Wat vult mijn hoofd?
‘Ik vind het moeilijk om op een verantwoorde manier met mijn leven om te gaan. Er komen zoveel impulsen op me af. Het begint ’s morgens al. Ik kijk op mijn mobiel even naar het nieuws, ik lees mijn appjes, ik kijk wie gemaild heeft, ik scroll het nieuws, even Facebook, Twitter enz. Zo’n 15 minuten nadat ik ben opgestaan zit mijn hoofd al gewoon vol’.
De wereld waarin wij leven, is groot geworden. Dat is uniek. Onze blikken, communicatie, informatiemiddelen zijn niet meer beperkt tot één bepaalde ruimte. We zijn op de hoogte van ontwikkelingen en gebeurtenissen die zich waar ter wereld ook voordoen. Als de Russen een raket op een flat in Oekraïne hebben afgevuurd, weten we dat in ons land een kwartier later. We zien geschokte mensen heen en weer lopen en dat gewonden geholpen worden. De foto’s die genomen zijn van het universum, kunnen we gewoon bekijken. Inderdaad, wat zitten onze hoofden vol met binnenwereldse informatie. Kan daar nog wel iets anders bij?
Van Van Lodenstein kunnen we in zijn prekenbundel ”De heerlijk- heid van een waar christelijk leven” iets lezen over zijn visie op de levenspraktijk. Hij hield de mensen in de kerk voor: ‘Maakt uw hart ledig van de wereld, want in een aardsgezind hart kan de Heilige Geest niet wonen. Geen wereldse gedachten mogen bij u huisves- ten, want wat samenstemming heeft het licht met de duisternis?’ Wat een opdracht: Maakt uw hart ledig van de wereld. Kon dat dan in de zeventiende eeuw, de tijd waarin Van Lodenstein leefde? In die tijd waren de mensen ook intensief bezig met hun dage- lijkse leven. De zorgen waren groot: met regelmaat brak de pest uit, de kindersterfte was hoog, het was over het algemeen koud in deze zogenaamde kleine ijstijd. Hoe vol zaten de harten niet met zorgen die te maken hadden met overleving. Van Lodenstein wist dit heel goed. En toch zei hij: Maakt uw hart ledig van de wereld. Was die opdracht niet onlogisch? De oudvader wilde met dit advies de mensen ervan doordringen dat ze prioriteiten moesten stellen. In het ver- volg van zijn preek zei hij: ‘Die een vriend der wereld wil zijn, wordt een vijand van God gesteld’. Het is volgens hem het een of het ander.
Oefeningen
Een andere oudvader, Theodorus à Brakel, heeft een boek geschreven over het berei- ken van dit hoge doel. In dat werk ”Trappen des geestelijken levens” komt het woord ‘oefeningen’ vaak voor. Hij stimuleerde ‘oefeningen’ in het geestelijke leven. Met het woord ‘trappen’ in de titel gaf hij aan dat er sprake kan zijn van geleidelijke opwas. Die voortgang duidde hij aan met de woorden kinderen, jongelingen en vaders in Christus.
Zijn boek is geschreven in de vorm van een samenspraak tussen een vader en zijn zoon. De zoon stelt vragen, de vader beantwoordt die. Uit de gesprekken blijkt dat de vader vaak meer keren op een dag zijn oefeningen hield. De zoon vroeg bijvoorbeeld hoe de oefening in de avond was. Vader antwoordde dat zijn diepste oefening in de morgen was. Toen ervoer hij de hoogste en bijzonderste genade. Zelfonderzoek was een vast onderdeel van de oefeningen. ‘Daarop onderzocht ik mijn hart waar ik die dag niet goed in gedaan had en gestruikeld was en bad dan met aanhouding om vergeving’. Vader besefte wel dat niet iedereen zo veel tijd per dag aan geestelijke oefeningen kon besteden: ‘Velen moeten van de vroege morgen tot de late avond werken, ’s avonds zijn hun lichamen moe, zij moeten lange tijd hebben om uit te rusten’. Het valt op dat À Brakel zichzelf niet als norm stelde. Hij hield rekening met prakti- sche en alledaagse omstandigheden.
De kern van deze oefeningen ligt in de versterking van het geestelijke leven. Ook zijn zoon Wilhelmus legde daar in delen van zijn omvangrijke populaire dog- matiek ”Redelijke Godsdienst” de nadruk op. Het was noodzakelijk om onderscheid te maken tussen schijn-, wonder-, tijdge- loof en het waar zaligmakende geloof dat om de verdienste van de Heere Jezus zon- daren geschonken wordt. Dat onderzoek maakte een wezenlijk onderdeel uit van het innerlijke leven.
Wat vult mijn hoofd? Die vraag, die des- tijds ook actueel was, stelden vader en zoon À Brakel, Van Lodenstein en vele anderen. Hellenbroek vatte in één zin deze gezindheid kernachtig samen: ‘Leer van alles wat van uzelf is, klein te denken: eigen gerechtigheid en bekwaamheid als niets te achten’. In een van zijn gedichten verwoordde Van Lodenstein dit als volgt:
Heiligt mij, Heiligt mij:
Ik moet Jesu, zijn als Gij.
Heiligt mij, Heiligt mij:
Ik moet heilig zijn als Gij.
(wordt vervolgd)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 2022
De Saambinder | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 september 2022
De Saambinder | 24 Pagina's