De heilige oorlog (135)
De strijd om de ziel los te maken van Christus’ hulp
Omdat stad Mensziel bijna helemaal weer in handen is van de helse reus Diábolus heeft men Prins Immanuël voortdurend om hulp gesmeekt. Lange tijd heeft Hij niets van Zich laten horen. Maar er gloort hoop. Er is uiteindelijk door de Prins een pakket met vijf brieven meegegeven aan Godsvreze, die een verzoekschrift heeft gebracht dat ondertekend is door de Secretaris.
In dit artikel wordt een begin gemaakt met hoofdstuk 15: ‘De belofte van Zijn komst’.
Krijgsraad
Diábolus merkt dat niet alleen de burgemeester, maar ook Godsvreze zich moedig tegen hem verzet. Daarom wordt hij woedend. Hij roept onmiddellijk de krijgsraad bijeen om zich te wreken op Mensziel. Alle helse oversten komen samen met de aanvoerders van het leger en hun leider, de oude Ongeloof. Ze overleggen wat ze moeten doen. De krijgsraad besluit eerst te bespreken hoe het kasteel ingenomen moet worden. Zolang dat in handen van hun vijanden is, zullen ze zelf nooit heer en meester van de stad zijn.
De raad van Apollyon
De ene overste adviseert dit te doen, de andere weer wat anders. Maar als ze het niet met elkaar eens kunnen worden over wat ze moeten doen, staat Apollyon, de voorzitter van de krijgsraad, op en begint te spreken. ‘Mijn broeders’, zegt hij, ‘ik stel het volgende voor. We verlaten de stad en trekken ons terug in het veld buiten de stad omdat we het kasteel niet in ons bezit hebben en daardoor in gevaar zijn als we hier blijven. Het is ook niet geloofwaardig dat we het kasteel kunnen innemen zolang er zoveel dappere kapiteins verblijven en omdat de onverschrokken Godsvreze tot bewaker van de poorten van het kasteel is aangesteld. Nu, als wij ons hebben teruggetrokken buiten de stad zullen zij uit blijdschap vanzelf een beetje tot hun gemak komen. Dan kan het gebeuren dat ze ook vanzelf weer nalatig worden, waarmee zij zichzelf een grotere klap toebrengen dan dat wij misschien kunnen doen. Maar als dat niet gebeurt, komen hun kapiteins ons misschien achterna als wij de stad uitgegaan zijn. En u weet dat ze grote verliezen hebben geleden toen we eerder in het veld hebben gevochten. Als het ons lukt hen uit de stad te lokken, kunnen we ook een hinderlaag achter de stad leggen. Die kan, als de vijanden de stad verlaten, de stad van achteren binnenstormen en het kasteel in bezit nemen.’
De mening van Beëlzebul
Maar dan staat Beëlzebul op. Hij reageert: ‘Het is onmogelijk om ze allemaal uit het kasteel te krijgen. Je kunt er zeker van zijn dat een aantal van hen achterblijft om het kasteel te bewaken. Tenzij we er zeker van zijn dat ze allemaal het kasteel verlaten is het vergeefse moeite om te proberen het kasteel te veroveren.’ Hij concludeert daarom dat het op een andere manier aangepakt moet worden.
De belangrijkste oversten vinden dat het de grootste kans van slagen heeft om te doen wat Apollyon al eens eerder heeft voorgesteld, namelijk om de inwoners van Mensziel zover te krijgen dat ze weer gaan zondigen. Dan zegt Beëlzebul: ‘Het is niet onze aanwezigheid in de stad of in het veld, niet ons vechten of het doden van hun mannen die ons tot heersers van Mensziel kunnen maken. Zolang iemand in de stad zijn vinger naar ons kan uitsteken zal Immanuël hen bijstaan. En zolang Hij hen bij zal staan, weten we hoe laat het is. Daarom, wat mij betreft’, zegt hij, ‘is er naar mijn mening geen andere manier om ze weer tot onze slaven te maken dan door een plan te bedenken waardoor ze gaan zondigen. Als we’, vervolgt hij, ‘de Twijfelaars thuis hadden gelaten, dan zouden we net zo ver geweest zijn als nu. Want Twijfelaars die op afstand staan zijn gemakkelijk met argumenten te weerleggen. Het zal een goede dag zijn als we hen in het kasteel kunnen krijgen en ze dat in hun bezit kunnen nemen. Laten we ons daarom terugtrekken in het veld. We moeten dit niet doen met de verwachting dat de kapiteins van Mensziel ons zullen volgen, maar laten we dit toch doen. Voordat we dit doen, moeten we wel onze trouwe Diábolonisten die nog in de stad zijn opdracht geven om de stad te verleiden tot voordeel van ons. Als ze dat niet doen, zal het nooit meer mogelijk zijn om de stad in handen te krijgen.’
De krijgsraad kan niet anders dan instemmen met het voorstel van Beëlzebul om het kasteel in handen te krijgen door Mensziel tot zondigen te brengen.
Christus in het hart en Zijn hulp is onmisbaar
Weer toont Bunyan zich een meester in het uitbeelden van satans listen. Hij beschrijft nu het plan van satan om de ziel voor een tijd met rust te laten, in de hoop dat de rust zal leiden tot nalatigheid in de strijd tegen de zonde. Het gaat satan om het hart van de zondaar. Zolang hij daar geen intrek in kan nemen, is hij niet tevreden. Satan beseft ook dat hij de strijd niet zal winnen zolang de ziel de bescherming van Christus geniet.
Krijgsraad
Het is een wonder van soevereine genade dat de Drie-enige God van eeuwigheid raad heeft gehouden, de Raad des Vredes. Daar is besloten tot een weg der verlossing voor verloren maar verkoren zondaren en heeft Christus Zich bereid verklaard om in een weg van lijden, sterven en opstanding de Weg, de Waarheid en het Leven te zijn. Hoe tegengesteld is satans werk. Ook hij houdt raad, maar dat is met de bedoeling om de mens de weg tot het verderf te laten bewandelen, de waarheid te laten verachten en de eeuwige dood te laten ondergaan. De strijd gaat om het hart, de ziel van de mens. Christus zegt: ‘Mijn zoon, geef Mij uw hart’ (naar Spr. 23:26), maar satan wil ook het hart vervullen, zoals Petrus van Ananias moest zeggen: Ananías, waarom heeft de satan uw hart vervuld? (Hand. 5:3).
Satans tactieken
De ene tactiek die Bunyan noemt is de tactiek die Jozua bij Ai gebruikte (Joz. 8). Jozua lokte de mannen van Ai de stad uit, waarna een ‘achterlage’ de stad van achteren binnenviel en in brand stak.
De andere tactiek is de tactiek van Bíleam 1 . Niet het zwaard, maar de zonde is dan het dodelijke wapen. Doordat er geen strijd maar rust wordt ervaren, bestaat het gevaar dat de strijder zijn waakzaamheid verliest. Ook dit is een tactiek die de duivel heel goed beheerst. De Heere Jezus heeft er ernstig voor gewaarschuwd: En wanneer de onreine geest van den mens uitgegaan is, zo gaat hij door dorre plaatsen, zoekende rust, en vindt ze niet. Dan zegt hij: Ik zal wederkeren in mijn huis, vanwaar ik uitgegaan ben; en komende vindt hij het ledig, met bezemen gekeerd, en versierd. Dan gaat hij heen en neemt met zich zeven andere geesten, bozer dan hij zelf, en ingegaan zijnde wonen zij aldaar; en het laatste van denzelven mens wordt erger dan het eerste. Alzo zal het ook met dit boos geslacht zijn (Matth. 12:43-45).
Ook wat de apostel Petrus hierover schrijft in 2 Petr. 2:20-22, is aangrijpend.
Bunyan verwijst daar ook zelf naar. Petrus schrijft van degenen die door de kennis van Jezus Christus weggevlucht zijn van de besmettingen van de wereld, maar daar toch weer naar terugkeren, dat hun laatste erger geworden is dan het eerste. Het zou beter geweest zijn dat ze de weg der gerechtigheid niet gekend hadden. Hij gebruikt daarvoor het volgende spreekwoord: De hond is wedergekeerd tot zijn eigen uitbraaksel, en de gewassen zeug tot de wenteling in het slijk (vs. 22).
Christus laat Zijn volk niet in de steek
Satan weet wel uit Gods Woord dat de ware rust alleen in Christus is te vinden, en zolang Hij regeert krijgt satan geen voet aan de grond. Het is dan ook een uitspraak van bijzondere inhoud die Bunyan laat doen door Beëlzebul: ‘Zolang iemand in de stad zijn vinger naar ons kan uitsteken zal Immanuël hen bijstaan. En zolang Hij hen bij zal staan, weten we hoe laat het is.’ De duivel weet dat er veel beloften zijn voor degenen die in Christus zijn. Die zijn voor de satan een verschrikking, maar voor een strijdend volk tot vertroosting: En zij zullen tegen u strijden, maar tegen u niet vermogen; want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u uit te helpen (Jer. 1:19).
Noot
1. Het principe van Bíleam is in artikel 106 ook al aan de orde geweest.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's