�Geluk"
Oosting Senior kijkt even de kring rond en vraagt de oude voorzitter of er iets op tegen is, dat hij maar begint. . TJ^^ je dan maar goed eindigt, is
. TJ^^ je dan maar goed eindigt, is net best! De koffie is goed, Truus! «ook jij niet, Rus?
— Ik rook liever een shagje dan die Pracht-sigaren!
— Je hebt anders ook pracht-kerels p de markt rondlopen! zegt Oosting.
I~~ Ja. en lammetjes van kooplui! pept de Rus. Hij zit voorover en draait K strootje. Truus wil opstaan en weg IDe zware hand van Oosting drukt
IDe zware hand van Oosting drukt ^ar op de stoel terug. Zelf gaat hij aan, recht tegenover de Rus. De rebercheur rookt weldadig
|~~ Mijne heren! begint Oosting.
I Maar dat zijn dan ook de enige woorm die hij kalm uitspreekt. De Rus blijft met zijn strootje m de vingers zitten en schuift zijn schipperspet iets achterover. Hij luistert als Oosting het over een „verrajer" heeft, die naar de politie wil lopen om dit meisje — Oosting vergeet altijd, dat Truus getrouwd is — dit meisje van de markt, Truus, die we allen kennen en die ons trouw en eerlijk heeft bediend — die zich om wat voor reden dan ook één keer even vergaloppeerd heeft, in de bajes te helpen — de bajes, waar hij zelf ingesloten moest worden om er nooit meer uit te komen. Maar we zullen hem vóór zijn. Wij, als bestuur van de bond van veehandelaren zullen zelf aan de politie vertellen wat er gebeurd is — daar hebben we geen verrajers voor nodig! De Rus schiet overeind.
De Rus schiet overeind.
— Bedoel je mij soms?
Hij zet z'n vingers op zijn eigen borst
— Wie anders, dacht je!
— Geef me dan 'n beetje vuur voor m'n sigaret, want ik moet lachen — ik heb geen lucifers.
De rechercheur voorziet de Rus van vuur. '
Oosting wacht niet tot de Rus rookt, hij zegt: — Daarvoor zit de rechercheur hier,
— Daarvoor zit de rechercheur hier, die zal even noteren wat wij hem vertellen. Die portefeuille van Bernardus
De Rus valt hem in de rede.
— Denk jij nu, Oosting — zijn jouw koeienhersens zó dom, dat je de mogelijkheid veronderstelt..
— Jij hebt dit meisje gedreigd en je wou naar Bernardus Uitwellingerga niet luisteren!
— Ach, watte — ik heb ze alleen even bang gemaakt — Begrijp jij niet, Oosting, dat — ik — nooit — Truus zou verraje? Snap jij dat niet? Je weet best dat ik liever hang! Dat moest je tenminste weterf. Maar jullie zijn dommer dan jullie koeien. De rechercheur zelf is hier. Laat die getuigen. Zeg nou es meneer de Witt — aclit jij mij in staat om één van ons eigen volk te verraje?
— Nee, dat doe je niet!
— Hoor je 't nou Oosting, jij altijd met je grote bek. Je moest je schamen dit overhoop te halen!
— Wacht even! roept de rechercheur. Hij is niet uitgesproken, 'n Beetje voorover zit hij, net als de Rus. Het wordt stil. De stilte die volgt duurt Oosting te
De stilte die volgt duurt Oosting te lang.
— Komt er no'g wat, anders zal ik hem wel een poeier geven! Hij met z'n koeiehersens, hij komt riet eens aan koeiehersens toe!
Ds Rus lacht — hij heeft schik — Het gezicht van Truus gloeit helemaal. Als ze hier niet gauw vandaan komt, gaat ze nog huilen. Hoe wordt ze gestraft! Was Tammo maar hier. Die zou rustig zijn en haai' helpen. Tammo, het schreeuwt in haar om haar man. Hoe heeft ze hem ooit kunnen minachten, waarom zijn nog vaak haar gedachten bij die andere
Dan is de rechercheur klaar.
— Ik moest even nadenken, voorzitter.
— "Hij is voorzitter — Oosting wijst op de oud-voorzitter.
— Goed, ik heb gezegd, dat ik de Rus niet in staat acht iemand van zijn eigen volkje te verraden. Dat neem ik niet terug. Maar de vraag is hier of de vrouw van Tammo de Vries één van zijn eigen volkje is.
— Juist, daar heb je 't. En dat is ze beslist niet! roept Oosting. En zijn vuist komt er bij op tafel.
Maar dan is het uit met het geduld van de Rus. Hij springt als gestoken overeind. Hij loopt de richting van Oosting en Truus,
Oosting staat ook op en houdt zijn stoel omklemd. Als de vent hem te lijf wil, dan heeft hij tenminste wat in handen. — De vrouw van Tammo, zegt hij —
— De vrouw van Tammo, zegt hij — ja, zij is met Tammo getrouwd op het Stadhuis. Maar weet jij wel, koeiekoopman uit de binnenlanden, dat ze van mij is — dat ze altijd van mij is — dat ik maar toelaat, dat ze bij die ander in huis is — dat ik maar één moord hoef te doen en als Tammo niet zo'n beste vent was, haar al lang in mijn handen had! Zij is niet van ons volk? Zij is van mij — vlees en bloed van mij! En wee over de kerel, die haar met een pink kwaad doet! Begrijp je?! Tegen de stille praat ik niet.. Ik haar verraje! Hengsten zijn jullie, koeieltoppen!
En dan lacht de Rus — hij lacht onbedaarlijk. Hij begrijpt, dat zijn baas dit zaakje op touw gezet heeft en hij vraagt: ^
— Oosting, laat me er uit jo, 'k mot m'n baas nog even dwars zitten!
— Nee, je komt er niet uit — we drinken eerst samen een borrelt je. Truus haal even een, twee, drie.. acht man!
— Negen, Truus, m'n baas moet meedrinken, ik lach me naar. 'k Haal hem wel even op.
Als Truus weg is en de Rus zijn baas ophaalt, vraagt de oud-voorzitter aan Oosting Senior, waar het hier nu eigenlijk over gaat, wat de kwestie is
— Man, wat heb jij daar nu mee te maken!
En dan lachen ze allemaal. Ze zien het vermakelijke van het geval, dat ze vergaderen over een kwestie, waar alleen Oosting van op de hoogte is. Oosting smoest nog even met de rechercheur en daarna de rechercheur met Truus. Je hoeft je nergens ongerust over te maken, juffrouw de Vries. — Je bent een schoft, dat je me niet
— Je bent een schoft, dat je me niet \-ertrouwt, Uitwellingerga! Dat zegt de Rus.
— Je zorgt dus voor een best konijn. Piet mijn vrouw is over een paar dagen jarig.
— Een vet poesje is zeker ook goed?
— Rus, als je toch het hart hebt!
— Man, er zijn wel hogere boomstammen dan jij.. die poesjes voor edel wild hebben geconsumeerd.
— Rus, houd je hand op. Bernardus kletst daarin, of hij hem geluk geeft, en zegt:
— Ik lever mij met huid en haar aan je over — je bent beter dan ik!
— Maar wat heb je 'm gereje!
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK
Ja, dat feest, die jubileumviering Bernardus Uitwellingerga zit 's avonds bij zijn vrouw en schrijft met een potloodje het een en ander op een papier. Hij moet zijn speech uitschrijven.
— Trix, het wordt niks!
— Dat rijmt.
— Spot jij maar met je man! Jij hebt langer school gegaan dan ik — het wil niet. Ik breng er niets van terecht. En dan sta ik daar voor Piet Snot — al die vrouwen lachen me uit..
— Ik lach mee Bernardus verscheurt een papiertje
Bernardus verscheurt een papiertje en begint opnieuw. Hij heeft een slechte week. Een redevoering houden, is dat nu werk voor een veehandelaar?
(Wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 mei 1958
Eilanden-Nieuws | 8 Pagina's