Het gebed aan het sterfbed, in het rouwhuis en rond de begrafenis
Een van de meest ingrijpende gebeurtenissen in het pastoraat is het sterfbed met de droeve gang die daarop volgt voor de nabestaanden. Hier kunnen we niet op een afstandelijke manier over spreken. Sterven betekent immers God ontmoeten.
Sterven is een reis die slechts één- maal wordt gemaakt en die nog niet eerder heeft plaatsgevonden. In die vaak zo aangrijpende omstandigheden worden handen gevouwen en een gebed gedaan. Hoe moet dat?
In de Heidelbergse Catechismus wordt in Zondag 45 vraag en antwoord 117 op de drieslag van het gebed gewezen. Het ge- bed richt zich tot de enige ware God, Die Zich in Zijn Woord ons geopenbaard heeft vanuit de rechte en grondige kennis van onze nood en ellendigheid met een vaste grond: de verhoring van een o nwaardige om Christus’ wil. We willen deze drieslag als houvast in deze moeilijke omstandig- heden laten terugkomen.
Het sterfbed
Ieder sterfbed is niet gelijk. Het maakt zo’n groot verschil of iemand God kan ont- moeten... of niet. De omstandigheden zijn ook verschillend. Een sterfbed in het zie-kenhuis (met name op de intensive care) is zo anders dan in de rust en vertrouwde omgeving van thuis. Vaak treedt er na een periode van bewustheid een tijd in dat de stervende moeilijker bereikbaar lijkt te zijn. Eén van de moeilijkste ogenblikken is wanneer de behandeling moet stoppen. Dit brengt soms een storm van vragen met zich mee. Een vriendelijke vraag aan het verpleegkundig personeel of er, voordat de apparatuur wordt weggenomen, toch nog een gebed mag worden gedaan, wordt altijd gehonoreerd. Dan mag in een kort gebed het aan de Heere worden voorge- legd dat onze tijden alleen in Zijn hand zijn.
De ernst
Rondom de stervende zitten of staan ook mensen. Hen moeten wij niet vergeten. Zij staan eigenlijk even dicht bij de eeuwig- heid. Daarom is het goed in het gebed met en voor de stervende hen ook de Heere voor te leggen. De ernstige vraag is ook voor hen of zij kunnen sterven en God ontmoeten. Sober en eenvoudig kan daar een enkel woord aan worden gewijd. De rechte en grondige kennis van schuld moet worden benoemd, naar de stervende toe, en naar degenen die eromheen staan en zitten. De Naam van Christus mag echter nimmer achterwege worden gelaten, noch bij degene die onbekeerd zijn, noch bij de- genen waarvan gehoopt mag worden dat hij of zij een goede ruil mag gaan doen.
Het onderwijs van Christus in het volmaakte gebed loopt uit op: ‘Uw is de heer- lijkheid’. De Heere Zelf zorgt altijd voor Zijn eigen eer. Het gebed dat zich daarop mag richten, wordt verhoord om Christus’ wil, Die altijd de eer van Zijn Vader zocht. Zo hoeven wij de stervende niet ‘bekeerd te bidden’. Ernstig mag gesmeekt worden om de verheerlijking van Zijn Naam door het wederbarende werk van Gods Geest in het hart van hem of haar die God moet gaan ontmoeten.
Het rouwhuis
Na het sterven moet er vaak al snel veel geregeld worden. Daar zijn degenen die achterbleven vaak nog lang niet aan toe, en toch moet het gebeuren. Gepaste afstand is nodig. Tegelijk mogen tussen sterven en begrafenis de achtergeble- venen worden bezocht. Het gebed richt zich op de droefheid die gekomen is en de begrafenis die aanstaande is. Vaak is er amper besef van dag en tijd. Juist dan mag de ernst van de eeuwigheid wegen en benoemd worden. De nood van de ziel, ‘hoe zal ik rechtvaardig verschijnen voor God’, kan in het gebed een plaats krijgen in het benoemen van de diepe nood van het grote verdriet dat kwam.
De begrafenis
In de rouwdienst, die zo sober mogelijk moet zijn, heeft het gebed en een meditatie over een Schriftgedeelte de belangrijkste plaats. Het gebed mag dan in het ver- lengde liggen van wat aan het sterfbed en in de dagen na het sterven aan de Heere is voorgelegd. In het bijzonder mag worden gevraagd om een zegen over het Woord dat overdacht wordt.
Na de begrafenis wordt doorgaans door een ouderling nog een gebed ter afsluiting gedaan. Ook dan is het wijs om het gebed kort te houden. Eenvoudig mag worden ge- vraagd om Gods ondersteuning voor het toekomende, maar ook dan in het bijzon- der mag het smeekgebed zijn of de Heere in de genadetijd wil opzoeken in Zijn gunst, opdat Hij verheerlijkt worde in het zaligen van zondaren uit vrije gunst om niet.
ds. D. de Wit, Borssele
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 2020
De Saambinder | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 november 2020
De Saambinder | 20 Pagina's