Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wie was de mens achter Ambrosius?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wie was de mens achter Ambrosius?

Enkele aspecten uit het leven en werk van Ambrosius van Milaan (337-397)

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet zelden worden de grote drie kerkvaders in een adem genoemd: Augustinus, Hieronymus, Ambrosius. Dr. F. van der Meer belichtte in zijn studie ‘Augustinus de zielzorger’ de meest bekende van de westerse kerkvaders. Jean Steinmann schreef in 1958 zijn studie `Saint Jerome’, waarin Hieronymus’ leven en zijn persoon op een heldere manier in beeld worden gebracht. Maar waar vinden we nu een vergelijkbare studie over Ambrosius? De studie `Ambrose of Milan’ van Neil B. McLynn (1994) belicht vooral de politieke kwaliteiten van Ambrosius, maar laat zijn pastorale kant sterk onderbelicht.

De vraag dient zich aan: Wie was Ambrosius als mens? Wie was Ambrosius als zielzorger? In dit artikel willen we enkele aspecten uit het leven en werk van Ambrosius belichten, die een voorzichtig antwoord geven op de gestelde vragen. Ambrosius van Milaan werd in Trier geboren. Trier was in deze periode van het Romeinse Rijk een belangrijke stad, een handelscentrum, bestuurlijk centrum, residentie voor de keizerlijke familie, een stad met allure. Keizer Constantijn heeft zelfs nog serieus met de gedachte gespeeld om er een keizerlijke residentie van te maken en heeft in Trier indrukwekkende keizerlijke thermen laten bouwen. Uiteindelijk vond de keizer het klimaat echter te koud om zich definitief in Trier te vestigen en werd Rome als volgende woonplaats en tenslotte het oostelijke Constantinopel als eindstation verkozen. Trier had daarmee weliswaar afgedaan als permanente residentieplaats, maar door zijn strategische ligging en grootte bleef het een niet onbelangrijke Romeinse stad in het noorden van het rijk, die ook nog regelmatig door de latere keizers zou worden bezocht. In de vakliteratuur wordt erop gewezen dat – ondanks de hoge positie van Ambrosius’ vader – Ambrosius’ familie niet tot de top van de Romeinse aristocratie zou behoren. Zijn gerespecteerde positie zou Ambrosius daarom eerder te danken hebben aan zijn kwaliteiten dan aan zijn bijzondere afkomst (McLynn: 32-33). Dit laatste strekt hem dan mijns inziens vooral tot aanbeveling, maar er valt nog meer te zeggen.

Ambrosius’vader
Dat Ambrosius’ vader wellicht niet tot de honderd rijkste Romeinen behoorde betekent nog niet dat hij daarom moet worden getypeerd als niet behorend tot de Romeinse nobilitas. Ook in de late oudheid was de Romeinse nobilitas omvangrijk en we kennen lang niet iedereen bij naam. Het feit dat Ambrosius´ vader zo´n belangrijke functie bekleedde doet juist vermoeden dat hij tot de nobiles behoorde. Na de dood van zijn vader verhuisde het gezin na enige tijd naar Rome, waar Ambrosius zijn verdere retorische opleiding succesvol afrondde. De familie blijkt ook landgoederen te bezitten. Volgens Ambrosius’ biograaf Paulinus van Milaan was Ambrosius al volwassen toen hij in Rome zijn opleiding afmaakte (Paulinus van Milaan, Vita Ambrosii: 4,1) Ambrosius’ zus Marcellina werd in 353 in Rome tot maagd gewijd. Dit gebeurde niet zomaar in een opwelling. In de werken van Ambrosius wordt tweemaal gesproken over de martelares Soteris, die als voorgeslacht van Marcellina en ook als persoonlijk voorbeeld voor Ambrosius veel voor beiden betekende. Het feit dat Ambrosius Soteris met zoveel respect vermeldt maakt duidelijk hoezeer hij op deze christin en martelares uit zijn eigen voorgeslacht gesteld was, hoewel Soteris niet in de rechtstreekse geslachtslinie voorkwam (McLynn: 34). Haar voorbeeld heeft Ambrosius en zijn zuster Marcellina hoe dan ook erg aangesproken. Ambrosius bleef immers net als zijn zuster Marcellina ongetrouwd en heeft zijn leven later, toen hij bisschop was geworden, geheel aan God gewijd. Ambrosius en Marcellina hadden een zeer hechte band met elkaar. De brieven van Ambrosius aan zijn zuster getuigen van een diepe verbondenheid aan elkaar en aan God. Hoewel er nauwelijks over de verering van Soteris gesproken wordt in de bronnen -zo ontbreekt ze bijvoorbeeld in de Depositio martyrum (354), een lijst waar de meeste martelaars wel op vermeld zijnde latere begrafenis van Ambrosius’ moeder naast Soteris laat opnieuw zien hoezeer Ambrosius Soteris als martelares uit de familie nadrukkelijk in ere wilde houden.

Christus als Voorbeeld ter navolging
Ambrosius laat in zijn werken duidelijk blijken Christus ook voor zichzelf als voorbeeld ter navolging te zien. Zo is in de preek over Jozef (het onderwerp van het proefschrift over Jozef) herhaaldelijk te zien dat Jozef voor ons een voorbeeld is, maar ook een typus Christi. In feite geeft Christus ons, net als Jozef, maar dan op een volmaakte wijze, hetzelfde voorbeeld als Jozef ons geeft. Het volgende fragment laat dit zeker zien. Vooraf gaat dat Jozef zich aan zijn broers geopenbaard heeft en zegt dat ze niet bedroefd moeten zijn en dat het hun niet hard moet schijnen dat ze hem naar Egypte hebben verkocht, met andere woorden, Jozef toont op een bijzondere manier respect voor zijn broers. `Waarin verschilt dat bekende tussenbeide komen van onze Heere Jezus Christus, Die alle broederen in godsvrucht overtroffen heeft, van Hem Die aan het kruis gehecht was, van Hem Die voor Zijn volk sprak: ´Vader, vergeef het hun; want zij weten niet wat zij doen``, vraagt Ambrosius zich af (Ambrosius, De Ioseph, 12,69). Ook op een andere, verrassende, wijze is Christus overigens een voorbeeld ter navolging. In het geschrift De Virginibus, Over de maagden, verwoordt Ambrosius het als volgt: ´Zie, wat de verdiensten van de maagdelijkheid zijn. Christus was voor de maagd, Christus was uit de maagd, door de Vader geboren voor de eeuwen, maar uit een maagd geboren vanwege die eeuwen...’

Maagdelijke staat
‘Kijk ook naar een andere verdienste van de maagdelijkheid. Christus is de bruidegom van de bruid en, als het zo gezegd kan worden, Christus heeft de kuisheid van een maagd, de maagdelijkheid is eigen aan Christus, maar Christus is niet eigen aan de maagdelijkheid. ´ Al kan dit fragment (Ambrosius, De Virginibus 5,21-22) wellicht cryptisch overkomen, omdat de context hier ontbreekt, Ambrosius laat duidelijk blijken de maagdelijkheid in het algemeen en de kuisheid van Christus als een bijzonder voorbeeld te zien, dat het verdient om te worden nagevolgd. De grote betrokkenheid van Ambrosius bij dit onderwerp en zijn eigen maagdelijke, ongehuwde, staat, werpen een nieuw licht op Ambrosius. In zijn navolging van Christus betrok hij ook Diens maagdelijke staat. Dat die navolging van Christus hem echter niet zwaar valt geeft Ambrosius eveneens aan, alsook wat Christus voor hemzelf betekent. `Zolang wij Christus volgen, hebben we het niet zwaar´ (Quamdiu Christum sequimur, non laboramus). ´Wie kan het zwaar hebben, wanneer hij Jezus volgt?´ (Quis potest laborare, sequens Jesum?) ‘Juist hij, die de nederigheid van Christus zal hebben gevolgd, komt uit bij de rust van Christus’ (Ipse pervenit ad Christi requiem, qui humilitatem Christi fuerit secutus). ‘Waar vrede is, daar is Christus’ (Ubi pax, ibi Christus). ‘Waar rechtvaardigheid is, daar is Christus’ (Ubi iustitia, ibi Christus). ‘Waar Christus is, daar is alles’ (Ubi Christus, ibi omnia). ‘Wij hebben alles in Christus’ (Omnia habemus in Christo). ‘Christus is alles’ (Omnia Christus est).

Sirmium
Na zijn studie werd Ambrosius in het oosten van het rijk, in Sirmium, aangesteld aan het gerechtshof van de praefectus praetorio. Hier heeft hij een goede start gemaakt voor een in juridisch opzicht gesproken topcarrière. Na zijn verblijf enkele jaren in Sirmium kwam de vacature in Milaan in zicht. Dankzij zijn uitstekende kwaliteiten als jurist werd Ambrosius vroegtijdig in deze functie benoemd. Een dergelijke promotie was slechts voor weinigen weggelegd, maar klaarblijkelijk stelde men veel vertrouwen in Ambrosius en gaven zijn kwaliteiten de doorslag voor de benoeming.

Milaan
Het noordelijk gelegen Milaan speelt in de late oudheid een belangrijke rol. Het is de verblijfplaats van de keizers, die vanuit het noorden van Italie het hele rijk besturen. Aangesteld als jurist moet Ambrosius het lopende kerkelijke conflict tussen de Ariaanse partij en de orthodoxe richting in deze plaats bezweren. Zijn rustige manier van optreden leidt dan tot het bekende ´Ambrosius, episcopus, Ambrosius, episcopus´, het gescandeerde roepen van het volk dat aangaf dat men Ambrosius wel als bisschop zag zitten. Kenmerkend voor zijn karakter is de wijze waarop Ambrosius op deze massale oproep om bisschop te worden reageert. Aanvankelijk besluit hij om geen gehoor te geven aan de oproep om bisschop te worden. Hij verlaat de kerk en volgens zijn biograaf doet hij vervolgens precies die dingen die niet passen bij een gelovige bisschop. Hij ensceneert een strenge rechtszitting en zou zelfs in moreel opzicht hebben getoond niet over de juiste eigenschappen voor een bisschop te beschikken. Wanneer dit echter niet tot een veranderende visie bij het volk leidt, besluit Ambrosius zich niet meer in het openbaar te laten zien en op een landgoed van een vriend onder te duiken. Hier wordt hij echter ook niet met rust gelaten - men weet waar hij zit - en na een mislukte vluchtpoging stemt Ambrosius erin toe om bisschop te worden. Hij ziet dat zijn eigen weerstand op niets uitloopt en komt tot het inzicht dat God hem roept.

Bisschop Ambrosius
Opvallend is dat Ambrosius zijn eigen bijbelkennis te gering vindt om direct te gaan preken. Hij wil zich eerst grondig in de Bijbel verdiepen en pas daarna in het openbaar zijn preken. Ook later zien we dat Ambrosius in de praktijk steeds naar verdieping op zoek is. Hij leest en bestudeert veel, ook Joodse en Griekse exegeten. Augustinus durft hem niet aan te spreken, als hij in boeken leest en spreekuur houdt, zo blijkt uit de Confessiones. Naast deze zelfkennis zien we bij Ambrosius echter ook een duidelijke vasthoudendheid en helderheid in zijn stellingname. Deze vasthoudendheid wordt onder meer zichtbaar in zijn houding tegenover de verschillende keizers, zoals Theodosius, die in Thessaloniki een bloedbad aanrichtte en daarom door Ambrosius van de maaltijd des Heren werd geweerd. Het is goed om te bedenken dat Ambrosius nooit van tevoren zijn overwinning op de keizer heeft voorzien. Hij was er echter van overtuigd dat een keizer, bij wie de handen dropen van het bloed, geen deel kon nemen aan de maaltijd des Heren. Hij achtte het van het grootste belang dat de maaltijd des Heren zijn sacramentele karakter zou behouden, Dat de keizer uiteindelijk zijn schuld beleed en boete deed, was een bekroning op Ambrosius’ buitengewone inspanningen om de keizer te doordringen van de essenties van het christendom. Daartoe behoorde zonder meer het houden van de Tien Geboden, dus het naleven van de dekaloog en het houden van het gebod: Gij zult niet doden. De samenwerking die Ambrosius daarna met de keizer had, was zeer positief en had de verdere christianisering van het Rijk tot gevolg. Deze vasthoudendheid valt ook te bespeuren bij Ambrosius in zijn strijd tegen de Arianen, waarin het concilie van Aquileia (381) de afsluiting vormde. Ambrosius zat het concilie voor, en ondanks de kritiek van sommigen dat hij te voortvarend was, kan men eigenlijk alleen maar constateren dat Ambrosius door zijn vasthoudendheid de Ariaanse dwaling een halt wist toe te roepen.

Victoria-altaar
Ook het feit dat het Victoria-altaar door Ambrosius’ toedoen uit het Senaatsgebouw werd verwijderd, terwijl er toch krachtige tegenstand was, met name vanuit de senatorenstand (Symmachus), laat zien hoe Ambrosius volhield in zijn strijd voor een christelijke maatschappij, tegen een heidendom dat nog steeds niet uitgestorven was. Het incident met de synagoge in Callinicum maakt duidelijk dat Ambrosius zich niet van zijn standpunt liet afbrengen, maar alleen het Christelijk geloof propageerde en alles wat daarvan afweek ook niet wilde favoriseren. Dat betekende dat hij de keizer ervan overtuigde dat deze het straffen van de Christenen, die de synagoge hadden verwoest, achterwege moest laten. Verder wist hij de keizer te bewegen de verwoeste synagoge niet op kosten van de christenen te laten herbouwen, wat de aanvankelijke eis was. Wat Ambrosius hier van de keizer gedaan kreeg, gaat overigens ver uit boven een normaal verzoek. In feite waren de monniken, die de synagoge verwoestten, juridisch strafbaar. In huidige termen zou men het wel uit zijn hoofd laten om een dergelijk precedent te scheppen. Het zou namelijk de mogelijkheid bieden om alle synagoges te verwoesten zonder dat daar een of andere strafmaatregel aan verbonden werd. Het optreden in de Basilica Portiana, tegen de keizerin- moeder Justina, mag wel als het sterkste staaltje moed gelden van een bisschop die wist waar hij voor stond. Terwijl hij gesommeerd werd te vertrekken en de kerk aan de Ariaanse partij over te geven, terwijl de zaak in feite militair al geregeld was en het leger al in paraatheid gebracht was om in actie te komen, stelde Ambrosius zijn toegestroomde menigte voor om hymnen te gaan zingen en in de kerk te blijven wachten, en om haar niet over te geven aan de koningin-moeder. De bezielende woorden van Ambrosius, zijn standvastig volhouden en de urenlange verbondenheid aan de gelovigen misten hun uitwerking niet. De kerk bleef behouden voor de orthodoxie en hoefde niet aan de Arianen te worden overgedragen.

Ambrosius als pastor
Ambrosius was als pastor een buitengewoon betrokken bisschop. Maar tegelijk was hij ook nuchter. Opmerkelijk is zijn antwoord aan Monnica, de moeder van Augustinus, die haar zorgen uitte over haar zoon: ‘Laat hem (=Augustinus) alleen en wees er tevreden mee voor hem te bidden; zelf zal hij, door te lezen, op een gegeven moment zijn dwaasheid en goddeloosheid inzien.’ Dit antwoord was Monnica echter te mager. Ze bleef aandringen en zorgde er zodoende voor dat ze door Ambrosius werd weggestuurd: ‘Ga, alstublieft. Het is onmogelijk dat een zoon van deze tranen verloren zal gaan’ (Augustinus, Conf.: III,xii,21).

Augustinus zelf geeft later een prachtig beeld van Ambrosius in zijn Confessiones en vergelijkt Ambrosius met een vader: ‘Op vaderlijke wijze ontving die man Gods mij’ (Augustinus, Conf.: V, xiii,23). Bij de jonge keizer Gratianus zien we dat Ambrosius er werkelijk alles aan doet om de keizer in het Christelijk geloof wegwijs te maken. We zouden het persoonlijke exegese kunnen noemen. Voor de keizer schrijft hij het geschrift ‘De Fide’, ‘Over het geloof’, waarin de belangrijkste zaken van het Christelijk geloof in een aantal boeken worden belicht. Ook stuurt hij Gratianus veel brieven. En dat naast alle bezigheden, want voor vragen en gesprekken kan men eveneens dagelijks bij de kerkvader terecht.

Ambrosius en zijn familie
Ambrosius had een broer Satyrus, die voor Ambrosius diens privebezittingen beheerde. Na de dood van zijn broer Satyrus hield Ambrosius een lijkrede die erg veel indruk maakte. De rede getuigt van een warme liefde van de broers ten opzichte van elkaar. Satyrus krijgt een grootse begrafenis in aristocratische stijl, die door bijna de hele kerkelijke gemeente van Milaan wordt bijgewoond. Dat zovelen de begrafenis hebben bijgewoond zegt zeker iets over de band die er was tussen de bisschop en zijn kerkelijke gemeente. De aangrijpende wijze waarop Satyrus overleed – hij bereikte nog net op tijd de plaats Milaan, om daar in de armen van zijn broer te overlijden - zal zeker niet het enige argument zijn geweest voor velen om de begrafenis bij te wonen. Na de begrafenis wordt Satyrus als heilige vereerd. Ambrosius’ zus, Marcellina, genoot als maagd ook veel gezag en had met Ambrosius, tijdens zijn hele leven, een zeer goed contact. Binnen het korte bestek van dit artikel kunnen we niet overgaan tot het bespreken van een aantal brieven, die Ambrosius aan Marcellina schreef, maar deze brieven getuigen stuk voor stuk van een uitstekend en een warm menselijk en geestelijk contact tussen broer en zus.

Ambrosius als mens
Wat zegt Ambrosius eigenlijk over zijn eigen persoon? ‘Iemand zal zeggen: “Kijk daar is hij, die niet in de schoot der Kerk is opgevoed,…., maar weggerukt werd van het rechtsgestoelte, weggevoerd van de ijdelheden van deze wereld, hij die van de stem van de heraut gewend raakte aan het gezang van de psalmist’ (Ambrosius, Poen. 2,72). Hierna spreekt Ambrosius een gebed uit waarin hij God om bescherming vraagt. Tevens spreekt hij zich uit over zijn roeping tot bisschop.

Hij zegt dat hij wist het bisschopsambt onwaardig te zijn, aangezien hij zich aan deze wereld overgegeven had. In het direct hierop volgende stuk tekst (Ambrosius, Poen. 2,73) zegt Ambrosius dat hij de minste is van alle bisschoppen. Daarna bidt hij God om degenen die gezondigd hebben te kunnen aanvoelen. Hier zien we een afhankelijke bisschop, die weet dat God hem tot het ambt geroepen heeft. Interessant is dat we op een andere plaats in zijn oeuvre eveneens dezelfde toon beluisteren: ‘Ik immers, die weggerukt werd van het rechtsgestoelte en van de eretekenen van het bestuursambt tot het ambt van bisschop, begon jullie onderricht te geven, dat ik zelf niet geleerd had.’ (Ambrosius, Off. I,4). In de context die voorafgaat spreekt Ambrosius zich bescheiden uit over zichzelf. Hij wenst voor zichzelf niet dezelfde hoogte te bereiken als de apostelen en de profeten, maar wel een goede intentie te hebben en ook voldoende nauwkeurigheid in de schriftuitleg te laten zien. Tenslotte wil ik nog kort ingaan op brief 22, waarin we een uitgebreid verslag vinden van het opgraven van de martelaren Gervasius en Protasius en hoe Ambrosius dit zelf beleefde. Ambrosius ziet deze gebeurtenis als een terugkeer van de tijden van de apostelen en laat zich meevoeren door deze herleving van de vroegchristelijke tijd. Er gebeuren weer wonderen (er wordt een blindgeborene ziende), de kerk wordt door God klaarblijkelijk niet in de steek gelaten.

Renaissance
Ambrosius is onder de indruk van deze renaissance van Christus’ tijd. In de preek die hij houdt zegt hij onder meer: ‘Het leek mij onmogelijk, in woorden uit te drukken, wat wij nauwelijks met onze geest kunnen begrijpen en met onze ogen kunnen vatten. Maar toen de lezing van de Heilige Schrift begon, schonk de Heilige Geest, die ook in de profeten heeft gesproken, ons een ingeving, waardoor wij iets kunnen zeggen, dat uw groot aantal, uw verwachting en de verdiensten van de heilige martelaren waardig is.’ We zien in dit citaat een van God afhankelijk mens en bisschop, die onder de indruk is van Zijn daden, maar ondanks zijn eigen nietigheid probeert om Gods naam groot te maken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Protestants Nederland

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

Protestants Nederland | 24 Pagina's

Wie was de mens achter Ambrosius?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

Protestants Nederland | 24 Pagina's