Gods weg met Jozef
7. Jozefs verhoging
Er gingen dagen, weken en maanden voorbij zonder dat de schenker iets van zich liet horen. Toen ging Jozef meer en meer beseffen dat de voorname man hem weleens helemaal vergeten kon zijn. En dat was ook zo. Geen ogenblik dacht de overste der schenkers meer terug aan zijn eertijds treurig verblijf in de nare gevangenis waar des konings gevangenen gevangen waren (Gen. 39:21). Zo gingen er twee volle jaren voorbij (Gen. 41:1) dat Jozef niets meer van de schenker vernam. Maar al vergat de schenker Jozef, de Heere vergat Zijn kind niet.
Na twee jaar gaf de Heere twee dromen aan Farao. In de eerste droom stond hij aan de rivier de Nijl en zag hij zeven vette koeien uit de rivier opkomen. Daarna zag hij zeven magere koeien uit de rivier opkomen die de vette koeien opaten. Het wonderlijke was dat de magere koeien even mager en lelijk bleven als voorheen. Het was een vreemde droom en de koning werd er wakker van, maar sliep daarna weer in. Toen kreeg hij zijn tweede droom. Hij zag zeven aren in een dikke korenhalm. Kort daarna merkte hij zeven door de oostenwind verdroogde aren en die dunne aren vernietigden de dikke korenhalm waarin de zeven sappige aren zaten. Toen werd Farao voor de tweede keer wakker en dacht ‘een tijdlang’ (kanttek. 10) over beide dromen na. In de Bijbel staat dat zijn geest verslagen was (vers 8). Dat betekent dat de dromen hem ontstelden en met vrees vervulden. Zulke aparte dromen moesten volgens hem iets bijzonders te betekenen hebben en daarom ging hij vroeg in de morgen zijn bed uit en riep de tovenaars en wijzen tot zich. Als hij in moeilijkheden verkeerde, hadden zulke mensen hem al vaker met raad en daad bijgestaan.
Toen de koning hen zijn beide dromen verteld had, konden zij er geen verklaring voor vinden. Vanzelfsprekend werd er over de dromen in het paleis gesproken en ook de overste van de schenkers hoorde op een keer wat er aan de hand was. Ineens dacht hij aan zijn eigen droom en aan droomuitlegger Jozef terug. Tot zijn schrik ontdekte hij dat hij zijn belofte om aan Jozef te denken helemaal vergeten was! Meteen ging hij naar de koning en vertelde hem wat er ruim twee jaar geleden gebeurd was. Hoe de bakker en hij in de gevangenis zaten en dat zij elk een droom droomden en dat er een Hebreeuwse jongeling was geweest die de dromen verklaard had en dat het daarna allemaal gelopen was zoals die jongeling voorspeld had. ‘Ik werd weer als schenker aangenomen, maar de bakker werd opgehangen,’ eindigde hij zijn verhaal. Toen Farao dat verslag had gehoord, zond hij onmiddellijk een bode naar de gevangenis om Jozef te laten halen. Maar vóór hij bij de koning mocht komen, moest hij behoorlijk worden opgeknapt. Zijn vuile kleren werden verwisseld met schone kleren, zijn lange haren werden afgeknipt en als een verzorgde jongeman, die inmiddels 30 jaar was geworden, werd hij voor de koning gesteld. De koning vroeg hem of het waar was dat hij dromen kon uitleggen. Eerlijk antwoordde Jozef: ‘Niet ik kan dromen uitleggen, maar de Heere kan het en Hij zal u de betekenis van de dromen verklaren. Vertel ze mij maar.’
Hierna nam Farao het woord en vertelde heel uitvoerig zijn beide dromen en besloot met de woorden: En ik heb het de tovenaars gezegd, maar er was niemand die het mij verklaarde (Gen. 41:24). Meteen gaf de Heere de verklaring van de beide dromen aan Jozef te kennen. Na het luisteren naar Farao’s verslag, antwoordde Jozef: ‘Uw beide dromen betekenen hetzelfde. De zeven vette koeien en zeven volle aren betekenen dat er zeven jaren van overvloed voor de deur staan. Maar na die voorspoedige jaren zullen er zeven jaren van grote hongersnood aanbreken, een hongersnood die heel zwaar zal zijn. Daarop wezen de zeven magere koeien en de zeven verdroogde korenaren. Dat Farao tweemaal dezelfde droom ontving, betekent dat de Heere uw dromen ongetwijfeld ten uitvoer zal brengen. Daarom doet de koning er goed aan een wijze man aan te trekken die opzieners over het land aanstelt om een grote voorraad aan voedsel te verzamelen, zodat er voldoende voedsel zal zijn als de zeven jaren van de hongersnood aanbreken.’
Dat voorstel vond de koning heel goed en hij sprak tot Jozef: Naardien God u dit alles heeft bekendgemaakt, zo is er niemand zo verstandig en wijs als gij. Gij zult over mijn huis zijn en op uw bevel zal al mijn volk de hand kussen (naar u luisteren en u onderdanig zijn); alleen deze troon zal ik groter zijn dan gij. Zie, ik heb u over gans Egypteland gesteld (de verzen 39-41). Na die woorden gaf de koning hem zijn ring, kreeg hij witte, linnen klederen van hem, ontving een gouden halsketting en mocht hij op de tweede wagen rijden. Een heraut zou de koninklijke wagen vooruitgaan, al roepend: Knielt! Alzo stelde hij (Farao) hem (Jozef) over gans Egypteland (vers 43). Wat een enorme overgang! Van een gevangene werd hij bevorderd tot onderkoning van Egypte. Letterlijk ging in vervulling wat we lezen in Ps. 113: 7 en 8: Die den geringe uit het stof opricht, en den nooddruftige uit den drek (uit een geringe staat) verhoogt, om te doen zitten bij de prinsen.
Hij kreeg van Farao in handen
’t Bestier van huis en goed en landen;
Dies bond hij vorsten naar zijn lust,
Van zijn verstand en deugd bewust
Deed gans Egyptes opperheer
Al d’ oudsten luist’ren naar zijn leer (Ps. 105:12).
(Volgende keer D.V. 8 Gaat naar Jozef)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2022
De Wachter Sions | 12 Pagina's