De heilige oorlog (65)
Blijdschap in de nacht
De Prins heeft verschillende tekenen van Zijn onverdiende liefde aan de burgemeester en de secretaris van Mensziel en de heer Vastewil geschonken, nadat ze als verlorenen tot Hem waren gegaan. Hun harten worden vervuld met grote wederliefde. De grote veranderingen die bij hen hebben plaatsgevonden, worden opgemerkt door de wachtende burgers van de stad.
Bij de Oorpoort
Zodra de mannen bij de Oorpoort aankomen, kunnen de inwoners het niet laten om een kreet te laten horen. Het klinkt zo luid, dat de kapiteins van de Prins haastig komen aanlopen. Maar wie kan het de arme burgers van Mensziel kwalijk nemen dat ze zo’n lawaai maken? Ze meenden dat hun vrienden gedood waren en het lijkt nu alsof ze uit de dood zijn opgestaan. Dat gevoel hebben ze nu hun bestuurders verschijnen met zoveel pracht en praal. Ze dachten aan niet anders dan doodstraf, maar zien nu vreugde, blijdschap en troost, vergezeld van heerlijke muziek. Het is allemaal voldoende om een zieke van het ene op het andere moment gezond te maken.
Als de burgemeester, de secretaris en de heer Vastewil bij de stad aankomen, worden ze door de inwoners van Mensziel begroet: ’Welkom, welkom! Gezegend is Hij Die jullie heeft gespaard!’
De boodschap
De burgers vragen daarna: ’We zien dat het met jullie goed afgelopen is, maar hoe zal het aflopen met de stad Mensziel? Komt het ook goed met onze stad?’ De secretaris, de heer Geweten, en de burgemeester, de heer Verstand, antwoorden: ’O, blijde boodschap! Goede tijding van ware en grote vreugde voor Mensziel!’ Er wordt, net als eerder, weer luid gejuicht, waardoor de aarde beeft.
De stadsbewoners vragen naar de bijzonderheden van wat er in het legerkamp heeft plaatsgevonden en welke boodschap voor de stad ze hebben meegekregen van Prins Immanuël. De burgers verwonderen zich over de wijsheid en de genade van Prins Immanuël als ze horen wat de drie mannen in het kamp is overkomen en alles wat de Prins aan hen heeft gedaan. De mannen vertellen ook wat de Prins aan de stad schenkt. De stadssecretaris roept uit: ’Vergeving, vergeving, vergeving voor Mensziel! De hele stad zal dit weten!’ Hij gebiedt de aanwezige burgers alle inwoners van Mensziel op te roepen de volgende dag op de markt bijeen te komen. Daar zal hij de vergeving bekendmaken.
Een nacht vol blijdschap
Aan alles is te zien dat er grote veranderingen in Mensziel hebben plaatsgevonden. Van vreugde kan niemand in Mensziel die nacht slapen. In elk huis is blijdschap en vrolijkheid en klinkt muziek en gezang. Overal is men vol van het geluk van Mensziel. Men roept elkaar toe: ’O, we zullen als de zon opkomt en de morgen aanbreekt nog meer horen! Wie vermoedde gisteren wat ons vandaag zou overkomen? Wie heeft durven denken dat de gevangenen, die met ijzeren kettingen geboeid waren, met gouden halskettingen zouden terugkeren? Zij, die zichzelf waardig keurden door de Rechter veroordeeld te worden, zijn door Hemzelf vrijgesproken. En dat niet omdat ze onschuldig waren, maar omdat de Prins hen genadig was. Hij heeft ze met fluiten en trommels terug gestuurd naar de stad. Is dit de gewone manier van handelen door vorsten? Bewijzen ze dit soort gunsten aan verraders? Nee, dit is alleen het werk van Koning El-Schaddaï en Immanuël, Zijn Zoon!’
De dag breekt aan
Bunyan laat verwondering en blijdschap in de ziel zich afwisselen. Hoewel de officiële bekendmaking van vergeving nog niet heeft plaatsgevonden, zijn de voorsmaken daarvan al zo groot, dat de duisternis als het ware tot licht wordt. De mond kan niet zwijgen en loopt over van lofzangen.
Geen ziekte meer
De veranderingen in de ziel worden samengevat in de tekst die in de Engelse uitgave wordt genoemd: En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek; want het volk dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben (Jes. 33:24). Deze tekst wordt vaak gebruikt in verband met het hemelleven. De kanttekenaren denken echter ook aan de Kerk op aarde, ’de stad Jeruzalem, te weten de christelijke kerk’, waar de Heere al de gebreken heelt en de misdaden van de Zijnen vergeeft en sterk en wakker (= dapper) maakt (zie kantt. 95, 96 en 97).
Goede tijding
De boodschap die in de oren van de ziel klinkt is een boodschap van goede en blijde tijding. Een goede tijding uit verren lande is als koud water op een vermoeide ziel (Spr. 25:25). Het was een blijde boodschap, die de herders in de velden van Efratha hoorden: Vreest niet, want zie, ik verkondig u grote blijdschap, die al den volke wezen zal (Luk. 2:10). De kanttekenaren schrijven bij de woorden ’verkondig u grote blijdschap’: ’evangeliseer, dat is, verkondig blijde tijding’. In de inleiding op het Bijbelboek Matthéüs wordt gezegd dat het woord ’euangelion’ een Grieks woord is, wat een goede of blijde boodschap betekent, Luk. 2:10, met welke naam in de Heilige Schrift, vooral in het Nieuwe Testament, bedoeld wordt de leer die de profeten en apostelen verkondigd hebben van de verlossing van de mens en van de eeuwige zaligheid, door de Heere Jezus verdiend. Daarom wordt het Evangelie gesteld tegenover de wet. De donder van de wet is geen blijde tijding, maar een ontzettend oordeel voor degenen die de wet niet volbrengen. Maar ook bij Bunyan is het niet alleen wet of alleen Evangelie. Duidelijk heeft hij laten zien dat het Evangelie pas echt een blijde boodschap is nadat door de wet de ziel overtuigd is van zijn verloren staat. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus (Gal. 3:24). Zo behoort iedere dienaar van Gods Woord een evangelist te zijn. Wat een wonder als daarbij het oog geslagen mag worden op de grote Evangelist, Christus Zelf: Ik, de Eerste, zeg tot Sion: Zie, zie ze daar; en tot Jeruzalem: Ik zal een Blijde-boodschapper geven (Jes. 41:27, zie ook kantt. 84).
Duisternis tot licht
Vele donkere nachten zijn voorbijgegaan. Nachten vol klachten: Ik ben moede van mijn zuchten; ik doe mijn bed den gansen nacht zwemmen; ik doornat mijn bedstede met mijn tranen (Ps. 6:7). Er lijkt niets anders dan ongedierte in en buiten het hart rond te zwerven: Gij beschikt de duisternis, en het wordt nacht, in denwelken al het gedierte des wouds uittreedt (Ps. 104:20). Maar nu is het anders geworden: Den oprechten gaat het licht op in de duisternis (Ps. 112:4). Maar de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn, het gebed tot den God mijns levens (Ps. 42:9). Te middernacht sta ik op om U te loven (Ps. 119:62a). Er kan niet meer gezwegen worden.
’k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht. (Ps. 42:5)
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 januari 2021
De Wachter Sions | 12 Pagina's