Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Antwoord per brief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Antwoord per brief

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geachte heer D.T. te G.,

U hebt me een vraag gedaan over de doop van geadopteerde kinderen. In ons kerkverband is een besluit gevallen over het niet dopen van geadopteerde kinderen. U hebt het boek van dr. C. Steenblok gelezen wat destijds is uitgegeven onder de titel Rondom verbond, roeping en doop. Daarin las u onder meer een uitleg van de eerste doopsvraag over het ”geheiligd zijn in Christus”. In het verlengde daarvan stelt u de vraag: Wanneer de kinderdoop een uiterlijk middel voor het doel is, namelijk de verwerkelijking van het wezen des Verbonds voor kinderen die onder de uiterlijke bediening verkeren, kan dat dan ook niet voor geadopteerde kinderen gelden?

Ik heb getwijfeld of ik het antwoord op uw vraag nu wel moesten plaatsen omdat er op de aanstaande synodevergadering, die in juni 2009 staat gehouden te worden als de Heere het geeft, opnieuw over dit onderwerp zal worden gesproken naar aanleiding van een vraag van de classis-Zuid hierover. Omdat het antwoord op uw vraag al was geschreven nadat dit ons bekend werd, willen we dit antwoord toch maar plaatsen, juist ook omdat het voor mensen met geadopteerde kinderen en voor de geadopteerde kinderen zelf heel gevoelig ligt, wat te begrijpen is. Zonder dat we hiermee de synode voor de voeten willen lopen, willen we ons nu maar houden aan hetgeen tot dusver ons kerkelijk standpunt is.

U weet welk besluit er op onze Synode van 16 juni 1976 gevallen is. Daar zijn we zomaar niet toe gekomen. Aan een commissie is opgedragen om het voor en tegen hiervan te onderzoeken. Men heeft de uitspraken van de Synode van Dordt van 1618-'19 over doop en adoptie nauwkeurig nagegaan. Immers op de Synode van Dordt was men niet geheel één van gevoelen als het over de doop van geadopteerde kinderen ging. We hebben in De Wachter Sions van 10 juli 1975 het verslag van het onderzoek van de commissie in zijn geheel opgenomen. Daarin heeft de commissie het voor en tegen van de afgevaardigden op de Synode van Dordt van 1618 en '19 ons laten zien. Uiteindelijk is de Synode van Dordt tot het besluit gekomen om geen geadopteerde kinderen te dopen, daar de meerderheid van de Synodeleden daar tegen was. Onder ons geachte oude schrijvers hebben zich achter die uitspraak gesteld. Te denken is bijvoorbeeld aan à Brakel, Vermeer, Van der Groe en later ook ds. G.H. Kersten. Dus ook in ons kerkelijk leven is men steeds tegen het dopen van geadopteerde kinderen geweest.

Maar het is de bedoeling ook nooit geweest om deze mensen en hun geadopteerde kinderen hierin af te stoten. Het is een besluit dat op de Synode van Dordt en in 1976 ook op onze Synode in alle voorzichtigheid genomen is. Daar we toch naar de Kerkenordening van Dordt willen leven, hebben we aangevoeld dat we dan tot geen ander besluit konden komen. Maar de ervaring sprak hierin ook een woordje mee. Zelf nu oud geworden zijnde, heb ik hierin ook nog wel heel wat meegemaakt. Het is dikwijls gebleken dat geadopteerde kinderen tot volwassen leeftijd gekomen zijnde, tot groot verdriet van de ouders die hen geadopteerd hadden, van de godsdienst waarin ze door die ouders waren onderwezen, niet meer wilden weten. Het kan ook anders uitvallen, wat zeer verblijdend is. Die voorbeelden zijn er onder ons ook. Maar als deze geadopteerde kinderen zich met de leer waarin ze onderwezen zijn, verenigd gevoelen, kan het ze toch niet te veel, maar tot blijdschap zijn als ze op volwassen leeftijd daar openlijk blijk van kunnen geven door zich dan te laten dopen.

Wat van de geadopteerde kinderen geldt, kan ook bij eigen kinderen het geval zijn. We willen niet uit het oog verliezen, dat eigen kinderen ook de kerk en de godsdienst geheel vaarwel kunnen zeggen en ook dat het tegenovergestelde het geval kan zijn. Maar bij hen is er een bloedband die er bij geadopteerde kinderen niet is. En de band des verbonds loopt door de bloedband heen, zoals Gods Woord ons duidelijk doet zien. Vroeger werden Abraham en zijn zaad van alle andere volken onderscheiden, maar hetzelfde geldt nu ook voor ons. Iemand die uit de wereld komt, uit een geslacht dat van Gods Woord geheel vervreemd is, wordt ook zomaar niet ineens door ons gedoopt.

Over de doop van geadopteerde kinderen heb ik jaren geleden ook al in een antwoord per brief geschreven. Ik kan u verwijzen naar ons blad van 15 april 1982. Dat is dus nu ook alweer 27 jaar geleden. Het besluit van de Synode vond ook al plaats in 1976. Er is dus nu weer een geslacht opgegroeid dat dit niet bewust meegemaakt heeft. Hoewel het me niet erg lust om over dit onderwerp weer te schrijven, zo meen ik dit als antwoord op uw vraag toch nog weer te moeten doen. Ik wil dan maar even iets citeren van wat ik geschreven heb in ons blad van 1982. Het volgende heb ik toen geschreven wat ik nu nog even onder de aandacht van de lezers zou willen brengen:

”De adoptiefkinderen wensen we niet te verstoten. Ze worden in onze kring in liefde opgenomen en worden gelijkwaardig met andere kinderen op de catechisatie behandeld, alsook op de school. En ook is het nog onze innerlijke wens, dat die kinderen van eeuwigheid tot de zaligheid verkoren mogen zijn en alzo onder Gods voorzienige leiding in ons land gekomen zijn, om in de middellijke weg tot de kennis der zaligheid te komen. Hier blijft ook altijd nog gelden: ”zovelen als er de Heere onze God toe roepen zal.” Ook zullen de heidenen ons nog voorgaan, waar we ook ernstig over mogen denken. Over het algemeen is men wel ernstig bewogen over die geadopteerde kinderen, die door ons niet gedoopt worden, maar moeten wachten tot zij de volwassen leeftijd hebben bereikt, maar men schijnt zo weinig er ernstig over te denken dat die kinderen, hoewel ze nu nog niet gedoopt worden, straks misschien zullen mogen aanzitten met Abraham, Izak en Jakob aan de ronde tafel van de bruiloft des Lams, terwijl wij dan wellicht als kinderen des koninkrijks buitengesloten zullen worden. Anderzijds mogen we toch ook wel bedenken wat de doop ons te zeggen heeft, als wij als kinderen reeds gedoopt zijn, omdat we binnen de kring van de verbondsopenbaring werden geboren. Welk een verantwoording dragen we toch! Wil men spreken over een uitwendig inzijn in het verbond, zoals onze Reformatorische vaderen dat deden, ik ben er niet op tegen, mits men er zich niet iets mee toekent wat men niet bezit en er juist temeer van doordrongen zal zijn, hoe zwaar het ons vallen zal om als gedoopten verloren te moeten gaan. Op de catechisatie heb ik het de catechisanten ook wel met nadruk onder het oog gebracht, dat het niet eender is als zij hetzelfde doen als de wereldlingen.

In de loop der jaren heb ik niet alleen heel wat catechisanten zich niet alleen van de leer zich zien afkeren, waarin zij onderwezen zijn om een andere leer aan te hangen, maar ook zijn er heel wat de wereld ingegaan. Zij die eerst op de catechisatie zaten, dwalen nu op de dag des Heeren langs dijken en wegen en bevinden zich alsdan op de paden der ijdelheid. En als ze dan onder de grote massa van wereldse mensen zich aan het strand bevinden of op een plaats waar ze niet behoren, doen ze wel hetzelfde als die wereldse mensen, maar met dat grote onderscheid dat zij ter onderscheiding van vele andere mensen het met een gedoopt voorhoofd doen. Een Drie-enig God is bij hun doop aan het woord geweest en ziet ze nu eens gaan in hun eigen gekozen wegen. Hoe vreselijk zal het toch zijn, als de Heere straks op die doop zal terugkomen, alsook op het onderwijs dat zij in de kerk en op de catechisatie hebben mogen ontvangen.

Maar nu anderzijds gaat van elke doopsbediening een rijke prediking uit. De Heere blijft gedachtig aan Zijn verbond. Hij wil werken in de geslachten. Daarom heeft een geboorte binnen de kring van de verbondsopenbaring ons zoveel te zeggen. En daarom volgen wij toch ook liefst het voetspoor van onze Gereformeerde vaderen, die de grote betekenis van het verbond Gods in betrekking tot onze kinderen niet uit het oog verloren. Tegenover degenen die drie verbonden voorstaan en alle gedoopten willen zien als zijnde begrepen in het wezen

des verbonds, houden we vast aan het onderscheid tussen het wezen des verbonds en de openbaring of bediening des verbonds. Maar nu kan men de openbaring of bediening des verbonds ook weer onderschatten. Men overschat die, door er een wezenlijk inzijn in het verbond van te maken. Maar men onderschat die, door niet recht in te zien welk een verantwoording het leven binnen de verbondsopenbaring voor ons met zich meebrengt en ook door niet te zien dat de Heere in de lijn der geslachten wil werken. Het heeft me weleens zo aangesproken bij het lezen van het formulier, als daarin aangehaald wordt wat de Heere tot Abraham heeft gesproken en wat nu Nieuw-Testamentisch ook nog voor Zijn volk geldt: ”Ik zal Mijn verbond oprichten tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u in hun geslachten, tot een eeuwig verbond, om u te zijn tot een God en uw zaad na u.”

Zijn trouw en waarheid houdt haar kracht, Tot in het laatste nageslacht.

Het is mijn hartelijke wens dat dit zal mogen gelden voor hen die dit lezen. We moeten ons maar houden aan wat ter Synode besloten is, want indien men dit niet doet, ondermijnt men het samenleven in één kerkverband. Onze Synode heeft enkele jaren geleden zich nog weer met deze zaak beziggehouden en zeer eenparig, met slechts één stem tegen, heeft men het vorig besluit bekrachtigd. Aan dit besluit hebben we ons dus te houden.”

Zo heb ik dus nu even nog geciteerd wat ik in 1982 geschreven heb. Er is over dit onderwerp nog wel heel wat meer te schrijven, want de Heilige Doop als een sacrament van het Nieuwe Verbond heeft ons heel wat te zeggen. We willen ons houden aan wat door ons altijd in ons kerkelijk leven is voorgestaan. In het boekje van Korte lessen over Kort Begrip wordt de vraag door ds. G.H. Kersten gesteld: Welke kinderen zal men dopen? Het antwoord daarop is: Alleen die kinderen, die in de kerk geboren zijn, die uitwendig tot het verbond behoren. Geen kinderen van heidenen, mohammedanen en Joden dus. De bediening van de Heilige Doop is beperkt binnen de grenzen van de kerk, gelijk oudtijds de besnijdenis alleen aan Israël geschiedde. Maar aan die kinderkens moet dan het teken en zegel van de Heilige Doop worden toegediend. De doop is noodzakelijk, niet omdat deze de zaligheid schenken kan, maar uit kracht van Christus' bevel.” Laten we nu maar proberen om op de betekenis van de Heilige Doop wat in te gaan. Ons formulier spreekt daar zo kostelijk over. Dat formulier begint met te zeggen: ”De hoofdsom van de leer des Heiligen Doops is in deze drie stukken begrepen.” En dan wordt er op de drie stukken gewezen die bevindelijk gekend moeten worden tot onze enige troost in leven en in sterven. En zo is dat formulier dan ook weer van zulk een bevindelijke inhoud. Er wordt in de eerste plaats zomaar niet oppervlakkig beleden dat we in zonden ontvangen en geboren zijn en daarom kinderen des toorns zijn. We worden vermaand om een mishagen aan onszelven te hebben en ons voor God te verootmoedigen, en onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelven te zoeken. Wordt dat zomaar op een oppervlakkige wijze gezegd? Ja, velen vatten dat wel oppervlakkig op. Men meent ook wel een mishagen aan zichzelf te hebben en zich voor God te verootmoedigen.

Men zoekt ook zijn reinigmaking en zaligheid buiten zichzelf. Dat doet de mens in zijn natuurstaat echter niet op een rechte wijze. Buiten een bevindelijke kennis van zijn ellendige staat zoekt men zijn reinigmaking en zaligheid niet buiten zichzelf. Het formulier zegt ons dan ook dat we in het rijk van God niet kunnen komen buiten een nieuwe geboorte om. Daardoor alleen zal er een rechte verootmoediging in ons binnenste ontstaan. En zo zal de Heere er plaats voor maken om onze reinigmaking en zaligheid buiten onszelf te zoeken. We zullen er dan achter komen dat er in ons niets goeds meer te vinden is. En op welk een troostvolle wijze worden we dan in ons formulier gewezen op de grond van de kinderdoop. Er wordt gezegd: ”Ten tweede betuigt en verzegelt ons de Heilige Doop de afwassing der zonden door Jezus Christus. En dan worden we op het werk van een Drie-enig God gewezen. Allereerst op het getuigenis des Vaders in elke doopsbediening. Als we gedoopt worden in de Naam des Vaders, betuigt en verzegelt ons God de Vader dat Hij met ons een eeuwig verbond der genade opricht en ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt, en daarom van alle goed ons verzorgen en alle kwaad van ons weren, of ten onzen beste keren wil. Heeft dat ooit recht betekenis voor onze ziel gekregen? Buiten een ware ellendekennis kan dat geen rechte betekenis voor ons hebben. Het formulier getuigt met deze enkele woorden van de liefde des Vaders die zich openbaart in die verbondssluiting met de van Hem afgevallen zondaar. Dat wordt toch zo eeuwig groot voor een mens die zich van God gescheiden heeft zien liggen in de staat waarin hij door de zonde verkeert.

Het verbond dat God met hem sluit is dus het verbond der genade. Het werkverbond heeft de mens verbroken en die breuk is nooit meer door de mens te helen. Maar welk een eenzijdige liefde is het dus bij God vandaan, als Hij vanuit een ander verbond met zulk een mens wil handelen. Dat is het verbond der genade. O, hoe wordt daar toch veel op een oppervlakkige wijze over gesproken en gedacht. Ons formulier spreekt niet over een veronderstelde wedergeboorte als grond van de kinderdoop. En ook niet over een uitwendig verbondsinzijn, wat men ook als grond van de kinderdoop wil zien.

Een recht verstaan is ons nodig van wat in het formulier van de kinderdoop ons gezegd wordt. Wat is dat formulier toch van een dierbare inhoud. Het wil toch wat zeggen dat dat hoge Goddelijke Wezen, tegen Wie wij gezondigd hebben, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt en ons alzo van alle goed verzorgen, alle kwaad van ons weren of ten onzen beste keren wil. Voor geheel het leven van een kind van God krijgt dat zulk een diepgaande betekenis. God blijft in dat verbond Dezelfde. En dat tegenover al onze ontrouw. We kunnen het maar aanstippen wat in het formulier gezegd wordt. Zo wordt er ook gesproken over wat de Heilige Geest doet. Hij wil in ons wonen en ons tot lidmaten van Christus heiligen, ons toeeigenende hetgeen wij in Christus hebben, namelijk de afwassing onzer zonden en de dagelijkse vernieuwing onzes levens, totdat wij eindelijk onder de gemeente der uitverkorenen in het eeuwige leven onbevlekt zullen gesteld worden. Zijn al die kinderen die gedoopt worden uitverkoren? Dat is nooit vol te houden, want hoevelen dwalen voorgoed van de weg af, keren de godsdienst de rug toe en beëindigen hun leven in een goddeloze weg. We kunnen dan toch zeker weten dat ze niet uitverkoren waren. Men wil over de uitverkiezing liefst maar zwijgen, maar het doopsformulier zwijgt daar niet over.

En ook worden we nog gewezen op het stuk der dankbaarheid. We worden vermaand en verplicht tot een nieuwe gehoorzaamheid. Zulk een nieuwe gehoorzaamheid is er buiten de vernieuwing des harten bij de mens niet te vinden. En zo is er dan ook niet van een nieuw godzalig leven sprake. Ons doopsformulier heeft ons dus wel heel wat te zeggen. Och, laten we niet te lichtvaardig over de betekenis van de Heilige Doop denken. We mogen de bediening van de Heilige Doop niet nalaten. De kinderen behoren gedoopt te wezen zoals het formulier ons ook zegt. Men verstaat dat niet recht, als men onkerkelijk leeft en er een huisgodsdienst op nahoudt, waarbij de kinderen ongedoopt blijven.

Als die kinderen later zien dat dit de rechte weg niet is, moeten ze zich volwassen laten dopen met alle bezwaren daaraan voor hen verbonden. De ouders dragen daar de schuld van, daar ze de inzettingen Gods veracht hebben. Bij kinderen van ongodsdienstige of heidense afkomst ligt dat weer anders. We willen die kinderen ook niet graag verstoten, maar willen ook graag zien dat ze op volwassen leeftijd zich gewillig bij de kerk voegen, wat dan niet anders kan dan door de Doop. Laten we het hier dus maar bij houden. Liever heb ik een vraag te beantwoorden die me aanleiding geeft te schrijven over wat God Zijn volk bevindelijk leert. Maar tot een nauwe binding in ons kerkelijk leven is het ook nodig dat gedurig vragen beantwoord worden die ons voor het kerkelijk leven veel te zeggen hebben. Vandaar mocht ook dit antwoord niet uitblijven op de vraag die ons daarover werd gesteld. We willen het ook liefst maar zoveel mogelijk bij het oude houden, want we zien wel in onze tijd waar alle veranderingen en wat als nieuw wordt ingevoerd, ons uiteindelijk toe doet komen. Ik besluit dus nu dit schrijven met de hartelijke groeten, u Gode en Zijn genade bevelend.

Ds. F. Mallan

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 2009

De Wachter Sions | 8 Pagina's

Antwoord per brief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 maart 2009

De Wachter Sions | 8 Pagina's