Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

30. De ondergang van Absalom

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

30. De ondergang van Absalom

David, de man naar Gods hart

5 minuten leestijd

Toen David in het Overjordaanse aankwam, ging hij zich spoedig gereedmaken voor de komende strijd met zijn eigen zoon Absalom. Hij verdeelde zijn leger in drie gedeelten: een derde deel onder Joab, een derde deel onder Joabs broer Abísaï, en een derde deel onder Ithai, de Gethiet. De koning was van plan om ook zelf aan de strijd deel te nemen. Maar dat wilde het volk beslist niet hebben. ‘Nee koning, u moet niet meegaan, want het is uw tegenstander niet zozeer om ons, maar vooral om u te doen. We moeten er niet aan denken dat u in de strijd omkomt. Als dat gebeurt, is alles verloren!’

Koning David luisterde naar hun raad en besloot om met een legertje in de stad Mahanáïm achter te blijven om, als de nood aan de man kwam, hen eventueel te hulp te komen. Daarna stelde hij zich op tussen de buiten- en de binnenpoort en groette de naar de oorlog vertrekkende manschappen, terwijl hij Joab, Abísaï en Ithai uitdrukkelijk op het hart bond: Handelt mij zachtkens met de jongeling, met Absalom (2 Sam. 18:5a). Hij riep het ze toe met luide stem, want al het volk hoorde het, als de koning al de oversten van Absaloms zaak gebood (vers 5b). Het was alsof hij er een voorgevoel van had dat zijn zoon Absalom de oorlog zou gaan verliezen en daarom drukte hij zijn drie bevelhebbers op het hart in ieder geval zijn zoon Absalom te sparen.

Hierna ontbrandde een hevige strijd tussen het leger van David en dat van zijn zoon Absalom. In die strijd werden Absalom en de zijnen verslagen en kwamen er maar liefst twintigduizend mannen van hen om het leven. Niet alleen verloren velen in de strijd het leven, maar we lezen: En het woud verteerde meer van het volk dan die het zwaard verteerde te dienzelven dage (vers 8). Hoe dat gebeurde, vertelt de Bijbel niet. Er wordt wel gedacht aan de lijmputten in het woud waarin velen smoorden, alsook aan de wilde dieren die er velen verscheurden. Tijdens de hevige strijd maakten de over - levenden dat ze wegkwamen en ook Absalom ging er op zijn muilezel zo snel mogelijk vandoor.

Tijdens zijn vlucht reed hij onder de dichte takken van de eikenbomen door en zijn lange haren raakten vast aan één van de lage takken. Als een hulpeloze en weerloze man bleef hij tussen hemel en aarde hangen. Een knecht van David zag het en gaf het Joab te kennen. Die sprak verontwaardigd: ’Waarom heb je hem dan niet gedood? Ik had je daarvoor beloond!’ Maar de knecht antwoordde: ‘Ik zou het niet gedurfd hebben, want koning David heeft uitdrukkelijk bevolen zijn zoon te sparen.’ Joab wilde niet langer met hem praten, informeerde waar de weerloze Absalom zich bevond, ging erheen en stak drie pijlen in zijn lichaam. Daarna sloegen tien knechten van hem Absalom dood. Meteen blies Joab op de bazuin als teken dat David de oorlog gewonnen had.

Intussen werd Absaloms dode lichaam in een kuil begraven en overdekt met grote stenen. Hij, die al tijdens zijn leven voor een eigen graf had gezorgd, kreeg nu een schandelijke begrafenis. Hoe achtervolgde het oordeel van de Heere de goddeloze prins. Zijn haar, waarmee hij zo gepronkt had, werd een aanleiding tot zijn dood, terwijl hij, die er niet voor terugdeinsde zijn vader te hebben willen vermoorden, ondervond wat we lezen in Spreuken 20:20: Maar wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis.

De bekende priesterzoon en boodschapper Ahimaäz wilde Absaloms dood meteen aan David gaan vertellen, maar Joab vond het beter dat de Arabier Cuschi dat zou doen. Terwijl die op weg ging, haalde Ahimaäz, die aan Joab opnieuw had gevraagd boodschapper te mogen zijn, hem via een korte re weg in en kwam als eerste boodschapper in Mahanáïm aan. Terwijl David tussen de binnen- en buitenpoort verkeerde in afwachting van het verloop van de oorlog, riep de poortwachter: ‘Ik zie in de verte Ahimaäz aankomen!’ ‘Dat is een goed man, hij zal met een goede boodschap komen,’ antwoordde David. Bij de koning aangekomen, vertelde Ahimaäz dat Absaloms leger verslagen was. ‘Maar weet je ook hoe het met Absalom is afgelopen?’ vroeg de koning. Inderdaad wist Ahimaäz dat, maar ontwijkend antwoordde hij: ‘Ik zag Joab en heel wat mensen bij elkaar staan, maar verder weet ik niets.’ Blijkbaar wilde hij aan de koning het droevige nieuws niet vertellen.

Toen kort daarna Cuschi bij de koning kwam, deelde hij hem onomwonden mee dat Absaloms leger was verslagen en dat ook Absalom in de strijd was omgekomen. Toen keerde David huilend naar de opperzaal van de poort terug, al maar uitroepend: Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Absalom! Och, dat ik, ik voor u gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon! (vers 33). Behalve het natuurlijke verlies van zijn zoon, zal de koning vooral getreurd hebben over ‘zijn eeuwige ondergang’, merkt kanttek. 51 op. De koning huilde zo erg over het verlies van zijn zoon Absalom, dat hij helemaal vergat zijn terugkerend leger met blijdschap te begroeten. Zijn droefheid zette een domper op het hele volk. We lezen in 2 Sam. 19:2: Toen werd de verlossing te dienzelven dage het ganse volk tot rouw, want het volk had te dienzelven dage horen zeggen: Het smart de koning over zijn zoon. Ongemerkt en zonder enig vreugdeteken keerden de overwinnaars naar Mahanáïm terug.

Davids gedrag was bevelhebber Joab een doorn in het oog. Verontwaardigd ging hij naar de koning toe en sprak: ‘Waarom verwelkomt u ons leger niet met blijdschap? Uw mensen hebben hun leven voor u in de weegschaal gesteld, maar het blijkt dat Absalom bij u méér in tel is dan ons hele volk! Kom, sta op en spreek de teruggekeerde mensen toe, anders zou het kunnen gebeuren dat zij u zullen verlaten en dan zult u meer ellende beleven dan u tot nog toe ondervonden hebt. En dit zal u kwader zijn dan al het kwaad dat over u gekomen is van uw jeugd aan tot nu toe (vers 7).’ Na die woorden vermande de koning zich, stond op en zette zich in de poort om de overwinnaars te begroeten en hen te bedanken voor de overwinning op Absalom.

De HEER’ wild’, op mijn kermen,

Zich over mij ontfermen;

Hij heeft mijn stem verhoord;

De HEER’ zal, op mijn smeken,

Geen hulp mij doen ontbreken;

Hij houdt getrouw Zijn woord (Ps. 6:9).

(Volgende keer D.V. 31. Nieuwe moeilijkheden)

Dit artikel werd u aangeboden door: https://www.gergeminned.nl

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 2025

De Wachter Sions | 12 Pagina's

30. De ondergang van Absalom

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 april 2025

De Wachter Sions | 12 Pagina's