Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Om een levende en mondige Gemeent

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Om een levende en mondige Gemeent

10 minuten leestijd

Op 17 juni 1969 heeft de synode van de HL • vormde Kerk het besluit genomen om een gemene kerkvergadering te houden. In het r - jaar heeft dit besluit een begin van verwekelijking gekregen in de bekendmaking v; i de organisatie-opzet, de benoeming van e< ' commissie tot uitvoering der werkzaamhedc'\ en het uitschrijven van de agenderingssamt ~- komsten. Uit persberichten viel op te makc^:, dat het de bedoeling is om naast vele ande * groeperingen ook de „verontrusten" bij de'3 kerkvergadering te betrekken. Ja, zelfs we d gesuggereerd, dat zij zulk een vergadering zo - den gewenst hebben. Ik weet niet waar die veronderstelling op berust, maar mij komt ze absurd voor. Men moet wel heel weinig van ds Open Brief der „verontrusten" begrepen hebben om zulk een veronderstelling te kunnen uitspreken!

Intussen dwingen de voortgaande voorbereiden-ie werkzaamheden van de algemene kerkvergadermg een ieder om zijn houding er tegenjver te Depalen. Het hiernavolgende moge geilen als de overwegingen van eén der „verontusten" ten aanzien van dit synode-besluit en Ie consequenties ervan.

Allereerst moet het mij van het hart, dat het :iesluit tot het houden van zulk een kexkvergafering meer in overeenstemming is met de .,eest van de tijd, die overal op „inspraak" en medezeggenschap" gericht is, dan met de geest n bedoeling van de kerkorde. Als er nameüjk n de kerkorde staat, dat de synode tot taak eeft om leiding te geven aan het leven en 'erken der kerk op haar verschillende arbeidselden, en ter hand te nemen al wat het leven er kerk kan bevorderen, dan heeft zij dat te oen als een .haar door de in classes verenigde imeenten opgedragen en gedelegeerde taak, en aarom uiteraard binnen het door die classes mvaarde raam van de kerkorde. De synode dus niet gerechtigd tot besluiten en maatreden, die strijdig zijn met het gereformeerde 2rkrecht. Zij staat onder de geestelijke verichting om haar beslissingen in zo groot mo- 'lijke overeenstemming met de classicale ver- ; 'deringen, waaruit zij voortkomt, te nemen. Beuiten, die voor de kerk als een volkomen ver- ' ssing uit de synodale samenkomsten naar vo- 1 n komen, zijn alleen in uiterste nood chris- 1 lijk en kerkelijk te rechtvaardigen. ' 1 waar het nu een grondregel van de kerk-

' 1 waar het nu een grondregel van de kerk- ( ie is, dat de regering der kerk wordt uitgei fend in vergaderingen, waarin de ambten bij- ( n zijn, daar vragen wij ons af, welke uiterste ! od en urgentie de synode ertoe heeft ge- \ acht, om thans een niet-ambtelijke kerkver- ^ dering uit te schrijven. Het antwoord op die i 'angrijke vraag is door de synode zó geforceerd, dat „een levende en mondige gemeente veel beter dan tot dusverre gerealiseerd kan f • moet worden". Daarmee spreekt de synode I wezen uit, dat van de ambtelijke structuur i^ en heil meer is te verwachten. En dat is een II spraak, die onthullend is voor de geestelijke 1' i)d, waarin de kerk verkeert! Om wille van o e nood is dus het besluit genomen om een a ,emene kerkvergadering te houden. In een I' 'ige vrees, dat er voor de kerk geen toekomst n ^er is, voegt de synode eigenmachtig een n mwe structuur in de kerk in, die moet voert,i tot verdere uitholling en ondermijning van d' ambtelijke vergaderingen. Zij grijpt naar de h Ipmiddelen, die haar door de tijdgeest met ? 1 drijven naar democratische „inspraak" en .1 edezeggenschap" als oplossing van alle vra- !^( '1 worden aangeprezen, in de verwachting, d..i ook de kerkelijke nood zo kan worden opgelost.

Kin dit besluit nu gelden als een besluit, dat c'-istelijk en kerkelijk gerechtvaardigd is? Is h^'t een besluit, dat in het aangezicht van de n(.od, waarin wij verkeren, werkelijk een „geestelijk" besluit is; dat wil zeggen een be Siuiï, aai genomen is vanuit gebea, vanuit geiooxsgeiiooizaamneiü, vanuit een aiep besef van scnuia, en m ainankelijKheid van üe Heilige Ueest? iK Oen bang, aat net een menselijK, al te menselijk besluit is, dat bijbels bezien onordelijk en onwettig genoemd moet worden. Een besluit, dat in suijd is met het apostolische woora, dat m het Huis Gods alles met goede orde en betamelijk zal toegaan. En wel- Ke verwachtingen kunnen wij koesteren van zulk een besluit! ?

Onze afwijzing van het besluit van de synode om een algemene kerkvergadering te houden, betekent dus niet, dat wij niet mede gebukt gaan onder de kerkelijke nood dat er van een levende en mondige gemeente nauwelijks sprake meer is. Ook zijn wij er van overtuigd, dat de ambtelijke vergaderingen niet functioneren, zoals zij zouden moeten functioneren; dat de stem van de gemeente er nauwelijks meer gehoord wordt. Het is of er een ban ligt op het volk Gods; of de Geest zich heeft teruggetrokken. Dat is een huiveringwekkende en beangstigende zaak!

Maar het wil mij voorkomen, dat het een voorbijgaan aan de diepere oorzaak en vooral aan de schuld is, wanneer de synode grijpt naar het kwalijke hulpmiddel van een nieuwe en andere structuur om „de levende en mondige gemeente te realiseren". Alsof het ons gegeven zou zijn om door zulke menselijke ingrepen te beschikken over de Heilige Geest, die alléén levend maakt! En alsof het de bestaande, ambtelijke structuur geweest is, die de realisering van de levende, mondige gemeente heeft tegengehouden!

Is het niet veeleer zó, dat de levende gemeente in de ambtelijke vergaderingen niet heeft kunnen functioneren, omdat veelszins van bovenaf door de synode en haar organen op zulk een wijze leiding gegeven werd aan het leven en werken der kerk, dat de wezenlijke geestelijke vragen en noden terzijde geschoven werden ter wille van een veelheid van pragmatische en wereldse problemen, waarin de gemeente zichzelf niet meer herkende? Is het niet zó, dat door de eenzijdige benadrukking van de aardse, sociale en politieke taken de synode het leven der kerk meer een wereldse en maatschappelijke gestalte heeft gegeven dan de gestalte van het geloof en van het getuigend belijden? Is daardoor de gemeente niet van haar eigenlijke mondigheid vervreemd, zodat haar stem nauwelijks meer gehoord werd? Is het willen leven in de horizontale breedte niet gegaan ten koste van de verworteling in de diepte?

Wat wij smartelijk gemist hebben in de achter ons liggende jaren, is een nauw en innig contact van de synodale leiding en de synodale organen met de gemeenten; een voeling houden van hen, die krachtens de kerkorde ter hand hebben te nemen al wat het leven der kerk kan bevorderen, met het geloof en gebed der gemeente en de verborgenheid der godzaligheia! in plaats van die band vast te nouden en te versierken, is er een heilloze vervreemding ontstaan tussen de kerkelijke leiding en het volk Gods. Een vervreemding, dis bij een voortgang van dat proces uiteindelijk moet voeren tot een conflict. Wat in het verleden in soortgelijke situaties in de kerk heeft plaats gevonden, kan ook nu plaats vinden!

De wezenlijke vraag, waar het bij het besluit van de synode tot net houden van een kerkvergadering om gaat, is, wat verstaan moet worden onder: „een levende en mondige gemeente". Ik ben over dat besluit daarom zo bezorgd, omdat ik mij, gezien de wijze, waarop de synode en haar organen in het jongste verleden leiding hebben gegeven aan het leven en werken der kerk, niet aan de indruk kan onttrekken, dat het haar gaat om een stimulering van dat leven en d i e mondigheid, die gestempeld zijn door de tijdgeest. Een leven en miondigheid, die de kerk nog veel sterker betrekt bij de veelheid van aards-pragmatische taken, en haar zodoende nog verder afvoert van haar wezenlijke, geestelijke roeping, en van de gemeenschap met en verwachting van haar Heer. Met andere woorden, dat de synode door dit besluit een beweging in de kerk ontketent, die haar zal voeren op wegen, waar de gestalte vau de kerk meer bepaald zal zijn door revolutionaire impulsen en democratische eisen met een sterk politiek en sociaal engagement, dan door het geloof der gemeente. Daarom kan ik dit besluit van de synode niet anders zien dan als een heilloos en omineus besluit! Nog eens: waar het in de kerkelijke nood, waar

Nog eens: waar het in de kerkelijke nood, waarin wij verkeren, om gaat, is de vraag, wat in bijbelse zin verstaan moet worden onder „een levende en mondige gemeente". Naar mijn overtuiging valt daar vanuit de Heilige Schrift een heel ander licht op dan wat in de stemmen van dit ogenblik en vanuit de tijdgeest in de kerk naar voren komt! De mondigheid van de christelijke gemeente kan en mag niets anders zijn dan getuigen en belijden wat Woord en Geest haar hebben geopenbaard. D i e mondigheid is haar glorie en haar privilege, die haar ook van alles wat in de wereld aan luidruchtige stemmen hoorbaar wordt, wezenlijk onderscheidt. Het is een mondigheid, die niet uit het vlees, maar uit de Geest is, die in alle waarheid leidt.

Moeten wij niet zeggen, dat het ons als kerk aan die mondigheid ontbreekt? Moeten wij niet deemoedig erkennen, dat in geestelijke tuchteloosheid en door ontrouw aan Woord en Geest er in de kerk een ongeestelijke, intellectuele, wereldse mondigheid is ontstaan, die zich driest heeft verzelfstandigd tegenover de Waarheid Gods? Zijn wij in onze gemeenten en ambtelijke vergaderingen niet vèr afgeraakt van de levensgemeenschap met Hem, die de weg, de waar- 8heid en het leven is? En is daarom in onze kerkelijke nood het gevaar niet groot, dat de Heilige Geest van ons gaat wijken en er een bar op het geestelijk leven blijft liggen?

Wanneer wij daarom met zeer velen gebuk', gaan onder de huidige kerkelijke nood, dan i,- er maar één weg, die gegaan kan en die ge gaan moet worden.

Dat is niet de weg van een algemene kerkvergadering, maar de weg van een ingrijpendt geestelijke heroriëntatie; de weg van inkeer, van zelfonderzoek, van schuldbelijdenis en var. gebed om de Heilige Geest! Het is de wee waarop zij, die ambtelijke verantwoordelijkhei' dragen in de gemeente, en bovenal zij, die amb telijk leiding te geven hebben aan het leve. en werken der kerk, zich hun geestelijke roe ping dieper bewust worden en dienovereenkorr. stig handelen. Het is de weg, waarop men d nood, waarin wij verkeren, niet zélf ter han neemt met eigenmachtige remediën, maar di voorlegt aan Hem, die de nood als een oordet over ons heeft gebracht, en die ook alleen b ' machte is om de nood genadig van ons af 1 nemen en nieuw leven te schenken. Dat is de weg, zoals ons die in de indrukwe!

Dat is de weg, zoals ons die in de indrukwe! kende woorden van de profeet Joel voorgeho; den wordt: „Blaast de bazuin op Sion, heili' een vasten, roept een plechtige samenkomst b; een. Vergadert het volk, heiligt de gemeen' roept de ouden bijeen, vergadert de kinderen < de zuigelingen . . . Laat de priesters, de dien.' ren des Heren, tussen de voorhal en het alta. wenen en zeggen: Spaar, Here, uw volk en ge uw erfdeel niet prijs aan de smaad, zodat heidenen met hen zouden spotten. Waarom z men onder de volken zeggen: Waar is h; ' God?"

VERKLAREND WOORDENLIJSTJE

absurd—dwaas; urgentie—dringende noodza;- realiseren—verwerkelijken; pragmatisch— het doen gericht; impulsen—prikkels; omint —onheilspellend; remediën—middelen.

(D. V. F

Dit artikel werd u aangeboden door: Stichting Vrienden van dr. H.F. Kohlbrugge

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1970

Kerkblaadje | 8 Pagina's

Om een levende en mondige Gemeent

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 januari 1970

Kerkblaadje | 8 Pagina's