Daniël, de zeer gewenste man
6. In de vurige oven
’Sadrach, Mesach en Abed-nego, hebben jullie expres mijn beeld niet willen aanbidden of hebben jullie het per ongeluk nagelaten?’ vroeg de koning en hij herhaalde het voor alle duidelijkheid nogeens hoe zij op het geluid van de muziekinstrumenten het gouden beeld moesten aanbidden. Dreigend voegde hij eraan toe: Indien gijlieden het niet aanbidt, te zelver ure zult gijlieden geworpen worden in het midden van den oven des brandenden vuurs; en wie is de God Die ulieden uit mijn handen verlossen zou? (Dan. 3:15). Vooral de laatste goddeloze woorden sneden de godvrezende vrienden door het hart en ronduit antwoordden zij: ’Koning, het is zinloos om hierover met u te redetwisten.
Wij denken er niet over om uw beeld te aanbidden en onze God Die wij dienen is machtig om ons in het vuur te bewaren. Maar al zou Hij dat niet doen, zo kunnen en willen we niet voor een afgod buigen.’ O, wat werd de koning kwaad. Daar durfden die Joodse bannelingen zomaar tegen zijn wil ingaan. Was hij niet de Babylonische monarch? Was zijn rijk niet het schitterendste van de grote rijken? Was hij niet de grote koning van dat wereldrijk en moest niet iedereen voor hem buigen? O, hij voelde zich als een god en mogelijk heeft hij vooral zichzelf willen eren toen hij het gouden beeld in het dal van Dura had opgericht. Toen hij in zijn droom het gouden, zilveren, koperen en ijzeren beeld had gezien, had toen Daniël niet tot hem gezegd: ’Koning, gij zijt dat gouden beeld ? (Dan. 2:38). En nu waagden het de drie Joodse ballingen hem niet te gehoorzamen? Rood van kwaadheid en ergernis om hun tegenstand, barstte hij woedend uit: ’Werp die halsstarrige mensen meteen in de oven en stook de oven zo heet mogelijk!’ Sterke mannen porden het vuur op en de oven werd zó heet gestookt, dat de mannen die de drie vrienden in de oven wierpen, door de hitte ervan meteen verteerd werden.
Op een afstand volgde de koning de gebeurtenissen. Maar ineens zag hij iets heel vreemds en hij vroeg aan zijn dienaren: ’Ik heb toch drie mannen in de oven laten werpen, maar ik zie vier mannen in de brandende oven wandelen en die vierde Man lijkt wel een Zoon van de goden te zijn!’ De koning begreep er niets van, maar hij had goed gezien. De Heere Jezus in de gedaante van een engel was neergekomen uit de hemel en wandelde met de drie jongelingen in de vurige oven rustig heen en weer. Hij was afgedaald van de hoge hemel om Zijn kinderen op een buitengewone manier te beschermen. Iets vergelijkbaars lezen we in Ps. 91: 11,14 en 15: Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Dewijl hij (Gods kind) Mij zeer bemint, spreekt God, zo zal Ik hem uithelpen (...). Hij zal Mij aanroepen, en Ik zal hem verhoren; in de benauwdheid zal ik bij hem zijn; Ik zal er hem uittrekken en zal hem verheerlijken. In Hebreeën 11, het bekende hoofdstuk van de geloofshelden, lezen we: Welke door het geloof (…) de kracht des vuurs hebben uitgeblust (Hebr. 11:33 en 34), wat ongetwijfeld wijst op ’de metgezellen van Daniël’ (kanttek. 83).
Verslagen kwam de koning dichterbij en riep: Gij Sadrach, Mesach en Abed-nego, gij knechten des allerhoogsten Gods, gaat uit en komt hier (vers 26). Alsof er helemaal niets gebeurd was, stapten de drie mannen uit de oven, gekleed in hun mantels, broeken en hoeden of mutsen. Ze zagen er precies eender uit zoals ze in de oven gegaan waren. Zelfs hun haar was niet verbrand en geen schroeilucht werd vernomen. Hoe was zoiets toch mogelijk! Ongedeerd stonden ze voor de koning. Verslagen en vol bewondering riep hij uit: ’Geloofd zij de God van deze mannen Die Zijn knechten zo wonderlijk verlost heeft. Vanaf nu mag er geen kwaad woord meer gesproken worden over de God van deze jongelingen, want er is geen andere god die alzo verlossen kan (vers 29). Meteen werden de drie jongelingen in hun hoge ambten hersteld, want we lezen in het laatste vers van Daniël 3: Toen maakte de koning Sadrach, Mesach en Abed-nego voorspoedig in het landschap van Babel (vers 30).
Wat zal er veel gesproken zijn over de wonderlijke bewaring van de drie jongelingen. Ook de koning was verslagen over het grote wonder dat plaats had gevonden. Maar het bleef bij de koning bij verwondering en verslagenheid. Hij was en bleef een afgodendienaar, zoals we uit het vervolg van de geschiedenis zullen vernemen. Wat was het een buitengewone bewaring van de Heere om Zijn kinderen in zo’n groot gevaar te bewaren. Hoe bleek Hij de Almachtige te zijn. We lezen in Jes. 43:2: Wanneer gij zult gaan door het water, Ik zal bij u zijn, en door de rivieren, zij zullen u niet overstromen; wanneer gij door het vuur zult gaan, zult gij niet verbranden, en de vlam zal u niet aansteken. Hoewel deze bekende tekst vooral ziet op ’het vuur der tegenheden en der plagen’ (kanttek. 7), zo wil de Heere Zijn kinderen soms letterlijk voor het vuur en het water bewaren. Wat hebben Gods kinderen in allerlei omstandigheden het mogen ondervinden: Want een ogenblik is er in Zijn toorn, maar een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich (Ps. 30:6).
Hij, Die in tegenspoed
Zijn gunstgenoten hoedt,
Verleent hun onderstand,
En redt z’ uit ’s bozen hand,
Die op hun onschuld woedt (Ps. 97:6).
(Volgende keer D.V. 7. De tweede droom van Nebukadnezar)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 december 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's