Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte Mevr. N.N. te N.,

Uw vraag heb ik ook al meer dan eenjaar liggen, zonder die nog beantwoord te hebben. Maar uw vraag is de enige vraag niet, die al een lange tijd op antwoord wacht. Er zijn meer vragen die nog onbeantwoord zijn. Als ik dit schrijf, wil ik echter wel even gelijk de gelegenheid waarnemen om enkele vragenstellers te laten weten dat er vragen zijn die niet gemakkelijk door mij te beantwoorden zijn. Als men mij bijvoorbeeld vraagt naar uitspraken uit de geschriften van Smytegelt, dan zou ik wel graag zien dat men de vindplaatsen daarbij vermeldt, want ik heb geen tijd om in de geschriften van genoemde schrijver te gaan zoeken naar die uitspraken. Zo heb ik ook nog vragen liggen over bepaalde uitspraken van Bunyan uit een boekje waarvan het niet zeker is dat het door Bunyan geschreven is, hoewel het op zichzelf een goed boekje is. Maar daar men mij gevraagd heeft iets over dat boekje te schrijven in verband met enkele andere boeken van Bunyan en daarin voorkomende uitspraken, had ik graag gezien dat de vragensteller me zijn adres had laten weten, daar ik dan persoonlijk hem had laten weten waarom de beantwoording van zijn vragen mij moeilijk valt. Nu denkt men misschien dat ik die vragen niet wil beantwoorden, maar dat misverstand wil ik graag wegnemen, als het er zou zijn als gevolg van het niet beantwoorden van de vragen. Geachte Mevr. N.N., u hebt me nu gevraagd, zoals meerderen doen, om niet de voorletters van uw namen te vermelden, maar u hebt mij wel duidelijk uw naam en adres doen weten. Ik hoop dat anderen deze opmerking van mij, die ik nu even om gemelde redenen heb moeten maken, ter harte zullen nemen. U hebt mij een tijd geleden horen spreken over Salomo's wijngaard te Baal-Hamon. U hebt daar veel over nagedacht, maar hoewel u erkent dat ik wel duidelijk genoeg in de verklaring ben geweest, laat u me toch weten dat u niet alles goed hebt begrepen en wilt u graag dat ik hier nog eens wat over schrijf.

De apostel heeft aan de Filippenzen geschreven: "Dezelfde dingen aan u te schrijven is mij niet verdrietig, en het is u zeker". Als een predikant dezelfde preek voor een tweede keer doet en hij ziet er mensen onder zitten die de preek al een keer gehoord hebben, vindt hij dat meest niet zo aangenaam. Het blijkt echter dat de mensen het over het algemeen niet zo erg vinden als ze een preek voor de tweede keer horen, daar ze dan de preek nog wat beter kunnen volgen. Uit de vraag die u me stelt, neem ik aan dat u het ook niet erg zult vinden als u me nog eens over deze stof zult horen spreken. Voor mij is dat eigenlijk ook nog weer een wonder, daar het niet zonder reden is als ik het soms ook niet zo aangenaam vind, als ik moet denken dat dezelfde mensen dezelfde preek al van me hebben gehoord. Ze maken me van binnen altijd zoveel wijs. Waren er die binnenpraters maar niet en gaf ik die ook maar niet zoveel gehoor. Het zou mij geen wonder zijn, als de mensen niet meer naar me kwamen luisteren. En als ze dan dezelfde preek nog van me willen horen, kan ik dat ook niet zo goed begrijpen. Maar u vraagt me er nu ook naar om over diezelfde stof als die u mij hebt horen behandelen, nog eens iets te schrijven. Dus wil ik dan met schroom aan uw verzoek voldoen. Mocht de Heere het oude Zelf nog eens nieuw maken!

Salomo had dus een wijngaard te Baal-Hamon. Hij schijnt vele wijngaarden gehad te hebben, want we lezen zo in Prediker 2:4: Ik maakte mij grote werken, ik bouwde mij huizen, ik plantte mij wijngaarden". Maar te Baal-Hamon schijnt hij een wijngaard gehad te hebben, die van een buitengewone vruchtbaarheid was en die hij in handen van hoeders gegeven had, die ook rijkelijk in de inkomsten daarvan hebben mogen delen.

Al wat we in het Hooglied kunnen lezen, hebben we geestelijk te verstaan. Ik heb destijds ook een samenspraak geschreven over het Hooglied, dus dan ook over de woorden waarover ik nu weer aan het schrijven ben. Daarom zal ik nu proberen om niet alles te herhalen wat ik al geschreven heb en om in plaats van er een preek over te schrijven, nu slechts enkele dingen aan te stippen, meer tot beantwoording van uw vraag. We wonen allen in Baal-Hamon, u dus zowel als ik. De kanttekening zegt, dat we er de gehele wereld door kunnen verstaan, maar dan ook zoals Christus onder de veelheid der volken de Zijnen heeft. Er is bij u ter plaatse ook nog een gemeente waar u 's zondags op kunt gaan, wat volgens uw schrijven ook door u wordt gewaardeerd. We leven in een wereld vol beroering, waar de naam Baal-Hamon ons ook op wijst. Moet het niet een wonder zijn, dat we 's zondags nog rustig kunnen opgaan onder de zuivere bediening des Woords? Misschien zal het zolang niet meer duren dat dit voorrecht ons nog zal worden geschonken. Arme jeugd, die in zo'n tijd opgroeit! En toch zal Salomo (we denken dan aan Christus als de meerdere Salomo) altijd nog een wijngaard te Baal-Hamon hebben. Wel moet men er allerwege over klagen, dat er niet meer te vinden is in het kerkelijk leven wat er vroeger was. Deze klacht beluister ik ook uit uw brief. Maar nu hoop ik dat u toch een wijnstokje in de vnjngaard van Salomo zult mogen zijn. De wijngaard van Salomo is er zomaar niet uit zichzelf gekomen. Een wijngaard is geplant en dus aangelegd. En dat ook naar een vooraf gemaakt bestek. En zo is een wijngaard naar dat van tevoren gemaakt bestek, van de andere grond die erom heen ligt onderscheiden. Zou de Heere bij u ook zulk een onderscheid gemaakt hebben? Als dat waar zou mogen zijn, dan zoudt u een spruit Zijner planting, een werk Zijner handen mogen zijn, opdat Hij verheerlijkt worde. Alle plant die de hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. Het gaat daarin dus nauw uit! De eeuwigheid zal aan het Goddelijke werk van de vrijmachtige verkiezing getuigenis geven. Wat uit de eeuwigheid komt, gaat naar de eeuwigheid. Al wat niet uit God is, zal de eeuwigheid niet kunnen verduren. U begrijpt deze uitdrukkingen toch wel? Elk mens is voor een nimnnereindigende eeuwigheid bestemd, u dus ook. Maar het zaligmakende werk Gods heeft eeuwigheidswaarde op zulk een wijze, dat de eeuwdge zaligheid daaraan verbonden is. Zo moet het dus voor ons altijd maar een nauw zelfonderzoek zijn, of er waarlijk een Goddelijk werk tot onze zaligheid bij ons te vinden zal mogen zijn. U mag van mij weten, dat ik nog steeds niet boven het gebedje uitgegroeid ben, dat we kunnen vinden in Psalm 139: "Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart; beproef mij en ken mijn gedachten. En zie, of bij mij een schadelijke weg zij; en leid mij op den eeuwigen weg".

Maar hoe zullen vvdj het nu kunnen weten of wij op de eeuwige weg zijn?

Dan zullen we gemeenschap aan Salomo moeten krijgen. "Salomo had een wijngaard te Baal-Hamon". Hoe heeft Salomo (en we denken dan aan Christus) deze wijngaard? Die heeft hij door een schenking van de vader op grond van Zijn gezegende borgtocht. Hij heeft er de nodige prijs voor betaald. Van eeuwigheid is Hem die wijngaard toegezegd als het loon op Zijn arbeid, maar dan moest Hij er ook Zijn arbeid voor doen. De mens verkeert toch door de zonde in zo'n ellendige staat. Mevrouw, als u het eigendom van Salomo zult mogen zijn, dan heeft Salomo heel wat voor u moeten doen. Dat zult u moeten weten. En dat kunt u nooit recht weten, als u niet gezien hebt in welk een diepe kuil van modderig slijk u bent weggezonken. Ik legu dit maar even vraagsgewijze voor, in de hoop dat u daarop een gunstig antwoord zult kunnen geven. Het moet toch met de mens op de kennis van Christus aan. En die Persoon is verborgen en blijft verborgen, zolang we ons koopgeld niet verliezen op de markt van vrije genade. We zullen uit genade zalig moeten worden, maar dat ook omdat ons werk voor God geen waarde heeft. En als we zien dat al ons werk voor God geen waarde heeft, blijft er voor ons geen weg meer tot onze verlossing over. Ja maar, Salomo is er toch? Ja, Salomo is er, doch we kennen Salomo zomaar niet. De koningin van Scheba heeft er een verre reis voor moeten maken, om de heerlijkheid van Salomo te kunnen zien. En haar hart was met raadselen vervuld. Die raadselen kon Salomo alleen maar oplossen. Het grootste raadsel in het werk der zaligheid is, hoe een zondaar eerlijk zalig zal kunnen worden. Wilt u ook eerlijk zalig worden? Weer zo'n vraag. Om eerlijk zalig te worden, moet er gebeuren wat we lezen in Jesaja 28:17 en 18, waar geschreven staat: En Ik zal het gericht stellen naar het richtsnoer en de gerechtigheid naar het paslood; en de hagel zal de toevlucht der leugen wegvagen, en de wateren zullen de schuilplaats overlopen. En ulieder verbond met den dood zal teniet worden, en uw voorzichtig verdrag met de hel zal niet bestaan; wanneer de overvloeiende gesel doortrekken zal, dan zult gijlieden van denzelven vertreden worden". Dat is ook maar weer een harde waarheid, maar daar ligt toch een liefelijke waarheid achter. Er is niets moeilijker en zwaarder voor een mens, dan dat men ziet dat men er met al zijn wettische arbeid niet kan komen, maar er is dan ook geen grotere meevaller dan dat men tot de ontdekking mag komen dat er totaal niets door de mens meer behoeft gedaan te worden omdat alles gedaan is. De volle prijs is betaald. Er behoeft geen

penning door ons aan toegedaan te worden. O, als men zo eens een oog voor Salomo mag krijgen, hoe schoon en heerlijk wordt die Persoon dan toch voor de ziel! U hebt me laten weten, hoe u zich zo alleen voelt staan met al uw schuld en ellende. En het is waar, dat . er weinigen meer zijn zoals vroeger, die de ziel kunnen onderwijzen en tot een hand en een voet kunnen zijn, maar het is ook nodig om van alle mensen te worden afgebracht, opdat er plaats voor Salomo zal kunnen zijn. Dus ik hoop dat u maar geen zaligmakers overhoudt buiten de enige Zaligmaker. Er zijn maar weinig mensen waar men zich aan toebetrouwen kan, want aan pleisteraars met loze kalk ontbreekt het meest wel niet. Maar uiteindelijk moet men van alle mensen worden afgebracht.

En alle hoop mij gans ontviel. Daar niemand zorgde voor mijn ziel.

Salomo zal voor Zijn wijngaard zorg dragen. Hij heeft die wijngaard van eeuwigheid voor Zijn rekening genomen. Hij heeft er de volle prijs voor betaald en zo is die wijngaard Zijn rechtmatig eigendom. Ook zijn onverliesbaar eigendom. Die wijngaard is ommuurd. Salomo behoedt die wijngaard. Elk ogenblik zal Hij hem bevochtigen. Opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Hij hem bewaren dag en nacht. En nu wil Hij daarin ook middellijk werken, want Hij heeft die wijngaard aan de hoeders gegeven. Die hoeders hebben dan ook een verantwoordelijk werk te verrichten. Ze moeten goed weten dat die wijngaard niet van hen, maar van Salomo is. Och, hoe komen de hoeders er dan toch altijd maar schuldig uit, als ze hun werk overzien. De bruid heeft moeten zeggen, dat zij gesteld was tot een hoederin der wijngaarden, maar de wijngaard die zij had, had zij niet gehoed. Al haar werk was vol gebrek geweest. En de hoeders van de wijngaard zullen geen ander getuigenis kunnen geven dan dat de bruid van zichzelf moest geven. Die kunnen dus zichzelf geen ridderorde geven, zoals ik anderen wel heb zien doen. Er was een predikant, die een andere predikant blijkbaar de ridderorde misgunde die hij had gekregen bij een bepaalde gelegenheid. Hij wist de opmerking in het openbaar te maken, dat de Heere geen speldjes geeft. Maar hij had er geen erg in, dat hij toen zichzelf een speldje gaf. Hij wist heel goed dat men in de dienst des Konings geen speldjes krijgt, dus was hij zelf in de dienst des Konings. Hij was geen afgekeurde knecht. Maar als men een hoeder zou mogen zijn, heb ik die wetenschap wel opgedaan, dat, al geeft een aards koning een speldje, dat men daarmee de hemelse koning nog niet dienen kan. Dan gaat er een ridder in de orde van Oranje-Nassau met knikkende knietjes de preekstoel op, of hij komt nog net als Elia moedeloos onder de jeneverboom terecht. Het is de Heere echter bekend waar het de hoeders van de wijngaard om te doen is. Ze weten dat de wijngaard van Salomo is en blijft en dat Salomo de duizend zilverlingen moet hebben. Daar is hun arbeid dan ook op gericht. Ze moeten planten en natmaken. Maar de wasdom moet God geven. En zo moeten ze ook de grond goed bewerken, daar de wijnstokken anders niet vruchtbaar kunnen zijn. Ze moeten in oprechtheid met de zielen handelen. Het gaat met die zielen op een eeuwigheid aan. Het werk dat die hoeders te doen hebben, is dus een verantwoordelijk werk, maar ook niet altijd zo'n aangenaam werk.

Het aardrijk is vervloekt en brengt doornen en distelen voort. Zijn er bij u ook nogal veel stekels in de grond te vinden? En is er voor u ook een snoeimes nodig? Of zijn er geen dorre ranken af te snijden? Ik wil ook nog wel een andere vraag doen. Wilt u toch graag eerlijk en oprecht behandeld worden? Als dit het geval is, dan zult u het overnemen dat het met niet minder kan dan wat in een rechte afsnijdende en ontdekkende prediking als noodzakelijk en onmisbaar u wordt voorgesteld. Maar dan ziet u er zich ook zo buiten staan. Dus dan kunt u in het minst niet denken dat u een bekeerd mens zoudt kunnen zijn. U voelt dan aan wat u mist. Ja, dan zit u als gans veroordeeld in uzelf onder de prediking van de hoeders. Het Evangelie blijft dan bedekt voor uw ziel. Die hoeders doen heus wel een ruime Evangelische nodiging beluisteren, want de dorstigen worden genodigd tot de wateren des levens die om niet zijn te verkrijgen. En zo ontbreekt het in die prediking voor een ware verwonde ziel echt niet aan bal^ ^n voor de wond. Hoe dieper het mes erin gaat in de rechte prediking, hoe Evangelischer de inhoud van die prediking is. Dat wordt over het algemeen maar niet verstaan. Maar ik hoop dat u dat zult mogen leren verstaan. Dan zullen de hoeders ook een voor hen aangenaam werk aan u mogen doen. Het is me gebeurd, dat de Heere me ertoe wilde gebruiken om een neergebogen rank op te richten. Ik zag dit eigenlijk onder de preek al gebeuren. En dat was voor mij ook onverwacht. Dus ik was echt niet bezig om zelf de zalfpot te gebruiken om nu eens een gekrookt rietje op te beuren. Neen, de Heere deed Zijn werk en daar mocht ik ook al spoedig achterkomen. Zo mocht het op Salomo aangaan.

“De duizend zilverlingen zijn voor U, o Salomo". Och Mevr. dat is de beste beloning die de hoeders op hun arbeid kunnen ontvangen, als ze zien dat Christus een gestalte in de harten van hun hoorders krijgt. Daar mankeert het nu juist in deze tijd zoveel aan. Daarom is de arbeid van de hoeders veelal zo moedbenemend voor hen. Waar mag men nog eens zien, dat er ware Christuskennis in de ziel mag zijn gekomen? Waar zijn er nog herders te vinden die het Kindeke mogen zien en het alom bekend maken wat hun van dat kindeke gezegd was.

Toch zullen de hoeders niet tevergeefs hun werk doen. Salomo heeft de wijngaard aan hen gegeven, opdat Hij er de duizend zilverlingen van ontvangen zal. "Een ieder bracht voor de vrucht deszelven duizend zilverlingen". En de hoeders zijn er verblijd mee, als Salomo die duizend zilverlingen ontvangt. "De duizend zilverlingen zijn voor u, o Salomo!" Salomo moet alles in allen worden. Ik hoop dat ik nog eens een briefje van u krijg met als inhoud, dat Salomo de duizend zilverlingen heeft ontvangen. Waarlijk, ik zoek het goede voor uw ziel, maar ik verblijd me in het bijzonder in de opbrengst die Salomo van Zijn wijngaard krijgt. Als Hij de duizend zilverlingen krijgt, dan betekent dat een opbrengst voor de hoeders van tweehonderd zilverlingen. Die tweehonderd zilverlingen zijn in die duizend zilverlingen voor Salomo begrepen. Zeker, de hoeders zullen ook uitwendig niet zonder bezoldiging behoeven te dienen. De apostel heeft daarop ook in zijn zendbrieven gewezen. De ambtsdragers en gemeenten moeten weten wat ze voor de hoeders over hebben, vooral voor hoeders bij wie het om de duizend zilverlingen voor Salomo te doen is. Maar dat zeg ik voor mezelf nergens voor, want ik ben niets te kort gekomen naar het uitwendige. Wat de een me onthield, kreeg ik van een ander. Daarin zag ik de zorg van Salomo over me. En bij het naderen van het einde kan ik nu ook te meer met vrijmoedigheid hierover schrijven, want ik zie het er steeds meer op aangaan, dat ik straks het aardse slijk zal mogen achterlaten. Ik word daar steeds losser van. Het zal wat zijn, als ik straks de wijngaard eeuwig voor het aangezicht van Salomo zal mogen zien. Hij zegt: "Mijn wijngaard, dien Ik heb, is voor Mijn aangezicht". O, wat zal ik Hem die duizend zilverlingen dan toch van harte gunnen! En ik hoop, dat u daar onder begrepen zult mogen zijn. Ik ken u bij mijn weten niet, maar de Heere weet dat ik u de zaligheid gun en dat omdat ik Salomo van harte de duizend zilverlingen gun. Dan zal ik vanzelf eeuwig in de tweehonderd zilverlingen mogen delen. Ik kan er nog meer over schrijven, maar mijn briefis vol.

Hartelijk gegroet en Gode bevolen!

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 mei 1991

De Wachter Sions | 8 Pagina's