, wat tegenwoordig bereikt wordt, en van de noden, die de wereld nog kent en waar toch wat aan gedaan moet worden. Wie zal niet onrustig, wie niet beschaamd worden? En om dan daartegenover toch vast te houden aan de geestelijke anderssoortigheid van het Evangelie en het geloof, en daaruit te leven en daaraan vast te houden, — wie is daartoe bekwaam? ? Maar wat psychologisch begrijpelijk is, is daarom niet geestelijk rechtmatig.
Behalve de pragmatische gerichtheid op het zichtbare, het effectieve, het daadwerkelijke, is er echter ook nog een andere reden, waarom de Open Brief door zeer velen in de Kerk niet begrepen is, maar hoogmoedig ter zijde geschoven werd.
Waarom heeft het verlangen naar een pragmatisch christendom*, naar een ethisch geloof* zovelen zó snel en zó collectief* overmeesterd? Dat is toch niet alleen te verklaren uit de macht van de massa-media, uit de invloed van de krant, de tijdschriften, de radio en de televisie? Misschien zou men dat kunnen verwachten van de eenvoudige en argeloze gemeenteleden, maar niet van de leidinggevende theologen. Hun ontwikkeling is immers veel wijdew Zij hebben toch hun academische theologische opleiding gehad. Zij hebben hun bibliotheken met de werken van Luther, Calvijn, Augustinus, met dogmatische en exegetische geschriften*. Zij kunnen toch beter weten! Maar het wonderlijke feit doet zich voor, dat het juist de theologen zijn, die het eerst pragmatisch zijn gaan denken en het Evangelie werelds toepasbaar hebben gemaakt. Zij hebben door hun prediking de gemeenten meegesleept.
Wij stoten hier misschien wel op de diepste wortel van het apostolaire kwaad. Als de theologen werkelijk en in de ware zin van het woord theologen waren geweest, zou deze apostolaire verzieking niet zó hand over hand hebben kunnen toenemen en de Kerk in haar geheel hebben kunnen meeslepen. Met andere woorden: aan de ware doctrina*, de ware leer moet het al sinds jaar en dag ontbroken hebben. Anders zou deze massale afglijding niet mogelijk zijn geweest!
Is het dan misschien zó, dat er bij de theologen al lang een hunkering is geweest naar een effectiever Evangelie? Een hunkering naar een Evangelie in Geest en kracht? Was het Evangelie te academisch, te wetenschappelijk, te cerebraal*? Is het misschien zó, dat onder de studenten aan de universiteit en onder de predikanten in de pastorieën een honger was naar het Evangelie als werkelijke geestelijk^ realiteit? Was het Evangelie, zoals het hun werd overgeleverd, en zoals zij erin werden onderwezen, te abstract*, te speculatief*, te leerstellig, kortom te weinig geestelijk in de bij bels-reformatorische zin? Was wat zij van het Evangelie overgeleverd kregen, in geestelijke zin te weinig geloofwaardig? En hebben zij daarom nu allen met dankbaarheid en vreugde gegrepen naar een zodanige transformatie* van dat Evangelie, dat zij ermee werken konden en hun ambt zin konden geven? Zijn daarom de meeste theologen apostolaatstheologen geworden? En mag men hen nu dwingen tot een terug? Mag men hun weer het wettische juk opleggen van een theologie, die ongeestelijk en daarom ongeloofwaardig was? Is het niet beter om hoe dan ook te leven, dan een dor geraamte te zijn? Is het niet beter om koud of warm te zijn, dan lauw?
De andere reden, waarom de Open Brief zovelen niet heeft aangeraakt, is dan ook, dat zij er een poging in zagen tot restauratie* van het ver-leden, zoals het geweest is. Zij bespeurden in de Open Brief de wens om terug te keren tot de dagen, toen de theologie heenging langs de noden en vragen van de mens. Niet alleen langs de noden en vragen van de moderne mens, maar van de mens als zodanig, van de mens in zijr nood en schuld, in zijn eenzaamheid en zonde, in zijn ellende en hoogmoed En wie zal tot zulk een ongeestelijke theologie, tot zulk eer abstract-wetenschappelijk theologiseren er exegetiseren* terug willen en mogen keren? Ook dit alles is als psychologische achtergronc van de apostolaatstheologie maar al te be gnjpelijk. Maar ook hiervan geldt wee: dat wat psychologisch verklaarbaar is, daarom nog niet bijbels-legitiem* is! Het leven, dat zich bruisend en dynamisch* openbaart tegenover dode en ongeestelijke theologie, is daarom nog niet gerechtvaardigd. Het blijft eei verleiding, en daarom zonde! Maar een zonde waarvan de schuld veel dieper ligt, dan ge meenlijk gezien wordt. De vaders hebben onrijpe druiven gegeten, en de tanden der kinde ren zijn stomp geworden.
Tegen de achtergrond van dit alles zal het nu duidelijk geworden zijn, waar het in de Opei' Brief om ging. Die Brief bedoelde niet om he verleden te restaureren*. De opstellers beseiten maar al te zeer, dat wij gemeenschappelij'; onder een grote schuld leven en dat het veileden van Kerk en theologie niet te rechtvaaidigen, laat staan terug te roepen is. Maar wat wij in die Open Brief wèl nadrukkelijk hebbei willen stellen, is dat de weg die thans gegaan wordt om uit het moeras te komen, geen we { is. Het is een onbijbels en daarom onaanvaardbaar dilemma*, om het oude tegenover het nieuwe te stellen en dat onze enige keus la laten zijn. Er is een uitnemender weg. De koninklijke weg van het Evangelie. De weg, waa.- op de Geest ons in alle waarheid leidt. De we";, die ons in de Reformatie gewezen is.
Het Evangelie is niet pragmatisch, werelds, effectief. Maar het Evangelie is ook niet steriel , abstract, doctrinair*, speculatief. Het Evangel'e is geestelijk. En wat dat betekent, zijn wij o i een afschuwelijke wijze kwijtgeraakt. Dat gee - telijk inhoudt: werkzaam, levend, krachtdadi';, aangrijpend, wederbarend, maar dan op ee.i gans andere wijze dan in de onmiddellijkheiJ van het aardse, natuurlijke en historische 1-"- ven, dat is wat ons bijkans helemaal vreen i is geworden, en wat wij in de huidige nood m, t veel tranen en zuchten weer helemaal nieu / moeten leren.
Wat mij in de huidige kerkelijke situatie daarom het meest benauwt, is de stugge zelfverzekerdheid in de positie, die men heeft ingenomen. Men weet het! En de anderen weten hot niet! Nu zal ik natuurlijk niet ontkennen, d^t men heel wat weet. De apostolaatstheologen weten ontzaggelijk veel van de wereld en ''e noden dezer wereld. En de theologen uit hot ± *egenovergestelde kamp weten ontzaggelijk 'eel van de traditie en van de leer en van de bijbel. Maar dat alles is nog geen geestelijk ween! Want het meest kenmerkende van geesteijk weten is, dat men geen stap kan doen zon- Ier de bijstand en voorlichting van de Heilige ieest. Hij is onze zekerheid van dag tot dag n van uur tot uur. En elke zondag als er weer ;epreekt moet worden, en elke gelegenheid dat •r weer geschreven of gesproken moet worden, al men uit die zekerheid moeten putten, of an- '.ers is het niets! Wie het zélf weet, weet niets, ïaar wie het niet weet, maar op geestelijke 'ij ze vraagt en worstelt om Licht, •— die al- •jen wordt bewaard voor conservatieve of proressieve ideologieën*, waar de Kerk vol van is. Vie geestelijk onderscheidingsvermogen heeft, roeft het dadelijk als hij in de kerk is, of er leologisch'^ verkondigd wordt (maar dat is een verkondiging!), of dat de Geest Zélf hier e Leraar is, die ons wil onderwijzen. En wat at betreft, moet het gezegd worden, dat de -emeente heel veel zondagen met ideologische ^enen gespijzigd wordt in plaats van met het ' 'vende Woord.
at de Open Brief zo weinig effect gesorteerd 1 eeft in de Kerk, hangt er mee samen, dat \-'ij (en daarmee bedoel ik in de eerste plaats Ce theologen en predikanten) het zo goed weten. Dat wij zo zelfverzekerd zijn! „Selig der Ivlensch, der erschrocken ist"*, zei Luther,
jloe lang zullen wij op deze onze wegen voortgaan, voor en aleer wij in afhankelijkheid bec'alaars worden voor Hem, die onze geschonken I ^kerheid is, en die uit de overvloed van Zijn ^ /oord ons leven doet? Hoe lang zullen wij de 1"eologische ideologieën dienen, voor en aleer ^ ij ons in ootmoed en kleinheid keren tot de r.'-ieënige God, die van geen systeem en ideologie vil weten, omdat Hij de Enige is? Alleen zulk €en geloof, zulk een prediking, zulk een ambtsc -ager is geloofwaardig; doch niet bij de mens n, maar bij God! En niet in de tijd, maar in c'2 dag des oordeels, waarop alles aan het licht kjmt! En wat zouden wij méér willen?
Postscriptum van de redacteur
^ oor diegenen onder onze lezers, die hieraan behoefte hebben, heeft ondergetekende met medeweten en goedvinden van de schrijver van bovenstaand artikel een verklarend woordenli.'ïtje samengesteld, dat zij bij het lezen van d't stuk kunnen raadplegen. De vertolkte woorden zijn van een * voorzien. Voor dit verklarend woordenlijstje draagt niet Dr. Aalders, maar alleen ondergetekende de verantwoordelijkheid. Hier volgt het: de intolerantie der to- 1* ranten — de onverdraagzaamheid der vert-'aagzamen; discutabel — betwistbaar; introvert - naar binnen gekeerd; appèl — oproep; fataal — noodlottig; sociaal — maatschappelijk; elan — bezieling, levensdrift; réveil — opwekking; pragmatisch gezien — gezien vanuit het oogpunt van praktische en zichtbare resultaten; dynamiek — bewegelijkheid; pragmatisch ingestelde mensen — mensen, wie het te doen is om praktische en zichtbare resultaten; conservatief —• behoudend; piëtistisch — gevoeligvroom; communicatie-middelen — middelen van verkeer; economie — staathuishoudkunde; sociologie — leer van de menselijke samenleving en van haar verschijnselen; psychologie — zielkunde; slogan — slagzin; effectief —uitwerking hebbend; perspectieven — vergezichten, vooruitzichten; realiteit — werkelijkheid; psychologisch — zielkundig; pragmatisch christendom — christendom van de daad; ethisch geloof — geloof, waarin het zedelijk handelen op de voorgrond staat; collectief — gemeenschappelijk^ hier: massaal; dogmatische en exegetische geschriften — leerstellige en uitlegkundige geschriften; doctrina — leer; cerebraal — verstandelijk; abstract — afgetrokken; speculatief — bespiegelend; transformatie — het overbrengen in een andere vorm; restauratie — herstel; theologiseren en exegetiseren — spreken over theologische onderwerpen en uitleggen van de Bijbel; legitiem — wettig; dynamisch — bewegelijk; reistaureren — herstellen; dilem-, ma — tweeërlei mogelijkheid; steriel — onvruchtbaar; doctrinair — leerstellig; conservatieve of progressieve ideologieën — behoudende of vooruitstrevende begrippenstelsels; ideologisch — begripsmatig; ,,Selig der Mensch, der erschrocken ist" — „Zalig de mens, die verschrikt is". D. VAN HEYST
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 oktober 1969
Kerkblaadje | 16 Pagina's