Leren op de school van Christus [28]
Deel II Zuigelingen
VIII HUN GELOOF IN DE OPSTANDING DER DODEN EN HET EEUWIGE OORDEEL
Ik heb geen lange verhandeling over de opstanding en het komende oordeel op het oog, maar wil er slechts zover op ingaan als dienstig is voor ons onderwerp, namelijk om de vorderingen bij de zuigelingen te laten zien.
Zuigelingen onderwerpen zich niet slechts voor een tijd aan de inzettingen, maar voor hun leven. Ze geloven echter ook in een ander leven, als dit aardse leven voorbij is. De tijd is slechts een voorbode en een profeet van de eeuwigheid. Ze geloven dat met een werkzaam geloof, dat hun levenswandel en levenswijze beïnvloedt, en daarmee ook een teken is dat ze vordering maken. Het geloof is op de eeuwigheid gericht. Het geloof in de opstanding veronderstelt dat we moeten sterven, en het geloof in het eeuwig oordeel veronderstelt dat de mens verantwoordelijk is voor zijn leven hier in de tijd, dat hij zal oogsten wat hij gezaaid heeft. Wie niet gelooft in een eeuwigheid hiernamaals, die gelooft voor niets en is voor niets gedoopt, zo concludeert de apostel (1 Kor. 15).
De zuigelingen in Christus bekeren zich dus niet alleen van hun dode werken, tonen niet alleen het geloof in God, onderwerpen zich niet alleen aan de inzettingen en doen de plichten, maar geloven ook in de opstanding der doden en in het eeuwige oordeel. Zij die dit niet geloven, zijn niet wedergeboren en kunnen geen zuigelingen in Christus genoemd worden. Het geloof in Jezus is voor de eeuwigheid en niet alleen voor dit leven, want anders zouden de ware christenen de ellendigste zijn van alle mensen, zoals de apostel zegt.
Welke opstanding hier bedoeld wordt.
De opstanding waarop in Hebreeën 6:2 gedoeld wordt, mogen we allereerst opvatten als de opstanding van Christus uit de dood, waardoor we wedergeboren zijn tot een levende hoop (1 Petr. 1:3). Als de apostel onze bevrijding van de verdoemenis noemt als grond voor onze blijdschap in Christus Jezus, dan voegt hij er een ‘ja, wat meer is’ aan toe, als hij het heeft over Christus’ opstanding (Rom. 8:34). En als hij aan de Korintische zuigelingen schrijft over de opstanding, begint hij met de dood en opstanding van Christus als het fundament van al het andere, en bewijst hij daaruit de algemene opstanding (1 Kor. 15:3-4, 12).
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 juli 2020
De Saambinder | 16 Pagina's