Op weg naar Kanaän
12. Een vreselijke gebeurtenis
In de laatste hoofdstukken van Éxodus en in het boek Leviticus kunnen we lezen hoe de HEERE allerlei wetten aan Zijn volk Israël gaf. Van groot belang was de oprichting en inrichting van de tabernakel met de gereedschappen en de dienst van de Levieten die in het heiligdom hun werk verrichtten. Wat een wonder dat de heilige HEERE door middel van de tabernakel bij een zondig volk wilde wonen. We lezen in het laatste vers van het laatste hoofdstuk van Exodus: Want de wolk des HEEREN was op de tabernakel bij dag en het vuur was er bij nacht op, voor de ogen van het ganse huis Israëls in al hun reizen (Ex. 40:38).
We gaan verder op de dienst van de tabernakel niet in, want er zijn verschillende boekjes over de tabernakeldienst te koop. Wel willen we in verband met de tabernakeldienst een aangrijpende gebeurtenis vertellen.
Toen de HEERE priesters in Zijn dienst aangesteld had (de Levieten) en zij gezalfd waren tot het heilige ambt, gingen ook Aärons zonen Nadab en Abíhu, die zojuist aangesteld waren, hun werkzaamheden verrichten. Maar zij deden hun werk niet zoals de HEERE had voorgeschreven.
Terwijl zij het reukaltaar bedienden, gebeurde er iets ergs. Het reukwerk wees op de gebeden van Gods kinderen. We zingen in Psalm 141:2: ‘Mijn beê, met opgeheven handen, Klimm’ voor Uw heilig aangezicht, Als reukwerk voor U toegericht; Als offers, die des avonds branden’. Zoals de rook van het reukaltaar naar de hemel steeg, zo stijgen de gebeden van Gods kinderen op naar de hemel. Dat reukwerk (de wierook: rook om te wijden d.i. rook om de Heere te verheerlijken) moest worden aangestoken met vuur van het koperen brandofferaltaar. Het vuur van dat altaar was aangestoken door de HEERE (Lev. 9:24) en moest vervolgens blijven branden. In de Bijbel staat heel nadrukkelijk: Het vuur nu op het (brandoffer)altaar zal daarop brandende gehouden worden, het zal niet uitgeblust worden (…). Het vuur zal geduriglijk op het altaar brandende gehouden worden; het zal niet uitgeblust worden (Lev. 6: 12 en 13). Dat brandende vuur zag op Gods brandende toorn tegen de zonden. Het uit de hemel afkomstige vuur was vereist om de wierook op het reukaltaar te laten ontbranden. Daarom moest het nodige vuur voor het reukaltaar gehaald worden bij het altijd brandende vuur van het koperen brandofferaltaar in het voorhof. Dat brandofferaltaar wees heen naar het lijden en sterven van de Heere Jezus; dat het vuur van dat altaar genomen moest worden voor het reukwerk, betekende dat het bidden van Gods kinderen altijd in Jezus’ Naam moet worden gedaan. Vandaar dat we lezen in de berijming van ‘het gebed des Heeren’: ‘Wij roepen U, in Uwen Zoon, Die voor ons heeft genoeggedaan, Als onze Vader need’rig aan’ (Gebed des HEEREN: 1). Zonder en buiten de Heere Jezus is de Heere een verterend Vuur. Vandaar dat de Heere Jezus de Middelaar is, de Tussenpersoon tussen een heilig God en een onheilige zondaar.
Toen de beide zonen van Aäron nog maar net waren aangesteld en voor het eerst het reukwerk moesten bedienen, namen ze geen vuur van het brandofferaltaar, maar zorgden zelf op de een of andere manier voor vuur. De Bijbel noemt dat ‘vreemd vuur’ omdat het niet afkomstig was van het koperen brand offeraltaar. Toen ze met ‘vreemd vuur’ het reukwerk wilden bedienen, gebeurde er iets verschrikkelijks. We lezen in Leviticus 10:2: Toen ging een vuur uit van het aangezicht des HEEREN en verteerde hen, en zij stierven voor het aangezicht des HEEREN. Zij naderden de heiligheid des HEEREN buiten het werk van de Heere Jezus om. Zonder vuur van het brandofferaltaar (dat op de Heere Jezus zag) offerden zij reukwerk en kwamen daarom direct in aanraking met de heiligheid van God. Het gevolg was dat beide personen onmiddellijk gedood werden. Er staat in Hebr. 9:22 dat er zonder bloedstorting geen vergeving geschiedt. Zo verloor Aäron zijn beide jongens die net in de bediening gesteld waren. Wat moet dat voor hem geweest zijn! Gelukkig mocht hij Gods slaande en straffende hand goedkeuren, want we lezen: Doch Aäron zweeg stil (vers 3), ‘niet murmererende tegen de oordelen van God,’ zegt kanttekening 11. Mozes heeft zijn broer getroost door hem te wijzen op Gods heiligheid in het straffen van de zonden.
Wat is het een grote genade van Aäron geweest dat hij mocht bukken onder Gods slaande hand en het mocht goedkeuren dat de HEERE zijn beide jongens door de dood wegnam. Vervolgens moesten de twee zonen buiten het leger begraven worden en mochten Aäron en zijn twee zonen Eleázar en Ithamar, die de plaats van hun overleden broers innamen, geen rouw bedrijven over de overledenen. Als zij dat toch deden, zouden ook zij door de dood worden weggenomen. Wel mochten de andere Israëlieten over het plotselinge sterven van de beide zonen rouw bedrijven en deze brand, dien de HEERE aangestoken heeft, bewenen (Lev. 10:6).
Uit alles blijkt hoe de veronachtzaming en ontheiliging van de dienst des Heeren een grote zonde is. Wat is het ook geweest voor de beide zonen van Aäron. Eens hadden ze de tegenwoordigheid van de HEERE ervaren en de glans van Zijn heerlijkheid en majesteit onder Zijn voeten als een werk van saffierstenen (Ex. 24:10) gezien. Zij behoorden tot de 74 mensen die Mozes meenam op de berg Sinaï en zij aten en dronken nadat zij God gezien hadden (vers 11). Hoe dicht waren de twee zonen in Gods nabijheid geweest, maar hoe indroevig werd hun levenseinde.
Zo Gij in ’t recht wilt treden,
O HEER’, en gadeslaan
Onz’ ongerechtigheden;
Ach, wie zal dan bestaan.
Maar neen, daar is vergeving
Altijd bij U geweest;
Dies wordt Gij, HEER’, met beving,
Recht kinderlijk gevreesd (Ps. 130:2).
(Volgende keer. D.V. 13. Vlees gekregen in Gods ongunst)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 september 2023
De Wachter Sions | 12 Pagina's