Met een scheef kopje en smekende ogen staat het hondje bij de tafel. Hij wil óók graag iets lekkers! Stel je nu voor dat moeder eerst de hond eten gaat geven en pas daarna het gezin… Dat zou toch een vreemde volgorde zijn? De maaltijd is voor het gezin; de restjes zijn voor de hond.In Mattheüs 15 vers 21 - 28 lees je over een heidense vrouw die achter Jezus aan loopt. Ze smeekt of Hij haar zieke dochter wil bevrijden van de duivel. Jezus antwoordt haar niet. De discipelen ergeren zich aan haar. Ze vragen of de Heere die roepende vrouw niet weg kan sturen. Dan staat Jezus stil en zegt tegen haar: “Ik ben gekomen voor het volk van Israël. Het brood dat voor de kinderen is, wordt niet aan honden gegeven.” Dat weet deze vrouw maar al te goed! Ze hoort niet bij Israël, ze is een heidense vrouw. Ze wordt niet boos omdat Jezus haar met een hond vergelijkt. Ze vertrouwt er op dat Hij behalve de Joden ook háár wel wil helpen. En dat Hij het ook kán. “Ja Heere”, zegt ze, “maar de hondjes eten toch ook van de stukjes en kruimeltjes die onder de tafel vallen?!” Dit vertrouwen noemt de Heere Jezus geloof. “O vrouw, groot is uw geloof! Ga naar huis, uw dochter is gezond.”Geloof jij ook dat Jezus jou kan redden van de zonde en de duivel? Niet alleen anderen, maar ook jóu? Dat noemt de Heidelbergse Catechismus ‘een waar geloof’: een vast vertrouwen dat de Heere niet alleen anderen, maar ook míj vergeving van zonden uit genade wil geven. Het hondje Het hondje met zijn smekende ogen blijft net zo lang bij de tafel staan tot hij óók iets krijgt. De heidense vrouw bleef net zo lang volhouden tot Jezus haar verhoorde. Zo mag jij ook bij de Heere Jezus blijven staan tot Hij jou genadig is! Hij stuurde heidense ‘honden’ niet weg. Hij zal ook jóu niet wegsturen.Honden zijn in de bijbel verachte zwerfdieren. Ze likken aan wonden en eten vleesresten. Het lichaam van de boze koningin izebel werd door honden opgegeten.