Synode 2024 (1)
Opening
Namens de roepende kerk van Elspeet opent ds. A. Geuze de vergadering door te laten zingen Ps. 84: 3 en 4. Hierna leest hij uit Gods Woord Zacharía 4 en gaat voor in gebed.
Ds. Geuze acht het een wonder dat te midden van alle bedreigingen en beroeringen er nog een bidstond mocht worden gehouden. En vandaag is de synode bijeen om besluiten te nemen tot opbouw van de kerk des Heeren. Het is zijn wens dat het mag zijn onder biddend opzien tot de overste Leidsman, Die de Getrouwe is.
Hierna spreekt ds. Geuze een openingswoord naar aanleiding van het voorgelezen Schriftgedeelte. De profeet Zacharía was een kind en knecht Gods, gesteld in de dienst des Heeren en afkomstig uit een priestergeslacht. Wat moet het voor hem geweest zijn dat ook hij behoorde tot de weggevoerden naar Babel, evenals onder anderen ook Daniël en Haggaï. Zacharía is niet als priester maar als profeet geroepen. We zien hierin dat de Heere ook in de zwartste en donkerste tijden, als alles verwoest lijkt, nog knechten afzondert tot de dienst des Heeren. Zacharía krijgt de opdracht om niet alleen de moedeloze Kerk des Heeren te bemoedigen, maar hij wordt ook gezonden om het volk op te roepen tot de wederopbouw van de stad Jeruzalem en van het heiligdom des Heeren. Er was niets meer te zien van de glans van weleer, waar de Heere woonde tussen de cherubim. Alles lag verwoest door de geweldenaren. Maar bovenal ook door de zonden en gruwelijke ongerechtigheden die door het volk bedreven waren.
Zerubbábel is een van degenen die belast is om leiding te geven aan de wederopbouw van stad en tempel, samen met Jozua de hogepriester. Het werk lag namelijk al vijftien jaar stil. De vijanden des Heeren, met name de valse Samaritanen, waaronder Tobia en Sanballat, hadden alles gedaan om het werk van de wederopbouw tegen te houden en te verwoesten. Tot hiertoe was hun dat gelukt. Wat was opgebouwd, lag weer in puin. Daar kwam bij dat de 50.000 teruggekeerden uit Babel meer op hadden met de opbouw van hun eigen huizen dan met de herbouw van de tempel des Heeren. In die tijd zendt de Heere Zacharía en Haggaï om de Kerk des Heeren te bemoedigen en een hart onder de riem te steken. Het volk werd opgeroepen van zichzelf af te zien en het oog omhoog te heffen tot de Koning der koningen, Die alle macht heeft in de hemel en op de aarde.
In het eerste hoofdstuk zag de profeet Zacharía in zijn nachtgezichten een Man rijdende op een rood paard, Die stond tussen de mirten in de diepte. In het tweede hoofdstuk lezen we van een Man met een meetsnoer in Zijn hand. Keer op keer gaf de Heere een bemoediging door middel van de nachtgezichten. Het Woord des Heeren kwam in die visioenen tot hem. Dit was aan de ene kant voor Zacharía een bemoediging, maar het zal hem ook weemoed gegeven hebben.
In het hoofdstuk dat we nu overdenken lezen we in het tweede vers over een geheel gouden kandelaar. Deze kandelaar wijst op de dienst des Heeren, op het eeuwige Woord Gods. Het ziet op het Evangelie van vrije genade, geopend uit de wonden van de Middelaar Gods en der mensen. Het ziet ook op de uitzending van Zijn knechten in de dienst des Heeren en de toebrenging van zielen tot de zaligheid.
Zacharía zag niet alleen een geheel gouden kandelaar, maar ook een oliekruikje daarboven en zeven lampen met zeven en zeven pijpen. Verder zag hij twee olijfbomen, een aan de linker- en een aan de rechterzijde. Ook zag hij die twee olijftakjes die goud van zich drupten. Zacharía begreep de betekenis ervan niet. Want al was hij een geroepen knecht des Heeren, toch moest hij voor Gods aangezicht bekennen dat hij niet kon binnendringen in deze verborgenheden. Hij had een uitlegger nodig.
Als we geen Uitlegger hebben, als de Heilige Geest niet afdaalt om in te leiden in de verborgenheden Gods, dan blijft alles zo verborgen. Zo was het ook voor Zacharía een verborgenheid. Vandaar dat hij sprak: Mijn Heere, wat zijn deze dingen? Toen antwoordde de Engel Die met hem sprak: Weet gij niet wat deze dingen zijn? Hierop mocht hij eerlijk zeggen: Neen, mijn Heere. Daarop gaat Christus, de gezonden Engel Gods, Zacharía nader onderwijs geven. Hij wijst hem erop dat deze profetie spoedig vervuld zal worden. Want dit is het woord des HEEREN tot Zerubbábel: Niet door kracht, dat wil zeggen, hoe vaak u ook ligt te worstelen aan de troon der genade, wat u ook doet om instructies te geven, al uw kracht zal niet vermogen om dit werk te volbrengen. Maar ook al de krachten en tegenwerkingen van de Tobia’s en Sanballats om het werk af te breken, zullen niet gelukken. Daarom vervolgt de Engel: noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, zegt de HEERE der heirscharen. Zeg dat maar tegen Zerubbábel. Ik ben de Verbonds-Jehovah. Ik ken de Mijnen en word van de Mijnen gekend. Ik draag zorg dat er niemand van Mijn Kerk verloren gaat. Vandaar dat Christus tot de Vader sprak: Uit degenen die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik niemand verloren. En al ligt er nog zo’n grote berg van puin, van zonde en van ongerechtigheid, voor het aangezicht van Zerubbábel zal deze berg worden tot een vlak veld. Want hij zal de hoofdsteen voortbrengen met toeroepingen: Genade, genade zij denzelven. Christus is het Lam Gods Dat de zonden der wereld wegneemt. Hij heeft die genade verworven voor de allerduurste prijs. Het is alles louter genade. Die bergen van schuld en zonde, die vloeken, zijn veranderd in de zegeningen van de genade des geloofs, in de Heere Jezus Christus.
Zacharía krijgt nog meer te zien en te horen. In vers 9 lezen we: De handen van Zerubbábel hebben dit huis gegrondvest. Onder zijn leiding mocht alles plaatsvinden. De Heere had hun moeite en zuchtingen gezien, hoe ze in de ene hand hun zwaard hadden en in de andere hand hun troffel om te metselen en het werk te voleindigen. Want dan lezen we verder: opdat gij weet dat de HEERE der heirscharen Mij tot ulieden gezonden heeft. Ik ben de Waarachtige, Ik ben de Waarheid en het Leven. De Tobia’s en Sanballats zullen moeten wijken en zij zullen tot in eeuwigheid vernietigd worden. Want wie veracht den dag der kleine dingen? Daar zich toch die zeven verblijden zullen, als zij het tinnen gewicht zullen zien in de hand van Zerubbábel; dat zijn de ogen des HEEREN, die het ganse land doortrekken. Het zijn de ogen des HEEREN die het alles doet.
In het elfde vers vraagt Zacharía naar de betekenis van de twee olijfbomen aan de zijden van de kandelaar. Hij mag de Heere aanbidden in geest en waarheid en opnieuw om onderwijs vragen. Geliefden, wat hebben we dat toch nodig in de bediening van Zijn Woord. Zacharía zag dat die twee takjes der olijfbomen druppelsgewijs olie van zich gaven, waardoor de lampen bleven branden, dag en nacht. Zoals de olie bleef druppen, zo is het ook in de heilige bediening, waardoor de Heere dode zondaren levend maakt door Zijn Heilige Geest. Door die druppingen wordt de ware droefheid naar de levende God in het hart gewerkt, om de Heere te zoeken terwijl Hij te vinden is. De Heere zal doorgaan met Zijn vergaderend werk in onze gemeenten. Het is een verre profetie voor de Kerk van vandaag. Hij blijft Dezelfde, Hij is de Getrouwe, Die nooit laat varen het werk van Zijn handen.
Wat ligt hierin een stille, een zekere vertroosting, maar ook een sterke en liefdevolle vermaning van de Heere Zelf. Dat Hij nu onafhankelijk van alle omstandigheden nog steeds doorgaat met het bekeren van mensenkinderen. Maar ook dat Hij nog steeds mensenkinderen in de volle bediening stelt van Woord en sacramenten opdat Zijn Koninkrijk kome.
Geliefde broeders in de bediening en andere ambtsdragers, soms kunnen de omstandigheden zo moedbenemend zijn, zodat u zich afvraagt: hoe moet het toch? Maar weet dan dat de olie blijft druppen. Hij staat voor Zijn Kerk in. Het werk van een Drie-enig God tot zaligheid van zielen zal doorgaan. ‘Zij komen aan door Godd’lijk licht geleid, Om ’t nakroost, dat den HEER’ wordt toebereid, Te melden ’t heil van Zijn gerechtigheid.’ Ondanks dat er niemand tot de studie aan de Theologische school kon worden toegelaten.
Geve de Heere ons een onvergetelijke dag, om in broederlijke verbondenheid en liefde de besluiten te nemen overeenkomstig Zijn wil. Hij schenke het uit louter genade en geve een ieder wat nodig is, in het bijzonder de voorzitter in het leiden van de vergadering, en het moderamen om hem bij te staan. Ter afsluiting laat ds. Geuze zingen Ps. 84:6:
Want God, de HEER’, zo goed, zo mild,
Is t’ allen tijd een zon en schild;
Hij zal genaad’ en ere geven;
Hij zal hun ’t goede niet in nood
Onthouden, zelfs niet in den dood,
Die in oprechtheid voor Hem leven.
Welzalig, HEER’, die op U bouwt,
En zich geheel aan U vertrouwt.
Hierna geeft ds. Geuze de leiding van de vergadering over aan ds. M. Krijgsman, die bij toerbeurt voorzitter zal zijn.
Ds. Krijgsman zegt ds. Geuze hartelijk dank voor het gesproken openingswoord. Gods Woord houdt stand in eeuwigheid, dwars door alle omstandigheden heen. Dat hebben we gisteravond kunnen beluisteren tijdens de bidstond. De tijd die wij beleven is veel ernstiger dan wij kunnen inschatten. Toch gaat de Heere door met Zijn Kerkvergaderend, Kerkonderhoudend en Kerkbeschermend werk. Dat was ook de bemoediging voor Zacharía nadat hij onderwijs had gekregen in het visioen dat de Heere hem te zien gaf. Daar kwam geen mensenhand aan te pas. De Heere wilde wel instrumenten gebruiken, maar het Goddelijke werk is een eenzijdig werk. Niet door kracht, noch door geweld, maar door Mijn Geest zal het geschieden, naar dat vastgemaakte bestek dat in eeuwigheid zal rijzen.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 juni 2024
De Wachter Sions | 12 Pagina's