Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De aanspraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De aanspraak

4 minuten leestijd

Abrahams nakomelingen spraken gemakkelijk over ‘onze hemelse Vader’. Zonder God te kennen en zonder Jezus nodig te hebben, zeggen ze: ‘Wij hebben één Vader, namelijk God’ (Joh 8:41). Dan valt het niet mee om te horen van Hem, Die ze niet kennen: ‘Gij zijt uit den vader den duivel’ (vers 44). Dit moeten we goed bedenken om niet gemakkelijk, zonder bevindelijke kennis en zonder grond, over ‘de hemelse Vader’ te spreken.

Hoe moeten we de Heere aan het begin van ons gebed aanspreken? We lezen in Lukas 11:2: ‘En Hij zeide tot hen: Wanneer gij bidt, zo zegt: ‘Onze Vader, Die in de hemelen zijt...’. Zo legt de Zaligmaker deze aanspraak op de lippen. In deze aanspraak leren we drie zaken: de Vadernaam, Gods majesteit, blijkend uit de plaats van Zijn eeuwige heerlijkheid en het bidden in het meervoud.

Vader

De Vadernaam duidt op Gods genadige nabijheid in de Middelaar. De geliefde Zoon van de Vader kent het Vaderhart als niemand anders. Hij komt immers uit het Vaderhuis en heel Zijn hart en leven zijn vol van de Vader. Vanuit de tere gemeenschap met Zijn Vader geeft Hij voortdurend getuigenis van het feit: ’Alle dingen zijn Mij overgegeven van Mijn Vader; en niemand kent den Zoon dan de Vader, (...) en dien het de Zoon wil openbaren (Matth. 11:27). Hij openbaart het ‘de kinderkens’, vanuit Gods welbehagen (Matth. 11:25 en 26). We kunnen dus alleen de Vader kennen door de Zoon. We krijgen slechts kennis van de Vader door een waar geloof in Christus Jezus. Natuurlijk is de Heere de Vader van ons allemaal, doordat we door Hem geschapen zijn (Mal. 2:10). Daarom mag Hij ook vragen: ‘Ben Ik dan een Vader, waar is Mijn eer?’ (Mal 1:6). Maar wij zijn uit het Vaderhuis weggelopen. We wisten het beter, waren ongehoorzaam, eis(t)en het goed van de Vader op. Wij zijn weggegaan om nooit meer terug te keren. We blijven weg, tenzij we door levendmakende genade ‘tot onszelf komen’ (Luk. 15:17).

We kunnen wel gemakkelijk de Vadernaam op onze lippen nemen, alsof er niets gebeurd is, maar dan bedriegen we onszelf. Er ligt zoveel vervreemding en schuld tussen. Vandaar dat er maar Eén is, Die ons deze aanspraak kan leren bidden. Daarom moeten we altijd maar beginnen met: ‘Leer ons bidden’. We hebben en kunnen dat niet van onszelf. We moeten een kind worden door wedergeboorte.

Dit kinderleven geeft een kindergestalte, soms zelfs al pril. Dat blijkt uit: ‘Sla mij met medelijden, gelijk een vader doet’ (Ps. 6:1, berijmd). En uit: ‘Denk aan ‘t vaderlijk meê- dogen...’ (Ps. 25:3). Het geoefend geloof mag als Maria Magdalena horen: ‘Ik vaar op tot Mijn Vader en uw Vader, en tot Mijn God en uw God’ (Joh. 20:17).

‘Die in de hemelen zijt’

Deze toevoeging in de aanspraak duidt op de geweldige afstand tussen God ‘in de hemelen’ en ons, nietige aardbewoners. De hemelse Majesteit troont boven de wolkenhemel, de sterrenhemel, in Zijn luister in de hemel der heerlijkheid. Wat een kloof met ons, aardwormen op de aarde.

In de derde bede zal dit enorme verschil ook doorklinken: Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde. De hemel als voorbeeld voor de aarde. Enkel gehoorzaamheid in de hemel, maar overal ongehoorzaamheid op aarde. Wij zijn zo geneigd God naar beneden te halen en aards van Hem te denken. Maar juist Zijn grootheid moet ons ingescherpt worden. Denk toch niet klein, menselijk en verkeerd van de grote God, ‘Die in de hemelen is’. Dat gaat altijd samen met het groot en hoog van onszelf denken. Wij die ‘als God willen zijn’, zelf uit willen maken wat goed en kwaad is. Direct in het begin van het naderen tot God moet deze enorme afstand bedacht worden. Hoe zal die overbrugd kunnen worden, anders dan in de Nedergedaalde, zelfs ter helle? Wij vergroten deze afstand alleen maar. De nabijheid kan echter alleen in de Ladder van Jakob tot stand gebracht worden.

Ónze Vader

Als het om ons wezenlijk welzijn gaat, mag een mens best egoïstisch zijn. Dan zal de Geest van Christus ons daarvan wel afbrengen. Dan gaat het niet allereerst meer om ‘ik’, maar om God en Zijn eer. Daarom is ‘Uw naam worde geheiligd’ zelfs de eerste bede. En dan wordt de nood van onze naaste gevoeld. Dan komt het meervoudige ‘onze’ vanzelf over de lippen. Want het is het gebedswoord dat Christus op de lippen legt. Niet slechts bidden voor ‘ik en mijn’, maar in het meervoud bidden, dus ook met en voor de ander. Vandaar dit ‘onze’.

Dit zijn de drie zaken uit de eerste woorden van het gebed, de aanspraak. Door Jezus’ Woord en Zijn Geest worden die geleerd. ‘Waarom Hij ook volkomenlijk kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden’ (Hebr. 7:25).

Kent u de dringende noodzaak van deze Voorspreker en Voorbidder? Direct als u gaat bidden? Voor elk gebed? Voor elk woord zelfs.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 2020

De Saambinder | 20 Pagina's

De aanspraak

Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 februari 2020

De Saambinder | 20 Pagina's