Bezwaren Tegen en Worstelingen met de Koepokvaccinatie
In verleden tijden was de pokziekte bij mensen een zeer gevreesde ziekte. Een pokkenepidemie kon zomaar het sterven van tien procent van de bevolking tot gevolg hebben. In steden zelfs oplopend tot twintig procent. Maar de Engelse arts Edward Jenner (1749-1823) had van boeren vernomen dat zij die eerder besmet waren geweest met pokken van koeien, de gevreesde pokziekte die bij mensen van tijd tot tijd toesloeg, niet meer kregen. Dit bracht hem op een idee.
Zijn idee was om mensen actief met koepokken te besmetten c.q. in te enten. Hij ging dit uitproberen toen hij in contact kwam met een melkmeisje dat koepokken had. Hij infecteerde mensen met stof van haar koepokken. Die mensen werden daarvan in veel gevallen slechts in een lichte mate ziek. Vervolgens besmette hij die mensen met het menselijke pokkenvirus om te testen of ze hiertegen beschermd waren. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Zij werden er over het algemeen nog maar nauwelijks ziek van. De resultaten van dit onderzoek publiceerde hij in 1798, waarvoor hij zeer geprezen werd. Dit vormde feitelijk het begin van de massale koepokvaccinatie die in de negentiende en in de eerste helft van de twintigste eeuw ook in ons land massaal werd toegepast. Ja, zelfs lange tijd (indirect) verplicht is geweest. Zonder bewijs van inenting tegen pokken mochten kinderen niet naar school.
Ds. Hendrik de Cock en de koepokvaccinatie
In het jaar 1820 publiceerde dr. Abraham Capadose (1795-1874) zijn eerste brochure tegen de koepokvaccinatie. Hij voerde onder meer tegen deze kunstbewerking aan dat zij die gezond zijn, de medicijnmeester niet van node hebben (Luk. 5:31). Hij zag de vaccinatie ook als een schild waarmee de schuldige, maar trotse mens zich meende te kunnen beveiligen tegen de slagen van Gods tuchtroede. De mens liep hiermee vooruit op Gods voorzienigheid en wantrouwde Zijn trouwe zorg.
Na kennisgenomen te hebben van Capadoses bezwaren zag ook ds. Hendrik de Cock (1801-1842), de vader van de Afscheiding, het ongeoorloofde van de vaccinatie in. Hij besloot daarom om zijn kinderen voortaan niet meer te laten inenten. Dit besluit werd echter zeer op de proef gesteld. Zijn zoon, ds. Helenius de Cock (1824-1894), vertelde later hierover het volgende:
“Mijn vader, die voor zijn bekering zijn kinderen had laten inenten, werd kort na zijn bekering bekend met de bezwaren van dr. A. Capadose en anderen tegen de vaccinatie. (…) Later, ik was toen ongeveer 17 jaar, was ik in de gelegenheid te zien hoe diep de overtuiging van het ongeoorloofde van de vaccinatie in zijn hart gevestigd was. Het was bij gelegenheid dat ons huisgezin door de pokken werd bezocht en de geneesheer verklaarde dat het jongste kind wel spoedig sterven zou en er bijvoegde dat het zeker behouden zou zijn, indien het was ingeënt geworden. Mijn vader sprak de dokter wel tegen en wees hem op het woord van de Heere dat onze dagen bij God geteld zijn en het getal van onze maanden bij Hem is, maar het was aan hem te zien dat er een hevige strijd in zijn binnenste woedde. Gedurig verwijderde hij zich uit de ziekenkamer en toen het ’s avonds donker was geworden, volgde ik hem zonder dat het door hem werd opgemerkt en ik werd er alzo getuige van hoe hij zijn hart voor zijn God uitstortte. Nog hoor ik als het ware hem getuigen voor de Heere dat hij alleen door de vreze Gods weerhouden was om zijn jongste kinderen te laten inenten en daarom zichzelf en zijn kinderen nu ook vrijmoedig en met vertrouwen in de hand van zijn God, de God des verbonds, overgaf. Ik hoorde hem bidden voor zijn kinderen zoals alleen een gelovige vader bidden kan en ik was getuige van zijn worsteling om het leven van het jongste kind. En nooit heb ik het kunnen vergeten hoe hij er bijvoegde: dat de vijand over hem triomferen zou en de Naam des Heeren zou worden gesmaad, indien dat kind door die ziekte werd weggenomen, ofschoon hij er bijvoegde: Uw wil en niet de mijne geschiede. Toen dat kind de volgende dag bezweek, herinner ik mij niet van hem een enkel woord van beklag of opstand tegen God gehoord te hebben, en ook later bleef hij tegen de vaccinatie”. 1
Evangelist N. Bakker en de koepokvaccinatie
De hervormde predikant N.C. Bakker (1868-1943) was vóór de Tweede Wereldoorlog actief binnen de SGP. Hij heeft bijvoorbeeld regelmatig spreekbeurten vervuld voor SGP-kiesverenigingen. Zijn vader was de hervormde evangelist N. Bakker (1825-1902). Deze had, toen Nederland bezocht werd met een pokkenepidemie, ook concreet voor de keus gestaan: wel of niet vaccineren? Hij besloot het niet te doen. In De Banier van 20 augustus 1929 beschreef ds. N.C. Bakker, toen predikant te Benschop, onder de kop ‘Tegen de vaccinatie’ de overwegingen van zijn vader om zich niet te laten inenten. “Mag ik u een woord van mijn vader mededelen, toen Nederland bezocht werd met de pokkenepidemie”, zo begon hij. Vervolgens gaf hij de overwegingen van zijn vader weer:
“Liever in de handen des Heeren vallen dan in de handen van de mensen. Hij dacht aan het woord van David in 2 Samuël 24 vers 14, toen God Israël sloeg met de schrikkelijke pestilentie, waaraan zeventigduizend mensen stierven. Wetende dat de barmhartigheden des Heeren vele zijn, wilde hij liever zich aan Gods slaande hand onderwerpen dan zich wagen aan de gevaren die de vaccinatie met zich brengt. Het is alom bekend, als ieder gezin slechts de waarheid durft en wil zeggen, dat de vaccinatie ziekten heeft veroorzaakt die de ouders met zorg vervulden en kinderen voor hun leven ongelukkig hebben gemaakt.
Maar dit is niet het hoofdbezwaar dat de Christen tegen de vaccinatie heeft. Dit is het hoofdbezwaar: dat men een middel uitdenkt tegen Gods slaande hand. Gelijk de verzekering de roede wil afwenden die de Heere nodig keurt voor des mensen zaligheid of waardoor de Heere Zich wil verheerlijken tot uitvoering van Zijn straffen en gerichten over de goddelozen, zó denkt de trotse, ongelovige, ongodistische mens een middel uit om te voorkomen wat God nodig keurt tot verootmoediging van Zijn volk en tot verheerlijking van Zijn Naam. Vaccinatie en verzekering liggen op één lijn. Zij zijn uit het kamp van de ongelovigen. En dat tegenwoordig zich wanende Christenen deze uitvindingen zegeningen noemen, tekent de afval van onze tijd. Maar voor een gelovig mens is er geen andere weg dan het met God te wagen. Laten dan de ongelovigen en waangelovigen doen wat zij niet laten kunnen, maar wij zeggen: Tegen de vaccinatie.”
Ten besluite
Het koepokvaccin van destijds had ernstige bijwerkingen, veel meer dan de huidige vaccins. Toch zijn ook nu de vaccins niet geheel zonder bijwerkingen. 3 Maar terecht gaf ds. Bakker aan dat het hoofdbezwaar tegen het vaccineren hierin gelegen is dat het een wantrouwend vooruitlopen op Gods voorzienigheid is. Dit standpunt kan wel zeer op de proef gesteld worden, zoals we bij ds. De Cock hebben gezien. Het moet er maar eens op aan komen! Zo dan, die meent te staan, zie toe dat hij niet valle (1 Kor. 10:12)! Onze bede mocht zeker dan wel gedurig zijn met de dichter van Psalm 119 vers 5:
Laat mij van ’t spoor, in Uw geboôn vervat,
Niet dwalen, Heer’; laat mij niet hulp’loos varen.
Noten:
1) H. de Cock, Waarom heb ik mijne kinderen laten vaccineeren?, Kampen 1871, p. 7-9 (herspeld)
2) N.C. Bakker, ‘Tegen de vaccinatie’, in: De Banier, 20 augustus 1929
3) Zie: P.H. op ’t Hof, ‘Vaccinaties doorgeprikt’, in: In het spoor, dec. nr. 2015, p. 260-269, A. Verwijs, ‘Bijwerkingen van vaccinaties’, in: In het spoor, dec. nr. 2009, p. 197-204, en: ‘GSK hield risico’s vaccin onder de pet’, in: RD, 22-9-2018
Fotoverantwoording:
a) Wellcome collection
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2018
In het spoor | 64 Pagina's