Getelde dagen
Op 18 november 2008 mocht mijn ‘baas Bas’ het woord voeren bij de 10e presentatie van het Jaarboek van het Centrum Parlementaire Geschiedenis, dat is verbonden aan de Radboud Universiteit van Nijmegen. Het was een hele eer dat te mogen doen, een voordracht voor een illuster gezelschap van historici van naam, hooggeleerde professoren, (oud-)Kamervoorzitters, politieke grootheden uit heden en verleden en schrijvers die alle hoeken van het Binnenhof op hun duimpje kennen.
Die bijeenkomst kreeg nog extra gewicht omdat die plaatsvond in de oude vergaderzaal, waar Van der Vlies als beginnend kamerlid in 1981 voor het eerst de eed had afgelegd en was aangeschoven in de ‘groene bankjes’. Aan de ene kant vond hij het eervol om voor zo’n presentatie gevraagd te worden, maar tegelijk had hij ook aarzelingen: wat moet ík al die mensen nou gaan vertellen wat ze niet al lang weten? Hij hikte er erg tegenaan, wat ertoe leidde dat het besluit om te gaan/niet te gaan telken male werd uitgesteld – zij die hem goed kennen, weten hoe dat werkt... Maar uiteindelijk, toen hij écht ja of nee moest zeggen, kreeg ik te horen: “Ik wil het wel doen, maar dan moet jij me daarbij helpen.”.
Schaduw
Deze gang van zaken tekent Bas van der Vlies. In de 26 jaren dat ik samen met hem mocht optrekken, heb ik hem als zijn ‘schaduw’ door en door leren kennen. Op het Binnenhof het vaakst natuurlijk, maar we stroopten het hele land af, van Ulrum tot Terneuzen, en van Den Helder tot Nijmegen. Eerst als ‘mijnheer Van der Vlies’, gaandeweg als ‘Bas’, báás Bas. Over zijn persoon en werken is heel veel te zeggen. Ik zou er een boek over kunnen schrijven, maar ik beperk me tot één kenmerkende eigenschap die hem karakteriseert en waarmee hij als mens en als politicus veler harten wist te winnen.
Dat is zijn bescheidenheid. Het Bijbelwoord “Uw bescheidenheid zij alle mensen bekend” (Filippenzen 4:5) paste hem evengoed als zijn donkere pakken. Dat hij anderen uitnemender achtte dan zichzelf, blijkt al wel uit het hierboven gememoreerde. Dat voorbeeld is met vele andere aan te vullen.
Krukje
Met een glimlach denk ik terug aan hoe hij als partijleider altijd aankondigde dat hij naar een vergadering van het hoofdbestuur moest om daar aan te schuiven ‘op m’n krukje’ en ‘een woordje te mogen spreken’. Dat hij zich meer zag als een ‘partijllijder’ dan als een partijleider zag, is in dit verband veelzeggend. Dat dat geen valse bescheidenheid was, weet iedereen die hem van nabij meemaakte als hij worstelde met zijn redevoeringen en leed aan de interne tegenstellingen.
Hierbij past ook een opmerking over de verhouding tot de media, en dan met name de televisie. Of ze het toegeven of niet, vrijwel alle politici willen niets liever dan zo vaak mogelijk op de tv. Ze zijn voor een paar seconden in het journaal bereid zich in allerlei bochten te wringen en afspraken abrupt af te zeggen. Zo niet Van der Vlies. Er is door journalisten en cameralieden vaak gezegd: “De camera houdt van Van der Vlies.” Dat was inderdaad zo. Als hij in de wandelgangen of in de studio werd ondervraagd, was zijn optreden altijd authentiek, niet gelikt. En soms (ook voor mij) verrassend.
Kunt u zwijgen?
Nooit vergeet ik hoe hij een keer in de wandelgangen met een draaiende camera en open microfoon werd opgewacht door een cameraploeg van de NOS met de vraag: “Mijnheer Van der Vlies, kunt u ons zeggen wat u vanochtend in het torentje met de minister-president hebt besproken?” Hij boog zich een beetje voorover in de richting van de journalist en vroeg: “Kunt u zwijgen?” “Ja” knikte deze gretig, waarop Van der Vlies zei: “Ik ook.” Nog voordat de brave man en ik van onze verbazing waren bekomen, was baas Bas al weggestiefeld. Het filmpje is nog jarenlang als voorbeeld gebruikt bij de PvdA om beginnende Kamerleden te laten zien hoe het moet…
De camera houdt van Van der Vlies. Dat moge inderdaad zo zijn geweest, maar het omgekeerde was zeker níet het geval en dat was echt niet alleen omdat hij ook persoonlijk niets op had met dit medium. Hij vond al die poespas maar niks. Dat neemt niet weg dat hij soms, als een optreden paste binnen de mediarichtlijn en het ‘SGP-team’ het nodig vond, aanschoof in een programma om het standpunt van de SGP uit te leggen en te verdedigen. Maar dat was voor mij als voorlichter altijd duwen en trekken om hem zover te krijgen. Hij weigerde ook pertinent om zich voor zo’n uitzending met dat felle schijnwerperlicht, te laten schminken, iets wat anderen wél deden om zo beter over te komen. Zijn argument was kort en goed: “Ik ben Izébel niet.” Daar was geen speld tussen te krijgen, al bleef zo’n visagiste verwonderd achter met de prangende vraag wie Izébel dan wel was...
Nieuws onder de zon?
Nog even terug naar het begin: november 2018, de bijdrage van Van der Vlies ter gelegenheid van het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis. Zoals ik schreef: hij aarzelde tot het allerlaatste moment. Maar hij gíng, zich nog steeds afvragend hoe het zou vallen. Een half uur lang sprak hij over parlementaire gebruiken en symbolen, over wat gelijk bleef ondanks veranderingen, en wat veranderde ondanks wat hetzelfde bleef. Het motto van zijn speech was: is er nieuws onder de zon? Zijn laatste woorden waren heel persoonlijk en indringend.
Het applaus was echt overweldigend. Met z’n hoofd wat gebogen liep hij vervolgens met z’n papiertjes enigszins beschroomd weer naar z’n stoel. Toen we terug waren op onze werkkamer ging hij zitten, keek me aan, en zei: “Volgens mij kwam het wel goed over, tóch?”
“Geachte aanwezigen, Ik wil graag eindigen met een persoonlijke noot die ik wil laten toevoegen aan de Handelingen van deze bijeenkomst. Feest, dat is een van de thema’s van Jaarboek 2008. Twee jaar geleden mocht ik vieren dat ik 25 jaren lid ben van de Tweede Kamer. Daar is toen uitvoerig bij stilgestaan, al vind ik de betiteling ‘feest’ wel erg hooggegrepen.
Tot m’n stomme verbazing werd ik een maand geleden opnieuw in het zonnetje gezet, nu met het feit dat ik er 10.000 dagen op heb zitten. Er zijn mensen die denken dat ikzelf driftig heb zitten tellen, of dat mijn voorlichter een publiciteitsstuntje had bedacht. Ik kan u echter met de hand op mijn hart verzekeren dat dat niet zo is. Bij navraag bleek dat dit het werk was van de griffie van de Kamer.
Die telt keurig mijn dagen en die van mijn medeleden. Ik vind dat eigenlijk wel een mooie gedachte: mijn dagen worden geteld. Het herinnert mij aan Psalm 90, de Psalm die gaat over de Majesteit van God. Vers 12 luidt: “Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen.” Die Psalm behoedt ons mensen voor dikdoenerij en leert ons onze eigen ‘prestaties’ te relativeren. Psalm 90 herinnert mij óók aan wat mij ten diepste heeft bewogen in die 10.024 dagen op het Binnenhof. Ik kan dat niet beter verwoorden dan met het laatste vers van diezelfde Psalm. Ik citeer: ‘En de lieflijkheid des Heeren onzes Gods zij over ons; en bevestig Gij het werk onzer handen over ons, ja, het werk onzer handen, bevestig dat.’
Ik dank u voor uw aandacht.”
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2021
De Banier | 32 Pagina's