Het gekrookte riet [20]
‘Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken en het rokende lemmet zal Hij niet uitblussen’. Mattheüs 12:20a
DERDE PREDIKATIE
In vroeger tijden bereidden de mensen katoen op dezelfde manier als wij. Ze bereidden dat tot lampen. Ze legden er een lemmetje in, daar deden ze dan olie van olijven bij en staken het in brand. Dan gaf het licht. Ze deden het ook wel in het roet of in het vet. Die gewoonte kennen we nu nog als het daglicht ontbreekt. Als ze het ontstaken, dan smolt het roet. Dan was het een kaars. Naar de mate van het roet en naar de dikte van het lemmet gaf het licht.
II. Welnu, zo staat het ook met het natuurlijke lemmet. Wat is nu een geestelijk lemmet, wat is een vlaswiekje? Dit is Christus’ manier van doen. Het kwam precies overeen met de profetie van Jesaja (42:3). Die profetie wordt hier toegepast. We zullen u niet meer ophouden met de reden waarom hier een lemmetje wordt genoemd en waarom Jesaja een vlas wiekje noemt. Daar hebben we al op gelet. Daar worden bij Jesaja en in Christus’ tijd de uitverkorenen en de eerstbegin nenden in de genade onder verstaan. Zulke lemmeten worden overtuigd, verslagen, en ze schreeuwen eens uit: ‘Wat zullen wij doen?’ Zij die eens wat hoop hadden, zeggen nu: ‘Wat zal dat zijn?’ Ze worden twijfelmoedig en verkeren in hun eerste bewerkingen, veranderingen en overtuigingen des Geestes. Zo ging het in Christus’ tijd en zo gaat het nog in onze tijd en in alle tijden. Er komt twijfelmoedigheid in het hart, ze raken aan het tobben en weten niet wat ze doen zullen. Ze zuchten eens en hinken op twee gedachten. Ze zouden wel tot God willen gaan. Het zijn van die geestelijke vlaswiekjes die in hun eerste begin zijn, in hun eerste overtuigingen en roeringen. Ze hebben kleine genade.
III. Ons derde stuk is: waarom worden zulken nu bij vlaswiekjes vergeleken?
1. Die vlaswiekjes zijn gering in hun eigen oog en in het oog van de wereld. ‘Wel, wat zullen deze?’ zegt de wereld. Ze durven niets goeds van zichzelf te denken en vrezen dat alles wat ze ondervinden zal overgaan. In het oog van de wereld zijn ze een verachte fakkel (Job 12:5).
2. Al is een vlaswiekje gering, het is wel een geschikte stof om licht te geven. ‘Ik zal u nog tot een licht maken’, zegt God. ‘Al bent u een rokend lemmet, u zult uw licht nog laten schijnen’. Ach, een klein vuur, hoe een grote hoop hout steekt het aan! Let dan eens op: daarom worden ze vergeleken bij vlaswiekjes, omdat, al zijn ze klein, ze toch de juiste stof zijn om wat groots te worden.
3. Een vlaswiekje wordt geschikt gemaakt en bereid om een licht te worden. ‘U zit en schreit en bidt, vlaswiekjes’, zegt God. ‘Maar weet u dan niet dat Ik u bereid heb om een licht voor Mij te worden?’ ( 2 Kor. 5:5; 3 Tim. 1:9; 2 Petr. 1:3).
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 mei 2022
De Saambinder | 24 Pagina's