Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ik geloof... de gemeenschap der heiligen (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ik geloof... de gemeenschap der heiligen (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Petrus Curtenius
Petrus Curtenius werd in 1716 te Amsterdam geboren en is in 1789 te Loenen overleden. In 1739 werd hij predikant te Durgerdam. Daarna volgden Deventer (1741) en Gouda (1746). In 1754 werd hij benoemd tot hoogleraar aan het Atheneum te Amsterdam, waar hij tevens predikant werd.
Curtenius behoorde tot de gematigde Coccejaanse richting. Hij stond in hoog aanzien, niet alleen om zijn kennis, doch ook om zijn vroomheid.
In de jaren 1790-1793 verscheen in vier delen zijn Leerredenen over den Heidelbergschen Catechismus - 'na 's mans dood uitgegeven door Broërius Broes, Doctor en Professor der Godgeleerdheid aan 's lands Hoogeschool te Leyden'. In deel 1 plaatste Broes een Voorrede. Broes (1757-1799) was een oud-leerling van Curtenius.
Bij Curtenius lezen we:

'3. Zij hebben daarteboven GEMEENSCHAP met de Heilige Engelen, die uitgezonden worden, om der geenen wille, die de zaligheid beërven zullen, Hebr. 1: 14. Deeze hebben zoo veel gevoel van onzen staat, dat er blijdschap is bij de Engelen, over eenen zondaar die zich bekeert, Luc. XV: 10. zij worden ook Engelen der menschen genoemd, omdat zij op hen acht geeven, Matth. VI: 10. het zijn hunne Mededienstknechten, Openb XJX : 10. hunne voorbeelden, in het doen van Gods wil, Matth. VI : 10. En de rechtvaardigen zullen namaals zijn als de Engelen Gods in den hemel, Matth. XXII: 30. Luc. XX: 36. verg. Zach. III: 7. Luc. II: 13, 14.
4. Eindelijk, zij hebben reeds GEMEENSCHAP met de Geheiligden in den Hemel, 2 Cor. III: 18. Zij zijn, wat het recht aangaat, met CHRISTUS gezet in de Hemel, Eph, II: 6. Hun wandel en burgerschap is al in de Hemelen, Phil. III: 20. Col. III: 1, 2. Zij hebben vrijmoedigheid om toetegaan tot het binnenste des Heiligdoms, daar JESUS als hun voorlooper voor hun is ingegaan, Hebr. VI: 19. En zij deelen door hunne aanvanglijke Heerlijkheid in de erve der Heiligen in het licht, Col. 1: 13. verg. Hand. XXVI: 18.'
Gebruikt is de druk bij A. en J. Honkoop te Leyden - tweede deel - 1791.

Ds. H. Ferré en ds. C. Brinkman
In 1786 werd uitgegeven de Verhandeling van den Heidelbergschen Catechismus. Ds. Hermannus Ferré (of Herman Ferrée), geb. in 1725 te Groningen, diende vanaf 9 mei 1756 tot aan zijn overlijden op 9 mei 1775 de gemeente te Dreischor.
Ds. Cornelis Brinkman, geb. in 1730 te Meppel, was predikant te Ingen (1753), Alblasserdam (1756), Oude Tonge (1772), Dirksland (1774-emeriaat 30 mei 1790). Hij vestigde zich te Leiden en liet zich daar als student inschrijven. In 1799 is hij daar overleden.
De voorafspraak in Dirksland 'was genomen uit de 90sten Psalm, bij gelegenheid dat de nieuwberijmde psalmen voor de eerste maal op dezen dag te Dirksland, in den openbaren godsdienst gebruikt zijn'.
Bij een herdruk van het werk schreef ds. J. H. Gravestein (1818-1898), toen predikant te Serooskerke (Walcheren) een inleiding. Daarin lezen we o.m.: 'Terwijl Ferré den tekst heeft aangegeven dien hij tot grond zijner prediking legde, heeft Brinkman ook nog andere bruikbare teksten aangewezen, alsmede de meest gepaste psalmverzen, die geschikt zijn om bij de te behandelen zondagsafdeeling te laten zingen'.

In de leerrede over vraag en antwoord 55 horen we: 'Begrijpt hier niet, Toehoorders! allerlei gemeenschap. [...] het is hier eene gemeenschap van Heiligen, als Heiligen aangemerkt, en dus eene heilige gemeenschap [...]'.

'4. Eindelyk hebben ook de Heiligen op aarde gemeenschap - met God - met de Engelen - met de verstorvene Heiligen - en onderling. - Een ieder merkt ligtelijk, dat aan allen die stukken geen uitbreiden is (h), ook wordt, gelyk wy al betoogd hebben, alles hier niet bedoeld.'
" (h) Wy hebben wel meer ruimte dan onze Prediker had, maar wy moeten bekennen, dat het gansch weinig is, dat wy van de meesten dier stukken konnen zeggen. [...] 4. Van de gemeenschap der gelovigen met de Engelen en de Zalige Geesten. Hebr. 12: 22, 23, Eph. 1: 10. Is het nuttigste dat wy zeggen konnen. Dat zy hen hoog achten, en hartelyk Lief hebben. Dat zy zich in den Geest vereenigen met hunnen Hemelschen Godsdienst, en hun volmaakt voorbeeld zoeken natevolgen... En dat zy verlangen om op hun tyd voor Eeuwig by hen te mogen zyn. - Zoude ik spreeken van hunne gemeenschapsoefening met God, van hunne verkeeringen in zyne nabyheid, verbintenissen in Liefde aan Hem, gemeenzame Noodklagten, Raadplegingen, en needrige afhangingen, ik zoude, om de kortheid welke ik zoeken moet; zeeker aan dit gewigtig stuk veel te kort doen. Nog minder kan ik my uitlaten over de gemeenschap met God den Vader en den H. Geest in 't byzonder, terwyl opzichtelijk tot Christus onze Autheur handelt.'
Gebruikt is de eerste druk - I. Deel - 'Te Utrecht, By G. van den Brink, Jansz. en d'Wed S. de Waal en Zoon' - 1786 - .

John Henry Newman
John Heniy Newman (1801-1890) diende aanvankelijk de Anglicaanse Kerk, de Staatskerk in Engeland. Hij maakte met anderen deel uit van de Oxfordbeweging (duidelijk te onderscheiden van de Oxfordgroep!), de negentiende-eeuwse romaniserende richting in de Anglicaanse Kerk. Op 8 oktober 1845 ging hij over naar de Rooms-Katholieke Kerk. In 1879 werd hij door paus Leo XIII verheven tot de waardigheid van kardinaal.
Newman beleefde in de liturgie van de kerk de gemeenschap der heiligen:

'Alle heilige schepselen prijzen God voortdurend -wij horen hen niet, toch prijzen zij Hem en bidden tot Hem. Al de engelen, het heerlijke gezelschap van de Apostelen, de goede gemeenschap van de Profeten, het edel heir van de martelaren, de Heilige universele Kerk, alle goede mensen over het rond der aarde, al de geesten en zielen der rechtvaardigen, al onze vrienden, die gestorven zijn in het geloof en de vreze Gods - zij prijzen God en bidden tot God: wij gaan naar de Kerk om ons bij hen te voegen.'

Deze gemeenschap wordt volgens Newman in het bijzonder beleefd bij het heilig avondmaal.

 'Wanneer wij God prijzen bij het Heilig Avondmaal, loven wij Hem met de engelen en aartsengelen, die de wachters, en met de heiligen, die de burgers zijn van de Stad Gods.'

Aangehaald door prof. dr. G. C. van Nifrik in zijn Kleine Dogmatiek, Callenbach, Nijkerk z.j.( 1944), blz. 191.

Prof. dr. H. Bavinck
Het gezaghebbende werk Gereformeerde Dogmatiek van dr. H. Bavinck (1854-1921) kan in de onderhavige zaak niet ongelezen blijven.
In deel IV lezen we in hoofdstuk XI 'Over de laatste dingen', § 60, 'De Tusschentoestand' het volgende:

'561. [...]. De geloovigen op aarde zijn, toen zij Christen werden, toegetreden tot het hemelsche Jeruzalem, dat boven en aller moeder is; tot de vele duizenden van engelen, die aldaar God dienen en loven; tot de gemeente der eerstgeborenen, d.i. van de vromen des O. Verbonds, die in de hemelen opgeschreven zijn en daar het burgerrecht hebben ontvangen; tot de geesten der rechtvaardigen, d.i. van de Christenen, die reeds ontslapen zijn en de volmaaktheid, de voleindiging, hebben bereikt; tot Christus, den middelaar des Nieuwen Testaments en tot God, den rechter van alle schepselen, Hebr. 12: 22-24. Deze gemeenschap sluit niet in, dat er rechtstreeksch verkeer moet bestaan tusschen de leden der strijdende en der triumfeerende kerk; want ofschoon dit ook ontbreekt tusschen de verschillende menschen en volken in de onderscheidene tijden en plaatsen, is toch de menschheid een organisme, uit éénen bloede gesproten. De persoonlijke omgang, dien elk geloovige hier op aarde heeft, is tot weinige personen beperkt, maar desniettemin is hij lid van de ééne, heilige, algemeene, Christelijke kerk. De eenheid, die alle geloovigen, zoowel de gestorvenen als de levenden saam verbindt, ligt in Christus, en door Hem in de gemeenschap met denzelfden Vader, in het bezit van denzelfden Geest, in het deelgenootschap aan dezelfde goederen des verbonds. [...].'

Gebruikt is de derde onveranderde uitgave, Kok - 1918 - Kampen. Blz. 707.

Putten               K. A. Gort

Dit artikel werd u aangeboden door: de Gereformeerde Bond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's

Ik geloof... de gemeenschap der heiligen (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 mei 2000

De Waarheidsvriend | 16 Pagina's