Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meester Bochove en zijn jongens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meester Bochove en zijn jongens

33 minuten leestijd

‘Meester Bochove’, noem den de Rotterdammers hem. Zonder ‘Van’. A. van Bochove was meester in Goudswaard, Yerseke, Herkingen en vooral in Rotterdam, waar hij 35 jaar hoofd van de Rehobothschool was. In de Maasstad werd hij ook ‘meester’ aan de Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten. Hij spijkerde er studenten bij, van wie sommigen nauwelijks de lagere school hadden voltooid. En hij was vooral een vaderlijke vriend voor hen. De slag was dan ook groot toen Van Bochove plotseling overleed. Het is een halve eeuw geleden.

Zestien vaste docenten heeft de Theologische School aan de Boezemsingel gehad sinds de opening op 13 januari 1927. En het waren er achttien als de periode vanaf 1907 wordt meegeteld: de lestaak van ds. A. Janse en ds. W. den Hengst was vóór 1927 geëindigd.

Onder die achttien docenten was Van Bochove de enige niet-predikant. Er waren er wel meer die lesgaven, als hulpdocent, vakdocent of gastdocent. Maar ‘docent Van Bochove’ werd een begrip. En in het lesgeven maakte hij ook de meeste jaren vol: ruim 41. Misschien waren het er zelfs nog iets meer, want in Yerseke moet hij ds. G.H. Kersten al geassisteerd hebben bij het opleiden van de studenten R. Kok en J. Overduin jr.

In Rotterdam gaf Van Bochove vakken als Bijbelse geschiedenis, aardrijkskunde en archeologie, Nederlands, liturgiek en kerk-, vaderlandse- en algemene geschiedenis. ‘Je kon veel van hem leren’, zei ds. F. Mallan later. ‘Hij kon zulke mooie dingen van de geschiedenis vertellen.’

Ook ds. H. van Gilst had er goede herinneringen aan: ‘Wij zullen de gezellige omgang niet vergeten die wij met hem hebben gehad. Laat al de studenten maar getuigen of dit niet zo is. Niet alleen waren wij blij dat wij elkaar ontmoetten, maar de gezelligheid onder het geven der lessen en het profijt derzelve hebben ons altijd naar hem toe getrokken. De Heere vergezelle hem met Zijn gunst en Hij sterke hem in zijn menigvuldige arbeid.’

Ds. J. Mijnders herinnerde zich levendig hoe hij als pas beginnend student zijn best deed op een opstel over Maarten Luther. Hij maakte er studie van en schreef wel zeven of acht vellen vol. De docent las het en maakte enkele opmerkingen over het gebruik van meervoudsvormen. Het bleek dus te gaan om het beheersen van de taal, niet om het juist weergeven van Luthers leven. ‘Het gebruik van onder andere de tweede naamval ‘s’ moest ik maar achterwege laten, zo was zijn commentaar. Behoudens enkele rode streepjes was de uitslag gelukkig een 7½, wat nog niet tegenviel.’

Van Bochove werd onvergetelijk voor zijn studenten, schreef ds. Mijnders. ‘Ik heb toch zon-der enige mensenverheerlijking wel vrijmoedigheid van hem te zeggen wat de kanttekenaar van Apollos zegt: „Zeer ervaren in de Schriften en bekwaam om dezelve uit te leggen.” Liefde tot zijn grote Onderwijzer, het graven in de goudmijn van Gods Woord en het Schrift met Schrift vergelijken dreef hem om daarvan iets aan zijn ‘jongens’ mee te mogen geven.’

Vader en zonen

Alexander, heette hij; Sander, zo werd hij genoemd. De meester, geboren in Nieuw-Beijerland op 6 november 1893, was de tweede van de tien kinderen van Aart van Bochove (1870-1954) en Janna Hendrika Stoutenburg (1869-1957). Hij was de oudste zoon. Eén van de kinderen is maar een maand oud geworden.

Vader Aart was kruidenier en nam in het kerkelijk leven een vooraanstaande plaats in: in de Gereformeerde Gemeente van Nieuw-Beijerland was hij kerkmeester, diaken en ouderling, samen bijna een halve eeuw lang.

Hij zat in het Curatorium van de Theologische School en hield zodoende ook meer dan 27 jaar toezicht op het onderwijs van zijn zoon. Van Bochove sr. was verder nog secretaris-penningmeester van de emerituskas. In 1919 en 1925 zat hij als scriba, in 1922 als assessor in het moderamen van de Generale Synode, en dezelfde functies had hij in de classis en op de Noordelijke Particuliere Synode.

Ook zijn zonen waren kerkelijk actief: Alexander als voorzanger/ voorlezer in Yerseke en diaken in Nieuw-Beijerland, Herkingen en Rotterdam-Centrum, Johannes Gerardus ook als diaken in Nieuw-Beijerland, Abraham als diaken en ouderling van Rotterdam-Zuid (en catecheet in tal van gemeenten) en Jan als diaken in Zeist.

Kwekeling in Goudswaard

Sander bezocht de Normaalschool in Oud-Beijerland. Toen aan de Beneden Molendijk in Goudswaard op 1 juli 1909 de School met den Bijbel werd geopend, waren er twee onderwijzers. De 15-jarige Sander van Bochove kwam hen als kwekeling helpen, voor 50 gulden per jaar. Dat was het begin van een lange loopbaan. In 1912 behaalde hij de onderwijzersakte en werd hij op zijn verzoek tot ‘volontair onderwijzer’ benoemd. Salaris zou hij pas ontvangen zodra de overheid met geld over de brug kwam...

Kakofonie in Yerseke

Ds. G.H. Kersten vroeg hem naar Yerseke te komen. Daar werd Van Bochove op 1 januari 1913 onderwijzer op de gereformeerde school aan de Kakeldans. In de gemeente van Yerseke was van een kerkorgel nog geen sprake. Een voorzanger probeerde leiding te geven. Kakeldans, daar had het bij de gemeentezang soms wat van weg als het niet zo ging. Toen de samenzang eens niet verliep zoals het behoorde en er een kakofonie ontstond, riep Van Bochove onder het zingen opeens ‘Zwijg!’ door de kerk. Het werd onmiddellijk doodstil... En toen zette de jonge meester in en zong de gemeente opnieuw.

De oude voorzanger legde zijn functie nu maar neer. Van Bochove nam zijn plaats in. Op nieuwjaarsdag 1914, twee maanden na zijn twintigste verjaardag, deed hij voor het eerst dienst als vaste voorlezer. Hij beschikte over een welluidende stem. Hij richtte een zangvereniging op en was er dirigent.

Van Bochove was nog niet getrouwd. Hij was in de kost bij Bouwman en kwam veel bij de weduwe Steenblok op Paardenmarkt 12. Eén van haar dochters was later onderwijzeres op de school in Rotterdam waar Van Bochove hoofd was.

Er was een boer in Yerseke van wie de enige dochter met zijn knecht moest trouwen. Die boer zei: ‘Ik heb haar van de ene hoek van de kamer naar de andere getrapt.’ Van Bochove antwoordde: ‘Weet u wat u bereikt hebt? U hebt haar van u afgetrapt. U hebt toch een huisje in het dorp? Zet haar daarin en laat uw schoonzoon op de boerderij blijven werken.’ Vele jaren later kwam die boer naar Rotterdam om Van Bochove voor zijn advies te bedanken.

Spaanse griep

Per 1 juni 1916 keerde Van Bochove terug naar de School met den Bijbel in Goudswaard. Dat was niet vanzelfsprekend, want er waren 39 sollicitanten voor de twee vacatures. De beide onderwijzers vertrokken; alleen de onderwijzeres bleef. J. van den Berg werd tot hoofd benoemd en A. van Bochove tot onderwijzer. De 22-jarige Van Bochove was ook al direct waarnemend hoofd, want Van den Berg werd vanwege de mobilisatie onder de wapenen geroepen.

Van Bochove kreeg verkering met een meisje uit zijn geboorteplaats, Adriana de Heer (1892-1979). Beiden werden ze in 1918 door de Spaanse griep getroffen, die toen veel dodelijke slachtoffers vergde. De school in Goudswaard was vanwege de epidemie een maand gesloten.

Alexander en Adriana konden na ruim twee maanden uitstel in het huwelijk treden. Wie nog in december trouwde, kreeg voor dat gehele jaar een gunstiger belastingtarief. Daarom gingen ze op oudejaarsdag toch maar trouwen, al waren ze nog niet geheel hersteld. Met een sjaal om staken ze vanuit Alexanders ouderlijk huis, dat schuin tegenover het gemeentehuis stond, snel de straat over om het huwelijk te laten voltrekken, nog net voordat het jaar om zou zijn.

Aan de rand van Rotterdam

Ze kregen negen kinderen. ‘Die kwamen steeds na ongeveer twee jaar tussentijd’, zegt zoon Joop. ‘Ik was op één na de jongste. Na mij kwam mijn zus Nettie. Nu zijn we nog samen over van het grote gezin.’

J.G. van Bochove, zo heet Joop. Het appartement waar hij met zijn vrouw woont, biedt uitzicht op de kerk die ze ’s zondags bezoeken: de Elimkerk van de Gereformeerde Gemeente van Capelle aan den IJssel-Middelwatering, een gemeente met 1100 leden.

Zoveel telde de ongedeelde Capelse gemeente (op 1 januari 1992 werden West en Middelwatering zelfstandige gemeenten) er nog niet eens toen het echtpaar Van Bochove zich in 1966 in het dorp vestigde. De diensten in Middelwatering gingen juist in dat jaar van start. Van Bochoves ene zoon werd hulpkoster in ‘Middelwatering’ en vertrok in 2014 voor de zending als evangelist naar Albanië. Een andere zoon is ouderling in Alblasserdam. De twee andere zonen wonen in Capelle aan den IJssel en Barneveld.

En zo behoren ze tot de vele Rotterdammers en hun nazaten die in de gemeenten rond de stad terechtkwamen. Vader Alexander bleef echter tot zijn overlijden in 1968 diaken in de Maasstad. Van de neergang van het ledenaantal van de gemeente aan de Boezemsingel maakte hij het begin nog mee.

Driemaal diaken

Rotterdam was de derde gemeente waar Van Bochove diaken was. In totaal diende hij zo’n 46 jaar. Toen hij in 1916 terugging naar de school in Goudswaard, ging hij ook terug naar de gemeente van Nieuw-Beijerland. Daar werd hij in 1919 voor het eerst in het ambt bevestigd. Hij zat er met zijn vader in de kerkenraad. Op verzoek van ds. A. Verhagen uit Dirksland kwam Van Bochove in de zomer van 1921 naar de school die toen in Herkingen werd geopend. In het Flakkeese dorp was hij van 1923 tot 1924 opnieuw diaken. De gemeente koos hem bij acclamatie, dus zonder tegenkandidaat.

Inmiddels had het kleine groepje onderwijzers in met name de Gereformeerde Gemeenten eind 1921 de Gereformeerde Onderwijzersvereniging (GOV) opgericht. Het idee was volgens Van Bochove geboren in het tuffende, stinkende stoomtrammetje dat de verbinding tussen Rotterdam en de Zuid-Hollandse eilanden onderhield.

Van Bochove zat vanaf het begin in het bestuur, werd in 1927 voorzitter en bleef dat tot 1958. Hij was ook voorzitter van de ‘Commissie tot behartiging van de belangen van de behoeftige jonge onderwijzers’ die de GOV in 1934 samen met de VGS instelde. Eind jaren dertig vertegenwoordigde hij de GOV in de Commissie voor Onderwijsvernieuwing van het Christelijk Onderwijs (COCO), waarvan prof. dr. J. Waterink voorzitter was.

Bij zijn afscheid van het GOVbestuur kreeg Van Bochove net zoveel rijksdaalders als het aantal dienstjaren dat hij had volgemaakt. Als voorzitter was hij J.W. van Houdt opgevolgd. En Van Houdt was de opvolger van Van Bochove als schoolhoofd en diaken in Herkingen.

Bovenmeester in Kralingen

Meester Van Bochove stuurde in 1923 een sollicitatiebrief naar Rotterdam. Daar werd in de wijk Kralingen op 21 augustus 1924 de Rehobothschool geopend, als eerste van wel vijf lagere scholen van de Gereformeerde Gemeenten in die stad.

De school werd gehuisvest op de hoek Gashouderstraat/ Noordeinde in de wijk Kralingen. Van Bochove werd tot hoofd benoemd, en hij is er tot zijn pensionering gebleven. Een verzoek om hoofdonderwijzer in Kampen te worden, wees hij af. Wel adviseerde hij daar bij de oprichting van de school, en dat deed hij op meer plaatsen.

In Rotterdam woonde hij met zijn gezin eerst aan de Oudedijk. Vervolgens bood de burgerlijke gemeente hem het huis naast zijn school aan, op Noordeinde 29. Iets van zijn eerste ervaringen klonk door in de toespraak die Van Bochove in 1927 hield bij de opening van de Petrus Datheenschool in de wijk Feijenoord. Hij bereidde zijn collega-hoofdonderwijzer Tj. Molenaar – afkomstig uit Moerkapelle – ‘erop voor dat hij in Rotterdam een ander soort kinderen zou aantreffen dan op het platteland; dat hier meer geduld, meer overleg en... meer wijsheid van node is.’

Man met gezag

‘Bochove’, werd hij dus genoemd, zonder ‘Van.’ ‘Maar ds. Kersten sprak hem altijd aan met „meester”, zonder zijn naam’, herinnert Van Bochoves zoon zich. ‘Vader straalde gezag uit. Hij was een heer; ging altijd met hoed en wandelstok op pad. Maar hij was voor iedereen aanspreekbaar.’

Zingen, dat deed Van Bochove veel met zijn klas. ‘Ik kan me geen betere onderwijzer voorstellen dan Van Bochove’, zei een oud-leerling. ‘Hij kon geweldig voorlezen en uitleggen. Hij was een sympathieke man, een man met gezag. Bij sommige ouderlingen was het op catechisatie erg rumoerig. Totdat meester Van Bochove uit de consistoriekamer kwam. „Bochove!” werd er dan gesist, en het was direct stil. En dat was het ook als hij eens een les van een zieke ouderling overnam.’

Diaken aan de Boezemsingel

In 1925 was Van Bochove weer diaken geworden. Dat bleef hij bijna 44 jaar, waarvan bijna 40 jaar als voorzitter van de diaconie. En 43 jaar lang was hij ook de vaste voorlezer in het kerkgebouw aan de Boezemsingel.

In Nieuw-Beijerland had hij samen met A. van Kuijk de diaconie gevormd, in Herkingen met L. Drooger en P. van der Sluijs (terwijl G. van Beuzekom diaken in de afdeling Oude-Tonge was). In Rotterdam was de gemeente echter veel groter en waren er wel elf diakenen toen Van Bochove aantrad, en later waren het er nog meer. Gedurende enkele jaren was er naast A. van Bochove ook nog een A. van Bokhoven diaken; een ver familielid.

In 1926 kwam ds. G.H. Kersten terug naar de gemeente aan de Boezemsingel, dus Van Bochove had hem voor de tweede maal als predikant. Deze verhuizing zal er de oorzaak van geweest zijn dat Rotterdam de vestigingsplaats van de Theologische School werd, inmiddels 91 jaar. Aan die school kreeg ook Van Bochove een taak. Daarnaast was hij in de jaren 1926-1940 en 1947-1949 medewerker van De Saambinder, waarin hij de rubriek ‘Onderwijs’ vulde. De buurgemeente in Vlaardingen vroeg hem in 1930 te komen catechiseren.

Inbrekers

In 1937 loste Van Bochove een inbraak op; twee zelfs. Hij bezocht ds. W.C. Lamain in Rotterdam-Zuid met de vraag of die financiële problemen had. Op de markt had Van Bochove namelijk een boek aangetroffen waarin de meisjesnaam van mevrouw Lamain stond. Als het predikantsgezin boeken had verkocht, moest er iets aan de hand zijn, dacht de docent.

Al snel bleek wat er was gebeurd: een maand geleden was er ingebroken in de pastorie aan het Mijnsherenplein. Er was niet veel ontvreemd, maar kennelijk had het boek ‘De bekering van een opiumgebruiker’ de aandacht van de inbrekers getrokken. Ze namen het mee.

Het lezen ervan leidde er niet toe dat zij hun boze stukken verder nalieten: ze verkochten het boek door aan een marktkoopman. Die vertelde nu aan de politie van wie hij het boek had gekocht. Daarop werden de inbrekers aangehouden. In de nacht waarop ze de pastorie waren binnengedrongen, bleken ze ook een apotheek beroofd te hebben. Daar zullen ze wel geen opium hebben aangetroffen.

Bombardement overleefd In mei 1940 brak de oorlog uit,

In mei 1940 brak de oorlog uit, en Rotterdam werd zwaar geteisterd. Tijdens het bombardement zat Van Bochove met zijn gezin in de kelder. ‘Alles schudde en trilde, en de weckpotten vielen van de planken’, zegt zijn zoon. ‘Tot enkele tientallen meters bij ons huis vandaan is alles weggebrand.’

De eerste oorlogsjaren brachten een ernstig meningsverschil tussen Van Bochove en zijn predikant aan het licht. Dat zal niet gegaan zijn over de vraag of de Duitse bezetting als een oordeel over Nederlands zonden gezien moest worden. Wél over de houding die de Nederlanders moesten innemen. Als ds. Kersten tot onderwerping opriep, draaide diaken Van Bochove zich, duidelijk zichtbaar voor de gemeente, met de rug naar de kansel toe. Het verschil van inzicht verdween toen de visie van ds. Kersten in 1941 veranderde: hij wees verzet niet langer af; steunde het zelfs.

Scholen ontheemd

In 1934 was zowel het gezin van ds. Kersten als de Theologische School naar de Westersingel verhuisd. In 1942 kwam er plotseling bericht dat dit gebouw binnen 24 uur moest worden afgestaan aan de Duitse Wehrmacht. De school keerde nu tijdelijk terug naar de Boezemsingel. Van Bochove gaf soms les in de spreekkamer van zijn huis.

Al eerder, in 1941, was zijn andere school, de Rehobothschool, naar de Boezemsingel gegaan, want het gebouw aan het Noordeinde was door de Duitsers in beslag genomen. In de Boezemsingelkerk had elke klas een deel van de galerij in gebruik. Van Bochove opende de dag, staande op de galerij, terwijl een van de andere onderwijzers op het kerkorgel speelde. Daarna ging elke klas met zijn eigen les aan de gang.

Bij de Rehobothschool bevond zich een vulstation voor de houtgasgeneratoren waarmee auto’s rondreden omdat er geen benzine meer beschikbaar werd gesteld. Op een late zomeravond was er grote paniek toen een van de gasketels door een bom werd getroffen. Een groot gedeelte van de wijk Kralingen werd fel verlicht door het vuur. De Duitsers waren kennelijk ook geschrokken, want kort daarna ontruimden ze de Rehobothschool en konden de kinderen terug naar hun schoolgebouw.

In vakantietijd ging Van Bochove met zijn gezin soms even de stad uit; een aantal dagen naar Oudewater. Ds. J.B. Bel uit Dirksland regelde dat er voedsel naar Rotterdam werd gebracht. ‘Eerst aardappelen, en toen die er niet meer waren, kwamen er spruiten die nog aan de stronk zaten’, zegt Van Bochoves zoon. ‘De familie Blok in Woerden stuurde ons steeds 32 kazen en vier of vijf gamellen volle melk. De beurtschipper vervoerde die ’s nachts, want overdag was het niet veilig om te varen vanwege aanvallen door geallieerde vliegtuigen. ’s Morgens werd de lading bij ons afgeleverd en vervolgens op school uitgedeeld.

Met z’n drieën logeerden we bij de familie Blok, want daar was de voedselsituatie gunstiger dan bij ons in de stad. We gingen wel regelmatig naar huis. Het verblijf in Woerden had blijvende gevolgen: een van mijn zussen ontmoette er haar latere man.’

Les aan huis

Vanaf 1943 gaf dr. C. Steenblok les aan de Theologische School, naast ds. G.H. Kersten en diaken A. van Bochove. Korte tijd (1945-1946) waren ze alledrie verbonden aan de gemeente van Rotterdam-Centrum. Ds. Steenblok werkte vooral in de afdelingen die deze gemeente had; feitelijk was hij daarmee de eerste predikant van Capelle aan den IJssel en Rotterdam-West.

Na het overlijden van ds. Kersten in 1948 bleven er twee docenten over. De samenwerking tussen dr. Steenblok en de heer Van Boc hove verliep moeizaam; daarom gaf Van Bochove vaak thuis les. De studenten leerden veel van hem. Hij kende ook hun gezinnen; op de Rehobothschool had hij soms hun kinderen in de klas.

Door de wijze waarop Van Bochove met de studenten omging en door zijn methode van lesgeven was hij op school heel gezien. Zijn lessen begonnen eenvoudig, want de meeste studenten hadden weinig vooropleiding. De docent liet hen spreekwoorden en gezegden aanvullen met een Bijbelse naam: Zo arm als..., zo oud als... Bij een van de gezegden vulde J. van Dijke de naam van een medestudent in: Zo kaal als... Heerschap!

Geen leeraar

‘We waren nogal eens aan het voetballen als vader wegging’, herinnert Van Bochoves jongste zoon zich. ‘„Zoenen!” riep hij dan. Wij kwamen hem snel een zoen geven en gingen dan verder met ons spel. Jarenlang catechiseerde vader in Dordrecht. De lessen aan de studenten gaf hij soms ook ’s avonds. En hij moest nogal eens op pad voor de diaconie. Hij had het dus druk, maar zijn gezin stond op de eerste plaats.’

In Dordrecht was Van Bochove te hulp geroepen vanwege de ordeproblemen tijdens de catechisatielessen. Die waren nu meteen over. De strengheid van de catecheet deed geen afbreuk aan de waardering van zijn leerlingen. Maar die moest niet te ver gaan. Toen Van Bochove eens een cadeau kreeg, hadden alle catechisanten hun naam op een vel papier geschreven. ‘Voor onze leeraar’, stond er netjes boven. Dát corrigeerde Van Bochove. Een predikant was leraar; er had ‘voor onze leermeester’ moeten staan.

Jubilaris

Toen de Gereformeerde Onderwijzersvereniging in 1946 25 jaar bestond en Van Bochove net als B.J. de Winter 25 jaar bestuurslid was, werden ze toegesproken door Van Bochoves mededocenten, dr. Steenblok en ds. Kersten.

Drie jaar later werd er opnieuw gejubileerd: de Rehobothschool bestond ook 25 jaar, en Van Boc hove en meester P.C. Loch waren er 25 jaar aan verbonden. Dat werd in De Saambinder uitgebreid verslagen. Van Bochoves ouders waren er nog bij en ‘met enige ontroering’ zagen de aanwezigen de oude ouderling uit Nieuw-Beijerland plaatsnemen achter de katheder: ‘Uitgaande van Psalm 90 wees hij op de vergankelijkheid van dit leven en de noodzaak van bekering, daarbij wijzend op de grote rijkdom van de genade Gods.’

Jubilaris Van Bochove ging niet met lege handen naar huis: hij kreeg een pluchen tafelkleed, overgordijnen en ‘een flinke eikenhouten boekenkast.’

Getuigenis op het ziekbed

Van Bochoves zoon Aart werd ernstig ziek. Later werd gememoreerd hoe de leerlingen van de Rehobothschool ‘op ontroerende wijze’ hun liefde toonden: ze ‘verlieten desgevraagd wekenlang zonder rumoer de school en straat.’

Aart was onderwijzer op de Graaf Jan van Nassauschool in Rotterdam-Zuid. Een jongen uit zijn klas liep op woensdagmiddag naar het oosten van de stad om de zieke meester te bezoeken. De volgende dag mocht hij dan voor de klas verslag uitbrengen.

Zondag 1 oktober 1950 leek Van Bochoves einde nabij. Daarom ‘werd zijn vader uit de kerk geroepen en toen deze bij zijn ziekbed kwam, werd Aarts mond geopend en legde hij getuigenis af van de hope, die in hem was’, zo werd in De Saambinder vermeld. ‘Nu bleek het, dat hij al een jaar liep met een holligheid in zijn hart. Maar hij had zich een gerechtigheid willen opbouwen uit de wet. Nu was hij er echter achter gekomen door het licht des Heiligen Geestes, dat er van hem niets in aanmerking kwam en dat hij alles, maar dan ook alles moest verliezen om Christus te gewinnen. O, die blijdschap, die zijn hart vervulde, toen de Heere Jezus Zich aan hem openbaarde in Zijn dierbaarheid, algenoegzaamheid en noodzakelijkheid. Daar heeft hij een heerlijk getuigenis van afgelegd.

De bestrijdingen en aanvechtingen des duivels bleven niet uit en hoewel hij toch niet kon ontkennen het wonder, dat God in hem gewerkt had, moest hij menigmaal de gevoelige genade missen. Echter... Woensdagmiddag, een dag voor zijn sterven, brak het licht door en het behaagde de Heere hem een ogenblik zijn mooie stem te hergeven. Zingen kon hij de laatste maanden van zijn leven niet meer, omdat zijn longen aangetast waren door de jeugdkanker. Maar op die middag hief hij plotseling aan, met een zuivere klank in zijn stem, zodat hij buiten gehoord kon worden: Maar ’t vrome volk, in U verheugd, zal huppelen van zielevreugd’, daar zij hun wens verkrijgen, enz.

’s Avonds mocht hij zich nog verlustigen in het „eeuwig welbehagen” en in de rijkdom van Gods eeuwige verkiezende liefde. Zijn laatste woorden, een half uur voor zijn verscheiden, waren: „De Heere is goed.” Toen kwam het einde. Nog één snik en... hij was thuis. „O, hoe groot is het goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen die U vrezen.”’ De Rotterdamse predikanten,

De Rotterdamse predikanten, ds. A. de Blois, ds. M. Blok sr. en ds. H. Ligtenberg sr., hadden met z’n drieën rond het ziekbed gezeten. Ze hoefden alleen maar te luisteren en toen ze beneden kwamen, zeiden ze: ‘Wat komen wij nog veel tekort.’

Aart vroeg zijn vader hem een spuitje te geven vanwege de pijn. ‘Zou je dat wel doen? Je wordt er zo suf van’, zei Van Bochove. ‘Laat het dan maar’, zei Aart. Kort daarna overleed hij. Toen zei Van Bochove: ‘Nu heb ik zijn laatste verzoek afgewezen.’

Op 2 november 1950 overleed Aart op 26-jarige leeftijd. Het viel Van Bochove zwaar. ‘Het duurde wel even voordat hij het kon overgeven’, zegt zijn jongste zoon.

De leerlingen uit Zuid gingen met een gehuurde tram naar de begrafenis in Crooswijk. Ze wa-ren ernstig en stil. Na afloop was het volgens één van hen echter ‘een janboel in de tram. De kinderen waren uitgelaten.’ Maar niet allemaal. Er was er minstens één die stilletjes in een hoekje zat; diep onder de indruk.

In de nood voorzien

Na de watersnood van 1953 zat het catechisatielokaal aan de Boezemsingel vol evacués die over gastgezinnen verdeeld moesten worden. Er was een echtpaar met elf kinderen bij. Na alle traumatiserende gebeurtenissen wilde dat gezin niet uit elkaar. Maar waar vind je onderdak voor dertien evacués? De diakenen zaten ermee.

Bij mevrouw Van Bochove kwam intussen een niet-kerkelijke man aan de deur die ze niet kende. ‘Ik moet uw man spreken’, zei hij. Ze stuurde hem door naar de Boezemsingel. Daar zei de man: ‘Ik heb mijn souterrain ingericht; er kan een gezin met elf kinderen komen.’

Van Bochove ging eerst eens kijken. Er stonden meubels, tot een kinderledikantje toe. Een smid had een kachel geïnstalleerd, met een pijp naar de vierde verdieping. Een zeer geschikt onderkomen voor het getroffen gezin. Om half twee die nacht lag iedereen in bed. Zo werd er in de nood voorzien.

Geen prater

Aan de Boezemsingel verzorgde Van Bochove elke dienst de Schriftlezing. Zijn zoon in Capelle hoort bejaarde gemeenteleden in verzorgingshuis d’ Amandelhof nog weleens praten over de gave die zijn vader had om voor te lezen. Hij had een krachtige stem, en dat moest ook wel in een kerk met een paar duizend mensen, aanvankelijk zonder geluidsinstallatie.

Ouderling worden wilde hij niet, preeklezen ook niet. ‘Daar moeten ze maar bekwame mensen voor nemen’, zei hij.

‘Hij nam altijd deel aan het Heilig Avondmaal’, zegt zijn zoon. ‘Hij sprak ook wel over zijn geestelijk leven, maar heel bescheiden en alleen met mensen met wie hij een goede band had, zoals ds. L. Rijksen en ds. A. Vergunst. Hij kon de dag van zijn bekering ook niet aanwijzen. Zijn leven was getekend in de tekst die we op de rouwkaart hebben gezet: En nu, wat verwacht ik, o Heere? Mijn hoop, die is op U.’ Een prater was hij niet, zei ds.

Een prater was hij niet, zei ds. Vergunst. ‘Zelfs viel het hem soms moeilijk om zijn innerlijk leven uit te spreken. Wie echter weleens in de rust van het gesprek met hem alleen hem zijn hart hoorde openen, die wist van een verborgen werk des Heeren dat in het hart van deze broeder was.’

Velerlei taken

Vanaf 1954 zat Van Bochove in de Synodale Commissie van Bijstand ter behartiging van de belangen van de christelijke kweekschool De Driestar, die juist in dat jaar van Krabbendijke naar Gouda verhuisde. ‘De directeur, P. Kuijt, was vroeger onderwijzer op vaders school geweest; wij kenden hem als „oom Piet”’, zegt J.G. van Bochove.

Samen met ds. L. Rijksen ging docent Van Bochove naar Gouda om de godsdienstexamens af te nemen.

Alexander van Bochove behoorde vanaf 1959 tot de eerste bestuursleden van een op te richten bejaardentehuis in Capelle aan den IJssel. Hij sprak tijdens de zendingsdag in 1960. ‘Zo heeft onze geliefde broeder een zeer profijtelijk leven door Gods genade mogen hebben’, schreef ds. L. Rijksen later. ‘Neen, wij prijzen niet de mens, daar hij ook in zichzelf niet beter was dan alle anderen, maar de genade en de beweldadigingen des Heeren van hem mogen wij toch niet verzwijgen.’

In de rij!

Zijn dagelijks werk rondde Van Bochove af. Hij was 65 toen hij op 1 april 1959 op de Rehobothschool met pensioen ging. Ds. A. Vergunst sprak hem toe tijdens een bijeenkomst in de Boezemsingelkerk. En P.C. Loch, die de achterliggende 35 jaar Van Bochoves collega was geweest, zei: ‘Er is al die 35 jaren een goede band geweest tussen het Hoofd en de kinderen. Niet één kind is er van school gegaan zonder de waarschuwing: „Zoek Hem in uw jonge jaren.” Wat betreft de verhouding Hoofd/personeel kunnen wij zeggen dat de heer Van Bochove leiding gaf aan het personeel en zeer actief meewerkte. Als we een repetitie hadden opgegeven en het was slecht, dan was het parool: Overdoen. Zo heeft de heer Van Bochove dan vandaag zijn laatste „In de rij” laten horen. Het is bij ons echter niet „Uit het oog, uit het hart.”’

Uit het oog was Van Bochove overigens ook niet: hij bleef nog even naast de school wonen. Maar ‘met de school bemoeide hij zich nooit meer’, zei zijn opvolger, F. van den Brink. ‘Voor mij erg prettig, voor hem waarschijnlijk niet altijd even makkelijk.’

Gedegen voorbereiding

Aan de Theologische School ging Van Bochove niet met pensioen.

Daar klonk geen ‘in de rij!’, wel gaf de docent er met dezelfde betrokkenheid zijn leerlingen een boodschap mee. ‘Wat zijn de aantekeningen van zijn lessen van grote waarde gebleken in later jaren’, stelde ds. A.M. den Boer vast.

Het verslag van de intrede van kandidaat C. Harinck in Utrecht vermeldde in 1962: ‘In hartelijke woorden richtte ds. Harinck zich ook tot docent A. van Bochove, wiens onderricht zulk een diepe indruk op hem had gemaakt.’ Een regionaal verslaggever die niet precies wist hoe het allemaal zat, vermeldde in 1964 over de bevestiging van kand. A. Bregman in Rijssen dat ‘ds. De Gier en de heer Bochove van het curatorium’ er ook bij waren geweest.

Met zijn studenten en mededocenten ging Van Bochove menige keer op de foto, doorgaans met het restant van een sigaar in zijn hand. De laatste jaren van zijn docentschap waren niet de rustigste, want er waren in de jaren zestig relatief veel studenten. Maar hij bleef zich ‘met onverdroten ijver’ inzetten, schreef ds. L. Rijksen. ‘Hoe drong hij steeds bij de studenten aan toch pal te blijven staan bij datgene wat God in Zijn Woord ons leert. Hoe kon hij in de behandeling van Gods leidingen met de bijbelheiligen wijzen op de wonderlijke, zo vaak voor ons onbegrijpelijke wegen, die de Heere met de Zijnen hield, tot Zijn eer en hun heil.’

‘Vader zat altijd met een pennetje in zijn hand, boeken om zich heen, zich voor te bereiden op zijn lessen’, memoreert zoon Van Bochove. ‘„Ik wil bijblijven voor m’n jongens”, zei hij dan. Hij stopte als we op bezoek kwamen, maar als we dan vertrokken, zagen we in het spionnetje dat hij zijn pen alweer in de hand had. Zijn driedelige Statenbijbel stond vol notities; kanttekeningen die uit zijn zelfstudie voortkwamen. Die Bijbel hebben we aan ds. J.W. Verweij geschonken.’

Elke predikant bezat een exemplaar van ‘Koningen en profeten in tijdsverband, door A. van Bochove, hoofd ener chr. school, Rotterdam.’ Het waren handgeschreven aantekeningen, uitgegeven door M. Stenvert in Meppel.

Jij bent aan de beurt

‘Vader gaf de studenten praktische tips’, zegt zijn zoon in Capelle. ‘In Nieuw-Beijerland was het eens gebeurd dat een predikant votum en zegen niet meer wist. Opa Van Bochove zei het hem voor, woord voor woord, tot en met het Amen. Vader zei dan ook tegen de studenten dat ze zowel voor-als achterin hun Bijbeltje een kaartje moesten leggen met de tekst van votum en zegen(bede).

Thuis vertelde hij voorvallen van school. In 1965, toen J. Mol pas student was, zei N.W. Schreuder, die al wat langer op school zat, op de laatste dag voor de Kerstvakantie met een stalen gezicht tegen hem: „Jij bent aan de beurt om te eindigen. Het is de gewoonte dat je een terugblik op het jaar geeft.” „Wie is er aan de beurt om te eindigen?” zei ds. L. Rijksen even later. „Mol!” zei Schreuder snel. Student Mol ging staan en hield een toespraakje over het afgelopen jaar. „Dat vind ik mooi”, zei ds. Rijksen. „Dit hebben we nooit gedaan, maar voortaan sluiten we het jaar zo af.” „Wát!” zei Mol. „Nooit gedaan?” Schreuder had hem in de maling genomen.’

Kinderwagen voor Alexander

Joop van Bochove trouwde in 1959 en begon een eigen bedrijf. ‘We hadden het erg arm. In die tijd werd onze oudste geboren. Ik ging het aan mijn ouders vertellen en vader vroeg: „Hoe heet hij?” Ik zei: „Alexander.” Mijn broers en zussen hadden eerst onze overleden broer Aart vernoemd, maar wij deden dat niet. Vader zei: „Vrouw, wat heb ik altijd gezegd? De eerste die een zoon Alexander noemt, krijgt van ons een kinderwagen.” Dat was welkom, want die hadden we niet.’

Joop verhuisde naar Capelle en ook andere kinderen van Van Bochove trokken de stad uit. Schoonzoon C. de Vos (1917-2013) was diaken in Rotterdam-Centrum (1950-1952), Gouda (1956-1958), Rotterdam-West (1960-1962) en Delft (1962-1967) en ouderling in Capelle aan den IJssel (1967-1988). In ‘Centrum’ zat hij samen met zijn aanstaande schoonvader in de diaconie. Schoonzoon L. Boerman (1921-

Schoonzoon L. Boerman (1921-1996) werd in januari 1966 ouderling in de Gereformeerde Gemeente te Arnhem. Hij ontwierp de bul die tientallen jaren aan studenten werd uitgereikt als ze aan de Theologische School afstudeerden.

Een onverwacht einde

In 1964 en 1967 werd docent Van Bochove door een hartaanval getroffen. Die tweede keer had hij het goed voor zichzelf, heel goed, en ds. L. Rijksen schreef: ‘Hoe mocht hij getuigen van de hoop die de Heere hem geschonken had. Hoe lag hij als te zwemmen in de liefde Gods bij het inleven van het plaatsbekledend werk van de gezegende Heere Jezus. Hoe mocht hij delen in de toepassende kracht daarvan aan zijn ziel. Toen was het goed of hij zou heengaan of hier nog wat blijven mocht, en hij mocht nog wat blijven en zijn werk voortzetten.’ Ds. Vergunst memoreerde later:

Ds. Vergunst memoreerde later: ‘We hebben aan zijn ziekbed hem horen spreken van de vaste grond van zijn hoop en de ruimte die hij gevonden had in Hem Die gezegd heeft gekomen te zijn om te zoeken en zalig te maken wat verloren is.’

Van Bochoves werk was nog niet af. De studenten haalden hem nu beurtelings met de auto op en brachten hem weer thuis. Op een dinsdagmiddag in 1968 bracht student A. Bac –die samen met H. Hofman sr. de laatste lichting studenten vormde die les van hem kreeg– Van Bochove na de lessen naar zijn woning. Toen Bac de volgende morgen op school kwam, heerste daar een gedrukte stemming: Van Bochove was de avond tevoren door een hersenbloeding getroffen.

‘Terwijl mijn ouders zaten te eten, kreeg vader een kruiselingse beroerte, gaf een grote gil en viel voorover op tafel’, zegt zijn zoon. ‘Zo trof ik hem aan: moeder had me gebeld en ik was in vliegende vaart van Capelle naar het ouderlijk huis gereden. De huisarts, J.C. Hage, zei: „Dit kan niet meer goedkomen; het duurt hooguit nog dertig uur.”

Ds. L. Rijksen kwam ook al gauw. Vader en hij waren zielenvrienden, als David en Jonathan. Uren heeft ds. Rijksen naast het ziekbed gezeten. We vroegen of hij niet naar huis moest, maar nee, hij bleef. Nadat vader overleed, zei ds. Rijksen: „Hij heeft zijn wens verkregen.” We vroegen wat hij bedoelde. Ds. Rijksen zei: „De laatste lesmorgen behandelde hij met de studenten de stervensbegeleiding, aan de hand van de Bijbel en de Ziekentroost. Ik had net een uur vrij en zat erbij. Je vader sloot de les af met: ‘Ik hoop één ding: Dat ik geen afscheid van mijn vrouw hoef te nemen.’ En dat heeft hij niet behoeven te doen.”

Ds. Rijksen zei ook: „Hij heeft in vrede geleefd, hij is in vrede gestorven.” Zelf is ds. Rijksen hem spoedig gevolgd, slechts twee maanden later, ook plotseling. Twee docenten in twee maanden tijd.’

Begrafenis op Crooswijk

Van Bochove overleed op 24 oktober 1968, kort voor zijn 75e verjaardag, in zijn woning op Jericholaan 94. Daar, niet ver bij de Rehobothschool vandaan, woonde hij sinds 1959. ‘Plotseling is aan dit zo vruchtbaar leven een einde gekomen’, schreef zijn predikant, ds. Vergunst.

Student J. van Vliet schreef voor De Saambinder een verslag van de begrafenis: ‘Onder het spelen van de melodie van Psalm 103 betrad de familie om elf uur ’s ochtends het kerkgebouw, alwaar zich een grote menigte, waaronder het Curatorium van de Theologische School, de docenten van die school, alle theologische studenten, de kerkeraad en diakonie van Rotterdam-Centrum, alsmede een groot aantal predikanten en gemeenteleden had verzameld tot het bijwonen van de rouwdienst.’ Ds. A. Vergunst sprak over Hebreeën 11:8-16, ds. L. Rijksen over Jesaja 57:2. Daarna voerden ds. A.F. Honkoop en diaken J. Overbeeke het woord. ‘Na het zingen van Psalm 138:4

‘Na het zingen van Psalm 138:4 verlieten de aanwezigen het kerkgebouw, teneinde zich te begeven naar de Begraafplaats Crooswijk. Daar aangekomen zongen eerst de kinderen van de Rehobothschool, de school die de overledene zo lange tijd heeft mogen dienen, de verzen 19 en 1 van Psalm 89.’ Daarna spraken ds. Vergunst,

Daarna spraken ds. Vergunst, student J. Mijnders, schoolhoofd F. van den Brink en ouderling A. van Bochove uit Rotterdam-Zuid (broer van de overledene), waarna oudste zoon W. van Bochove een dankwoord uitsprak. ‘De indrukwekkende plechtigheid werd besloten met het gezamenlijk zingen van Psalm 72:11: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvangen.’

Nog negen

Van Bochoves opvolger als schoolhoofd, F. van den Brink, was pas diaken geworden en volgde hem nu ook op als voorlezer in de Boezemsingelkerk. Van Bochove was volgens ds. Vergunst een voorlezer geweest ‘zoals men die zich maar wensen kan. Hoe vertrouwd was hij hierin de gemeente geworden.’

Mevrouw Van Bochove verhuisde naar haar dochter in Hendrik-Ido-Ambacht. De predikant van die gemeente, ds. J.W. Verweij, leidde de begrafenis van de oude weduwe.

Van de negen kinderen van Van Bochove leven alleen de jongste dochter en de jongste zoon nog. In november 2016 overleed een zoon en daarna in negen maanden tijd nog een zoon, een dochter en een schoondochter.

Van de 78 studenten die Van Bochove op de Theologische School had, leven er nog negen. ‘Op maandagmorgen kregen we Grieks van ds. H. Rijksen en Latijn van ds. A. Vergunst’, zegt ds. Verweij (81). ‘Dinsdag en woensdag waren hele lesdagen. Bij Van Bochove hadden we het eerst over de afgelopen zondag: waar we gesproken hadden, en hoe het was gegaan. Daarna moest er gewerkt worden. Van Bochove was goed in Gods Woord thuis en was sterk in het aanduiden van onderlinge verbanden. Tot het laatst van zijn leven spitte hij het Woord uit. Eén keer kregen we bij hem thuis les, omdat hij ziek was.’

Voor ds. J.M. Kleppe (88), die Van Bochove nog ruim een jaar als docent meemaakte, was het niet de eerste keer dat hij les van hem kreeg. ‘Op de Rehobothschool had ik hem als onderwijzer gehad. Ik kwam ook veel bij hem thuis, want ik was bevriend met zijn zoon Jan. Mijn latere vrouw kwam er ook vaak, als vriendin van dochter Nettie.

Van Bochove was een gentleman. Zijn postuur en optreden maakten indruk en zijn woord had gezag. Zijn „In de rij!” galmde over het Noordeinde.

Hij straalde autoriteit uit, maar was tegelijk eenvoudig, vriendelijk en bewogen. Op de Rehobothschool zat één kleurling, Pedro. Die had zijn vader verloren tijdens de oorlog. Als Van Bochove de klas in kwam, legde hij soms zomaar even zijn hand op Pedro’s hoofd. Van Bochove had veel kennis; ook zelfkennis. Vaderlijk, streng én mild.’


Theologische School van de Gereformeerde Gemeenten

Docenten:

Ds. A. Janse 1910 - 19..

Ds. G.H. Kersten 1910 - 1916 en 1925 - 1948†

Ds. W. den Hengst 1916 - 1926

A. van Bochove 1927 - 1968†

Ds. R. Kok *1931 - 193..

Dr. C. Steenblok 1943 - 1953

Ds. J.W. Kersten 1953 - 1960†

Ds. L. Rijksen 1953 - 1969†

Ds. K. de Gier 1960 - 1995*

Ds. A. Vergunst *1968 - 1981

Ds. J.C. Weststrate 1969 - 1974

Ds. J. van Haaren 1981 - 1983†

Ds. A. Moerkerken 1981 - 2017

Ds. P. Honkoop jr. *1986 - 1994

Ds. L. Blok *1993 - 2014*

Ds. G.J. van Aalst *1995 - 2018

Ds. P. Mulder *2014 -

Ds. G. Clements *2017 -

Hulpdocenten/vakdocenten:

Ds. A. Makkenze 1912 - 191..

J.H. den Hengst 192.. - 1927

W.P. de Jonge 192.. - 1927

Ds. R. Kok 1926 - 1931*

F. van der Vlis 1927 - 1930?

Ds. H. Rijksen 196.. - 1980

Ds. A. Vergunst 196.. - 1968*

Ds. L. Blok 1983 - 1993* en *2014 - 2017

Ds. P. Honkoop jr. 1983 - 1986*

Ds. G.J. van Aalst 1994 - 1995*

Ds. K. de Gier *1995 - 1996

Ds. M. Karens 2007 - 2008

Ds. P. Mulder 2007 - 2014*

Ds. W. Silfhout 2007 - 2013

Ds. D. de Wit 2007 -

Ds. G. Clements 2012 - 2017*

Ds. L. Terlouw 2012 - 2017†

Ds. J.M.D. de Heer 2016 -

Ds. B. Labee 2017 -

Ds. A. Schot 2018 -

*: eerst hulp- of vakdocent, daarna docent, of andersom †: tot overlijden in functie

Dit artikel werd u aangeboden door: Oude Paden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018

Oude Paden | 48 Pagina's

Meester Bochove en zijn jongens

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2018

Oude Paden | 48 Pagina's