Een lied van verwondering
“Die mij lief gehad heeft”… (Galaten 2:20)
Mijn lieve kinderen, ik voel dat het einde van mijn leven snel dichterbij komt en ik ben blij dat ik met mijn volle verstand tegenover jullie kan getuigen Wie de Heere voor mij geworden is. En ik wens van God dat jullie dezelfde dingen mogen leren. Eens hoorde ik een getuigenis van een stervende man die zei: ik heb mijn leven lang trouw de Heere gediend en Hem hartelijk lief gehad. Die woorden troffen mij. Dat durfde ik van mezelf namelijk niet te zeggen. En nog niet.
O, ik hoop toch zo dat jullie dit verstaan wat ik nu zeg. Ja, de Heere is wel al de liefde van mijn hart waardig, dat zeker. Want wat is Hij toch goed voor zo’n mens als ik ben. Jullie zien misschien wel hoog tegen je vader op en geloven vast dat ik straks de hemel zal binnen gaan. Maar ik moet je wel dit zeggen dat het voor mij een groot en eeuwig wonder zal zijn als mij een plaats daarboven wordt geschonken. O ja, ik geloof vast en zeker in de goedheid van God. Maar ik heb ook de boosheid van mijn hart leren kennen. Ik mag getuigen dat ik de liefde Gods geproefd en gesmaakt heb, maar ik heb ook geleerd dat ik van nature geneigd ben God alsmede mijn naaste te haten.
Kinderen, ik geloof dat dit het werk van de Heilige Geest is. Nee, Hij vernedert mij niet. Maar Hij is wel Degene door Wie ik mijzelf voor God ging vernederen. Ik heb bittere tranen geschreid, vooral om mijn zondig bestaan, mijn boze natuur. Maar ik weet ook van zoete tranen, daar ik juist in die vernedering voor de Heere zo Zijn liefde heb ervaren. Hij spreekt gewis tot elk die voor Hem leeft. Zijn gunstgenoot van blijde troost en vree. Je kent Psalm 85 toch wel? En tot wie spreekt de Heere van troost? Is het niet tot dezelfde die moet zeggen: Breng ons weder, o God onzes heils! Is het niet op het moment dat die vrouw in Simons huis haar schuld aan Jezus’ voeten uitweende dat de Heiland sprak: Uw zonden zijn u vergeven? Was het niet de moordenaar aan Jezus’ rechterhand die niets anders kon doen dan schuld belijden, en op dat moment de zalige beloftewoorden uit Jezus’ eigen mond hoorde: Heden zult gij met Mij in het paradijs zijn?
Ik heb zo menigmaal verkeerd over de bekering gedacht. Ik meende dat het een opgaande weg van steeds heiliger worden was. Maar ik heb een vriend, hij komt uit Heidelberg, die ik hoorde getuigen van Gods goedheid en genade in en om Christus, Gods dierbare Zoon. Hij verklaarde mij dat hij vrede bij God had door het geloof in Christus en sprak: al is het dat mij mijn geweten aanklaagt dat ik tegen al Gods geboden zwaarlijk gezondigd heb en geen enkel gebod heb gehouden, ja al is het dat ik nog steeds tot alle boosheid geneigd ben, dat God mij nochtans alles hetgeen Christus heeft gedaan mij wilde toerekenen, alsof ik nooit geen enkele zonde had gedaan, ja, als had ik zelf alles gedaan wat Christus in Zijn werk op aarde voor mij gedaan heeft! Tot die volkomen gerechtigheid vlucht ik telkens weer.
Je begrijpt, dat deze man uit Heidelberg mijn boezemvriend is geworden. Want ik kan van mezelf geen goed zeggen, wel het tegendeel. En juist dat heeft bij mij zo’n diep verlangen in mijn hart gegeven. Een verlangen om de God der zaligheid nu volkomen toe te behoren en Hem te dienen in volmaaktheid, zonder zonde, in volkomen liefde en overgave aan Zijn wil. Want, mijn dierbare kinderen, daar is bij mij hier op aarde zo weinig van terecht gekomen. Soms kan ik mezelf gruwelijk haten omdat ik van nature zo’n albederver ben. O ja, ik heb ook wel momenten gehad dat ik zingen kon: God heb ik lief. Ik heb nog een andere vriend, hij komt uit Jeruzalem, wel eens horen zingen: Ik zal U hartelijk liefhebben, Heere, mijn God! Hij maakte zulke mooie liederen, die vriend. Liederen die ik graag zing. Dus, goed begrepen? Ik durf niet iets goeds van mezelf te zeggen. Maar van mijn allergrootste Vriend, Jezus Christus wil ik geen kwaad woord horen. In plaats van te roemen: Ik heb de Heere lief gehad, roem ik met een andere vriend, eens een vervolger van Christus en Zijn gemeente nu: Die mij lief gehad heeft en Zichzelf voor mij overgegeven heeft.
Lieve kinderen, draag me straks naar het graf. En weet, ik zal er anders uitkomen dan dat ik er inga. Zondig stof daalt de aarde in, een volmaakt lichaam zal verrijzen. Door Hem, Die mij heeft liefgehad. En als ik dan Boven het lied der verwondering en aanbidding zal zingen, zingen jullie dan ook maar, hier beneden: Psalm 89 vers 8.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 2023
Bewaar het pand | 12 Pagina's