Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LUISTEREN NAAR WAT NIET GEZEGD WORDT - 4

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LUISTEREN NAAR WAT NIET GEZEGD WORDT - 4

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over Gods genadige verkiezing wordt meer dan eens in de prediking gezwegen. Het onderwerp ligt te moeilijk en het is voor de mens met zijn gevoel van ‘waardigheid’ te vernederend. Het werpt hem terug op genade en genade alleen en dat is iets waar we het niet zo direct mee eens zijn. Daar moeten we voor ‘ingewonnen’ worden. Maar het gevolg is wel dat de prediking op deze manier geen recht meer doet aan het genadekarakter van het heil.

Dat is ook het geval als een andere bijbelse waarheid meer en meer verzwegen wordt, namelijk die van de absolute en totale verdorvenheid van de mens. Laten we daar ook eens bij stilstaan.

De mens is verdorven

De religie die ons in de Bijbel wordt gepredikt is een zondaars-religie. Uitgangspunt ervan is dat de mens een gevallen schepsel is, die in zijn gevallen staat onbekwaam is tot enig goed en geneigd tot alle kwaad. Zo omschrijft de Heidelbergse Catechismus de situatie waarin elk mens verkeert. En dit gaat regelrecht terug op het getuigenis van de Schrift zelf. We kunnen denken aan een woord als Gen. 6:5, waar we lezen dat het gedichtsel van de gedachten van het hart van de mens te allen dage alleen boos is. Een dergelijk woord laat geen enkele twijfel over. Net zo min is dat het geval bij een woord als Gen. 8:21: ‘want het gedichtsel van ’s mensen hart is boos van zijn jeugd aan’.

Een getuigenis als dat van de Heere Jezus in Mark. 7:21-23 laat ons al evenmin in het onzekere. ‘Want van binnen uit het hart der mensen komen voort kwade gedachten, overspelen, hoererijen, doodslagen, dieverijen, gierigheden, boosheden, bedrog, ontuchtigheid, een boos oog, lastering, hovaardij, onverstand.

Al deze boze dingen komen voort van binnen en ontreinigen de mens’. En er zijn meer schriftwoorden, die ons voor dezelfde onthullende en pijnlijke werkelijkheid plaatsen.

De mens deugt niet. Hij deugt helemaal niet. Hij is zozeer in de greep en onder de macht van de zonde gekomen, dat hij met recht een dienstknecht, een slaaf van de zonde genoemd kan worden.

Deze boodschap is inderdaad zeer vernederend. Vooral in een tijd waarin zoveel nadruk gelegd wordt op de menselijke waardigheid en mensenrechten, e.d. Geen wonder dat de mens tegen zo’n boodschap in verzet komt. Zijn eer wordt aangetast. Aan zijn gevoel van waardigheid wordt geen recht gedaan. Moet ik het met dit oordeel eens worden? Moet ik zo diep voor God leren buigen?

Hoe zit het dan met de goede eigenschappen die een mens toch zeker ook nog heeft? En als hij nu zijn best doet om fatsoenlijk te leven en niemand te kort te doen? En als hij bovendien ook nog godsdienstig is en in de wegen des Heeren probeert te gaan? En daarbij ook nog in de Bijbel gelooft? Dat zijn toch dingen die betekenis hebben? Of niet soms? Ik hoef toch niet te geloven, dat er niets van mij deugt? Zo erg is het toch niet met de mens? Nee, de boodschap van de totale verdorvenheid van de mens maakt de Bijbel niet populair.

Dat was vroeger ook al zo. Als God Zijn profeten tot Israel zond om Zijn volk aan hun zonden te herinneren en hen tot een breken met de zonde op te roepen, kwam die boodschap hard aan. Te hard. En men keerde zich ervan af. Van de profeten werd verwacht dat ze zachte dingen zouden spreken. Dat ze zouden erkennen, dat er ook nog wel wat goeds van de mens te zeggen valt. En diezelfde ingeboren afkeer van een scherp-ontdekkende en onthullende prediking is er altijd gebleven. Die is er ook vandaag.

Er is dan ook een prediking die het over een andere boeg heeft gegooid. Deze pijnlijke waarheid komt daar niet in voor. Of, als er wel aan herinnerd wordt, dan is het omsluierd en daardoor onduidelijk. Het doet dan geen pijn meer en de mensen worden er niet boos over. Bij het luisteren naar deze prediking moet de ontdekking gedaan worden, dat er dingen zijn die niet gezegd worden.

En doordat die dingen niet gezegd worden, wordt de gemeente oneerlijk voorgelicht. In de poging om niemand te ergeren en voor het hoofd te stoten, wordt ook niemand meer eerlijk voor de werkelijkheid geplaatst en mensen krijgen de indruk dat het met de zonde nog wel meevalt.

Geen wonder dat zo’n prediking de oppervlakkigheid in de hand werkt en dat mensen op deze wijze ook nooit het rechte zicht op de dood van de Heere Jezus krijgen, waardoor ook hun ‘geloof’ een erg oppervlakkig geloof is. Het zal zo ook nooit als een wonder beleefd worden dat God in Christus naar verloren en verdorven zondaren omziet. En weer moet de conclusie zijn, dat zo het genadekarakter van het heil verborgen blijft.

Wedergeboorte

Met het bovenstaande hangt ten nauwste samen de bijbelse boodschap omtrent de noodzakelijkheid van de wedergeboorte. Daarover sprak Jezus met Nicodemus (Joh. 3). Trouwens, ook in de woorden der profeten, die over de besnijdenis des harten en over het ontvangen van een viesen hart spreken, gaat het over deze zaak. Het kan trouwens niet anders. Is de mens werkelijk door en door verdorven, zodat gezegd moet worden dat we dood zijn in de misdaden en de zonden, dan moet hij levend gemaakt worden. Opnieuw geboren moet hij worden. Een nieuw schepsel moet God hem maken. Ja, dat moet Gód doen, want Hij is de Enige die het kan doen.

Dan dient dus plaats te vinden wat in III/IV, 12 van de Dordtse Leerregels aangeduid wordt als een werk dat God zonder ons in ons werkt. ‘Het is een gans bovennatuurlijke, een zeer krachtige en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgen en onuitsprekelijke werking’. En in III/IV, 11 wordt gezegd, dat als God met de krachtige werking van Zijn Geest binnendringt in de binnenste delen van de mens, Hij het hart, dat gesloten is, opent en vermurwt wat hard is en besnijdt wat onbesneden is, enz.

Bij wie moet dat wonder plaats vinden? Op die vraag mag de prediking het antwoord niet schuldig blijven. Eerlijke, schriftuurlijke prediking zal het elk mens voorhouden: Gijlieden moet wederom geboren worden. Dat geldt zonder uitzondering alle mensen. Dat geldt ook binnen de gemeente, die we de verbondsgemeente mogen noemen. De noodzaak daarvan wordt niet opgeheven door het verbond en het teken en zegel van dat verbond, de doop. Het begin van het formulier voor de bediening van de doop stelt dat ook duidelijk: Wij kunnen in het rijk van God niet komen tenzij wij van nieuws geboren worden.

Maar hier dient opnieuw scherp geluisterd te worden. Immers, hoe vaak gebeurt het niet dat de boodschap van de noodzaak van de wedergeboorte verdwijnt achter een opsomming van wat God al gedaan heeft toen Hij Zijn verbond oprichtte en de beloften van het verbond deed horen? Hoe vaak wordt het teken van het verbond niet zo sterk geaccentueerd dat op z’n minst de indruk gewekt wordt dat het met die doop al een heel stuk goed gekomen is in ons leven? Wedergeboorte lijkt dan alleen nog nodig voor heidenen, die ver van het verbond ter wereld kwamen. Maar verbondskinderen... die zijn toch al kinderen Gods? Laten ze er dan voor zorgen dat ze het blijven en laten ze nu ook zo leven.

Wat gebeurt er op die manier? Mensen worden op een valse grond gerust gesteld. In de hand wordt gewerkt, dat er straks mensen zullen zijn, die menen dat zij kunnen ingaan, tot wie de Heere echter zeggen zal: Ik heb u nooit gekend. Mensen worden van Christus en van het geloof in Hem afgehouden. Als het verbond en de doop mij toch al redden - nee, niemand durft het zo te preken, maar de indruk wordt nochtans gewekt en de mensen gaan het zo geloven - dan heb ik toch geen Zaligmaker meer nodig? En alweer wordt geen recht gedaan aan het genade-karakter van het heil.

Luisteren naar wat niet gezegd wordt is onthullend. Het is niettemin nodig. Is dat alles? Nee, nog is het einde niet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 2002

Bewaar het pand | 12 Pagina's

LUISTEREN NAAR WAT NIET GEZEGD WORDT - 4

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 december 2002

Bewaar het pand | 12 Pagina's