Kohlbrugge vertaalde ‘Jehova Zidkenu’ van Friedrich Sander
In 1830 verscheen ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van de Augsburgse Confessie1 een publicatie van de Lutherse predikant Friedrich Sander2 met als titel: Jehova Zidkenu, der Herr, unsre Gerechtigkeit! Das Losungswort der Reformatoren. De titel refereert aan een tekst uit de profeet Jeremia waar de Heere Jezus aangeduid wordt als ‘De Heere onze Gerechtigheid’.3 De schrijver was verbonden aan de gemeente Wichlinghausen, een district van de stad Wuppertal.
Twee jaar later werd dit werkje door Kohlbrugge uit het Duits vertaald onder de titel: Jehova Tsidkenu: De Heere, onze Gerechtigheid! De Geloofs- en Strijdkracht der Kerkhervormers.
Hij voegde er een voorrede aan toe met een aantal verklarende aantekeningen en de Amsterdamse uitgever A.B. Saakes verzorgde de uitgave. In 1858 verscheen bij Wed. M. Melder te Utrecht een tweede druk.
Bij de herdenking van Luthers vierhonderdste geboortedag - in 1883 - werd dit werk door de Amsterdamse predikant H.A.J. Lütge opnieuw uitgegeven. En dat gebeurde honderd jaar later opnieuw, dit keer door twee bekende vrienden uit de Kohlbruggekring: dr. W. Aalders en ds. D. van Heyst.
In 1833 heeft Kohlbrugge deze predikant uit Wichlinghausen bezocht, wat is op te maken uit het dagboek van Willem de Clercq. Begin juli 1833 maakte De Clercq samen met H.J. Koenen een reis naar Wuppertal en zoals gebruikelijk maakte Willem hiervan uitvoerig aantekeningen. Dit tweetal ontmoette Kohlbrugge, die vanaf eind juni van dit jaar in deze stad verbleef. Op 9 juli 1833 noteerde De Clercq dat Kohlbrugge te gast was bij Sander in Wichlinghausen. Hij voegde eraan toe: ‘Sander is een man groot van gestalte met die ernst op het gelaat, die op mij een bijzondere indruk maakte en zoo geheel aan de kracht en ernst van Luther herinnert.’4
Sander was destijds ook in Nederland. In 1826 bracht hij een bezoek aan Amsterdam, waar hij bij de familie Scholte logeerde. Hij schreef hierover het volgende: ‘Onvergetelijk blijft mij mijn verblijf te Amsterdam, waar u en de geachte Da Costa mij zo dierbaar geworden zijn. Een stroom van zegeningen is uit het heiligdom over mij uitgestort, sedert ik door Da Costa de genade zo sterk heb horen loven. Mijn hart is daarvoor sedert die tijd veel verder opengegaan.’5 In 1830 was Sander opnieuw in Amsterdam en woonde op 27 oktober een vergadering bij ten huize van mevrouw Koenen, aldus een schrijven van Da Costa aan H.P. Scholte: ‘(…) heden avond nog al vroeg bij mevr. Koenen vergaderen, al waar Ds. Sander ook komt’.6
Reacties
Toen in 1832 het boekje Jehova Tsidkenu verscheen, was dat een reden voor Kohlbrugge om zijn Delftse vriend Van Heumen hiervan in kennis te stellen. Hij schreef hem op 24 december: Ik heb Jehova Tsidkenu van Sander vertaald, het is reeds lang bij de boekverkoopers, waarom het nog niet geannonceerd is, weet ik niet. Ik heb er eene voorrede en aantekeningen bijgemaakt, waaromtrent men niet stil schijnt te kunnen zijn, althands Professor Heringa heeft er eene correspondentie over met mij aangegaan.7
Verrast reageerde Kohlbrugge toen hij vernam dat een andere bekende uit zijn vriendenkring, de heer Schröter, dit boekje al gelezen had: O hoe heeft het mij verblijdt dat gij zulk een zegen gehad hebt onder het lezen van de Jehova Tsidkenu, dit is het rijkste loon van den Heere voor mijne moeite, help mij er des Heeren zegen verder over afbidden en genade voor mij, de satan raast nooit meer dan wanneer hij zulk eene prediking hoort.8
Er waren er nog meer die content waren met deze uitgave; een van hen was de predikant uit Oude Tonge, ds. J.J. le Roy. Op 24 januari 1833 schreef hij aan Urseline van Verschuer:
Waarde Freule, hooggeschatte vriendin!
(…) Ik ontving verleden week onder kruisband een exemplaar van het door den Heer Kohlbrügge uit het Hoogduitsch vertaalde werkje van Sander Jehova Tsidkenu, de Heer onze Gerechtigheid. Ik had dit uitmuntend werkje eens van U in het Hoogduitsch gelezen, en herlas hetzelve thans in het Nederduitsch met een grootsten bijval. Algemeen werde het verspreid, gelezen en aangeprezen! Van wien het mij is toegezonden weet ik niet. Volgens het postmerk kwam het van Rotterdam; ik kende de hand van het adres niet, het is echter gedrukt te Amsterdam. De Heer Kohlbrugge schijnt te Utrecht te wonen. Doch het was mij regt welkom. 9
Willem de Clercq kwam in 1830 dit boekje in de Duitse versie onder ogen. De inhoud trof hem en dat was een vermelding waard in zijn dagboek: Veel stichting gaf mij de lezing van een stukje van Ds Sander Jehova Zid- kenu der Herr unsere Gerechtigkeit das Losungswort der Ev Kirche. Zeer troffen mij die krachtige woorden van Luther Christus is mijne gerechtigheid en ik ben de zonde van Christus. Ik had weder wat in mij zelve gezocht in de laatste tijd.10
Voorrede
In de ‘Voorrede’ geeft Kohlbrugge aan wat voor hem het motief was om dit boekje te vertalen: ‘Het oogmerk, waarmee ik dit werkje vertaald uitgeef, is, om voor anderen nuttig te zijn.’ Hij beklemtoont om ‘de gerechtigheid van Christus en Zijn sterkte in het geloof aan te grijpen, die alleen kan land en kerk behouden’. De kerkhervormers zagen hiervan de ‘heerlijkste vruchten op de prediking van de gerechtigheid van Christus.’
Kern van de boodschap
De predikant uit Wichlinghausen begint zijn boek met het stellen van een vraag aan zijn lezer: ‘Wat was in het hele werk van de reformatie het eigenlijke middelpunt waarom zich alles bewoog? Wat was bij Luther de ziel en drijfveer van al zijn gedachten en werkzaamheden?’ Sander verwijst in zijn antwoord naar de apostel Paulus en citeert de woorden uit Romeinen 3 ‘dat de mens gerechtvaardigd wordt voor God, niet uit de werken, maar door het geloof alleen.’ Kohlbrugge maakte bij deze tekst even een kleine opmerking in de kantlijn. Hij wees erop dat het woordje ‘alleen’ er letterlijk niet staat, ‘maar Luther hield het er voor, dat Paulus dit bedoeld heeft.’
De auteur geeft eerst een kort overzicht van Luthers ontwikkeling, zoals zijn worsteling met het woord ‘Gods gerechtigheid’ en die bevrijdende ontdekking dat juist Gods gerechtigheid in het Evangelie wordt geopenbaard, ‘als mijn allerliefst en troostrijkst woord, dierbaar en hoog te achten, en was mij die plaats bij de H. Paulus, in waarheid, de rechte poort van het Paradijs.’
Vervolgens citeert Sander uit Luthers werken en brieven verschillende passages om te laten zien dat de leer van de in Christus geschonken gerechtigheid de kern is van de boodschap van de kerkhervormers: ‘Deze leer is de hoofdsom en de hoeksteen; door haar alleen wordt de Kerk geteeld, gevoed, opgebouwd, bewaard, verdedigd, zodat zonder haar de Kerk geen ogenblik kan bestaan. Niemand kan in de Kerk recht leren, noch de tegenpartij met goed gevolg weerstand bieden, die zich aan dit leerstuk, of, zo als Paulus het noemt, aan deze heilzame leer houdt.’
Ook dit pastorale citaat nam Sander op uit een brief van Luther aan Hartmuth von Kronenberg: ‘Wanneer ik gevoel dat de zonde mij in het geweten bijt, dan hef ik mijn ogen op, en zie de koperen slang aan het kruis aan, mijn lieve Heer Christus. Daar vind ik dan een andere zonde tegen mijn zonde, die mij zo hevig aanklagen en verslinden wil. Deze andere zonde nu is Christus, mijn Heer, die voor ons tot zonde gemaakt is, ofschoon Hij van geen zonde wist, opdat wij in Hem zouden zijn gerechtigheid Gods. - Deze zonde is zo machtig, dat zij mijn zonde verdoemt, en de zonde der gehele wereld weg raapt.’
Wanneer de rechtvaardiging ‘recht en rein’ wordt verstaan - aldus Luther - ‘dan zien wij de recht hemelse zon.’ Daartegenover staat, wanneer wij haar verliezen ‘dan hebben wij niets anders dan enkel helse duisternis.’
Kritiek
‘Als de Heere, onze gerechtigheid, de banier van de kerkhervormers is geweest, dan volgt daaruit onbetwistbaar, dat wij ook deze leer als het dierbaarste kleinood moeten aanmerken, en verplicht zijn die als zodanig te bewaren en te verdedigen.’ Zo begint het tweede gedeelte van het boekje, waarbij de schrijver zijn tijd stelt onder kritiek van de historie. In dit onderdeel wordt duidelijk waarom Sander dit boekje geschreven heeft. Hij constateert dat velen vervreemd zijn geraakt van deze prediking. Het doet hem verdriet dat er vele ‘zogenaamde protestanten zijn, die juist het meest protesteren tegen datgene wat de hoofdleer van de eerste stichters van de protestantse kerk was. Zij weten niets van de genade van Christus en van de gerechtigheid, die Hij geeft; alléén hun werken leggen zij in de weeg- of waagschaal.’ De verlichtingspredikers in die dagen hadden als leus: ‘zo Luther in onze dagen geleefd had, en de heerlijke verlichting in onze tijd had gezien, dan zou hij even zo zijn als wij.’ Zelfs zien deze predikers in Luthers leer ‘het embryo van het hedendaags liberalisme.’
Sander neemt afstand van deze verlichte taal en stelt daartegenover het Bijbelse geluid: ‘Velen zullen erkennen, dat in het geheim van Christus - die overgegeven is om onze zonde en opgewekt om onze rechtvaardiging - alle schatten der wijsheid en kennis verborgen zijn, dat wij in Hem volmaakt zijn, en geen volmaaktheid buiten Hem moeten zoeken; en dat wij niet in ons worstelen, strijden, bidden, of in onze boetedoeningen en kastijdingen, de ware kracht zullen vinden om satan, dood en hel te overwinnen, maar alléén in Hem, met wie wij begraven zijn in de Doop, en met wie wij opgewekt zijn door het geloof, hetwelk een gave Gods is.’
Sander sluit zijn werk af met de woorden: ‘Tegen het woord van het kruis, hetwelk een Goddelijke Wijsheid en een Goddelijke Kracht is, kan geen vijand het op den duur uithouden; en zo zal eindelijk alles zich buigen voor die Heere, wiens naam is: JEHOVA TSIDKENU, en alle volkeren op aarde zullen Hem zweren; en men zal van Hem zeggen: Voorzeker in de Heere zijn gerechtigheden en sterkte.’
Actueel
Vijftig jaar geleden schreven W. Aalders en D. van Heyst in hun ‘Naschrift’ dat dit boekje ‘nog niets van zijn betekenis verloren heeft.’ Deze woorden gelden ook voor 2023, de inhoud is voluit actueel. Dat Christus onze gerechtigheid wil zijn, is de bevrijdende boodschap ook voor onze tijd en dient in de prediking centraal te staan.
Mocht het ooit tot een nieuwe uitgave komen, dan is een hertaling wenselijk, omdat het taalgebruik verouderd is, wat ook geldt voor de stijl en vormgeving.
Noten
1 En niet ter gelegenheid van het derde eeuwfeest van de Hervorming in 1817, zoals dr. W. Aalders en ds. D. van Heyst schrijven in hun ‘Naschrift 1983’ van dit boekje. In 1817 was dit boekje nog niet eens verschenen. Het jaartal 1817 op het titelblad is daarom foutief, in de originele Duitse versie staat dit jaartal niet vermeld.
2 Immanuel Friedrich Emil Sander, 1 december 1797 Schafstädt bei Halle – 28 april 1859 Wittemberg. Van 1822 tot 1838 was hij verbonden aan de gemeente Wichlinghausen.
3 Jeremia 23 : 6.
4 Dagboek van Willem de Clercq 1811-1844, DECLERCQ020_UBARAFXX_243.
5 Deze brief is opgenomen in: De Afscheiding van 1834 door dr. C. Smits, zesde deel: Het Réveil en ds. H.P. Scholte. Dordrecht 1984, blz. 298.
6 A.w. blz. 59.
7 Archief Kohlbrugge port. 12.C.6.
8 Archief Kohlbrugge port. 15 brief 122, 20 dec. 1832.
9 Archief Kohlbrugge port. 12.C.10.
10 Dagboek Willem de Clercq 1811-1844, deel XVII pag. 443, 28 november 1830.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 2023
Ecclesia | 8 Pagina's