Fundament
Een fundament is de grondslag, de basis van iets. Letterlijk is het de constructie waarop iets steunt: het metselwerk in de grond waarop een gebouw wordt opgetrokken.
Zo moest de tempel een degelijk fundament hebben. We lezen er bijvoorbeeld van in de profetie van Haggaï. De profeet verhaalt van de misoogsten in die tijd. Die werden wel toegeschreven aan natuurplagen, maar de HEERE zegt dat Hij dit alles bewerkte opdat het volk hierdoor tot inkeer zou komen. Haggaï doet een dringende oproep zich tot God te keren en zich opnieuw met toewijding bezig te houden met het herstelwerk van Gods huis: ‘Stelt er toch uw hart op, van dezen dag af en opwaarts; van den vier en twintigsten dag der negende maand af, van den dag af als het fundament aan den tempel des HEEREN is gelegd geworden, stelt er uw hart op’ (Haggaï 2:19).
Twee bouwers
Van een fundament is ook sprake in de gelijkenis van de wijze en de dwaze bouwer. Doordat hier sprake is van een gelijkenis krijgt ook het fundament (de steenrots) een figuurlijke betekenis. Twee bouwers worden naast elkaar gezet. Ze vertonen veel overeenkomst. Beiden zijn ervan overtuigd: we moeten een dak boven ons hoofd hebben. En zo hebben ze beiden een plan opgevat. Ze maken een bestek voor de bouw van een huis. Ze gaan beiden aan het werk. Ze komen ook beiden klaar met dat werk. Op het eerste gezicht is er dus veel overeenkomst. En toch is er een groot fundamenteel verschil: dat verschil zit in de grond, in de diepte. Het ene huis heeft een fundament, het andere niet. De wijze bouwer (een voorzichtig man!) heeft een fundament gelegd. Maar de ander heeft dat niet gedaan.
Dus de één wordt 'voorzichtig' ge - noemd. Wat betekent dat? Dat doelt hierop: verstandig, met een vooruitziende blik. Want die man denkt: ik kan nu wel een huis bouwen, maar dat moet vaststaan; het moet stormen, winden en watervloeden kunnen verdragen. En vandaar dat hij eerst de diepte ingaat. Hij gaat graven en verdiepen. Daarna pas de hoogte in! Het is zwaar werk. Met zijn spade moet hij graven, al dieper en dieper. Het is een werk van bukken en buigen, totdat hij de steenrots bereikt, de onwankelbare rotsbodem.
Gegrond
En de dwaze bouwer? Die spit en graaft en verdiept niet. Hij denkt niet over een fundament. Hij begint gelijk te bouwen. Hij is snel klaar. En dan wordt het werk beproefd: er komt een hoge vloed. We lezen over slagregens, waterstromen en winden! Maar het huis van de wijze bouwer houdt het. Het staat vast. Het is gegrond op de steenrots. En dat van de dwaze bouwer? Zijn huis stort krakend in elkaar. Het is gevallen en zijn val was groot. Zand houdt geen stand! De weg naar het fundament is dus de weg van graven en verdiepen. Welnu, dat fundament is Christus. Waarom ligt Hij zo vast? Omdat Hij vastligt in de eeuwigheid. Die Steenrots ligt vast in God Zelf.
wordt vervolgd
In Gods Woord komen veel woorden voor in hun letterlijke betekenis, maar soms hebben die een figuurlijke betekenis. In dat geval is er sprake van beeldspraak. Zo’n woord wordt wel een metafoor genoemd. In deze rubriek een aantal voorbeelden daarvan.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juli 2024
De Saambinder | 20 Pagina's