Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 207

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 207

Hoofdstuk 31 Dood in de zonde (1)

6 minuten leestijd

Daarom zegt Hij: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten. Éfeze 5:14

Deze tekst stelt ons de ellendige en beklagenswaardige staat voor ogen van mensen die niet wedergeboren zijn. Zij zijn in de macht van de geestelijke dood; dat veroorzaakt alle andere ellendigheden, en daardoor komt alle andere ellende binnen. Dan zal ik van hieruit eerst laten zien hoe jammerlijk en ellendig de staat is van degenen die Jezus Christus niet aan hun ziel toepassen.

De apostel wil er in de context bij de gelovigen op aandringen dat ze behoedzaam en heilig zullen leven, om te wandelen ’als kinderen des lichts’. Deze vermaning is neergelegd in vers 8, en wordt in de verzen die volgen met verscheidene argumenten beklemtoond.

Het eerste argument is dat heilige beginselen heilige vruchten en een heilige levenswandel moeten voortbrengen (vs. 9, 10).

Het tweede is de overtuigende kracht van de praktijk der godza­ ligheid, die op het geweten van de goddelozen wordt geoefend (vs. 11- 13). Die kracht boezemt hun geweten ontzag in en overtuigt hen.

Het derde is dat zo’n wandel samengaat met het verheven doel en oogmerk van de Schriften om mensen door de wedergeboorte te wekken uit de diepe geestelijke slaap, of liever: de geestelijke dood, waarin de zonde hen heeft gebracht.

Dit is het thema van de tekst: Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.

Er is een klein probleem als het gaat over de vraag waarnaar deze woorden verwijzen. Sommigen denken aan Jesaja 26:19: …waakt op en juicht, gij die in het stof woont; anderen denken aan Jesaja 60:1: Maak u op, word verlicht, want uw Licht komt. Het meest waarschijnlijke is evenwel dat de woorden niet naar deze of die afzonderlijke tekst verwijzen, maar naar het doel en oogmerk van de gehele Schrift. De Schrift werd geïnspireerd en geschreven met het verheven doel dat de ziel uit de staat van geestelijk dood-zijn tot leven zal worden gewekt.

Daarin moeten we de volgende drie dingen afzonderlijk beschouwen: Het eerste. De ellendige staat van hen die niet wedergeboren zijn: zij slapen en zijn dood.

Het tweede. Hun plicht, en die is dat zij zullen ontwaken en uit de doden zullen opstaan.

Het derde. De kracht die hen daartoe in staat stelt: Christus zal over u lichten.

Het eerste: De ellendige staat van hen die niet wedergeboren zijn, voorgesteld in het beeld van de slaap en de dood. Beide woorden bedoelen hetzelfde te zeggen, ook al is er enig verschil in betekenis. De onherboren wereld, de wereld zonder Christus, is in een diepe slaap. Er is een geest van sluimering, ongevoeligheid en zelfverzekerdheid over de mensen gekomen, ook al staan zij rechtstreeks bloot aan eeuwige toorn en ellendigheid, en kunnen zij elk moment in de hel vallen. Het is als met iemand die vast ligt te slapen in een huis dat in brand staat. Terwijl de verterende vlammen om hem heen zijn, vermaakt zijn fantasie zich in de een of andere aangename droom. Een ziel die niet wedergeboren is, vertoont daarmee een levendige gelijkenis.

Toch heeft iemand die slaapt het onbeschadigde beginsel van leven helemaal in zich, ook al zijn zijn zinnen gebonden en zijn in hem de levenshandelingen door de slaap onderbroken. Opdat we niet zouden denken dat mensen die niet wedergeborenen zijn, alleen maar slapen, wordt het woord met opzet gevarieerd: over degenen van wie wordt gezegd dat ze slapen, wordt ook met nadruk gezegd dat ze dood zijn. Dat bedoelt ons te zeggen dat de daden en de oefening van het beginsel van geestelijk leven niet eenvoudigweg worden opgeschort, maar dat die geheel en al ontbreken - en dát is de ellende van een mens die niet wedergeboren is.

Het tweede. Hier hebben wij de plicht van iemand die niet wedergeboren is. Die plicht is dat hij uit zijn slaap zal ontwaken en opstaan uit de doden. Dáárom moet het hem vooral gaan. Geen plicht in de wereld is noodzakelijker en belangrijker voor hem dan deze. Strijdt om in te gaan, zegt Christus, door de enge poort (Luk. 13:24). De volgorde van deze plichten is een heel natuurlijke: eerst ontwaken, dan opstaan. Krachtige en alarmerende overtuigingen maken de weg vrij voor geestelijk leven. Zolang God ons niet doet ontwaken door ons van onze ellende te overtuigen, zullen we er nooit toe bewogen worden op te staan en tot Christus te gaan om genezing en veiligheid.

Het derde. Maar, zegt u, als iemand die niet wedergeboren is, dood is, wat voor zin heeft het dan hem ertoe te bewegen op te staan? De vermaning veronderstelt nu juist enige kracht of bekwaamheid in degene die niet is wedergeboren, en dan is het tevergeefs dat men hem gebiedt op te staan. Dat probleem wordt in deze tekst opgelost: hoewel het onze plicht is, komt de kracht van God. God beveelt in Zijn Woord datgene wat alleen Zijn genade kan volbrengen: Christus zal over u lichten. Pausgezinde verklaarders bouwen de toren van de vrije wil altijd op deze tekst, en wel met een heel zwak argument dat ontleend is aan de volgorde waarin de dingen hier worden genoemd - en dat is maar een heel zwak fundament om op te bouwen. Het is immers in de Schrift heel gebruikelijk om het gevolg eerst te noemen, en de oorzaak daarna. Zoals het hier staat, staat het ook in Jesaja 26:19: …waakt op en juicht, gij die in het stof woont.

Met dit meningsverschil wil ik echter hier mijn betoog niet ingewikkeld maken. Wat ik bedoel te zeggen, staat duidelijk in de woorden van de leerstelling: Elke ziel die zonder Christus is, ligt onder de macht van de geestelijke dood; zij is in de staat van de dood.

In de Schrift worden heel veel getuigenissen omtrent deze waarheid gegeven. Éfeze 2:1 en 5: U heeft Hij mede levend gemaakt, daar gij dood waart door de misdaden en de zonden. Kolossenzen 2:13: Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem - samen met veel andere teksten die hetzelfde betekenen.

Ik zal in deze preek de stof als volgt behandelen:

Het eerste. Ik zal u laten zien in welke zin er van mensen die zonder Christus zijn, van mensen die niet wedergeboren zijn, wordt gezegd dat ze dood zijn.

Het tweede. Wat is de staat van het geestelijk dood-zijn?

Het derde. Waaruit blijkt dat alle mensen die niet wedergeboren zijn in deze droevige staat verkeren? Daarna zal ik dat toepassen.

(wordt vervolgd)

© 2008 Den Hertog B.V. Houten.

Geschonken genade

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's

Over de toepassing van het heil - John Flavel (ca. 1630-1691) - 207

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 2021

De Wachter Sions | 12 Pagina's